Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Circuit Court in Katowice(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
cumulative judgement of the Circuit Court of Katowice of 22nd December 2016, reference V K 224/16.
4. Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest)
hierna: Hof van Justitie) inzake de onafhankelijkheid van Poolse rechters in relatie tot – onder meer – de uitvaardiging van een EAB. In het kader van de eerste van de drie prejudiciële vragen heeft de rechtbank in rechtsoverweging 16 en 17 het volgende overwogen:
16. De rechtbank leidt uit deze rechtspraak over de eis van onafhankelijkheid in het kader van Kaderbesluit 2002/584/JBZ, artikel 19, eerste lid, tweede alinea, VEU en artikel 47, tweede alinea, Handvest af, dat een gerecht dat een EAB uitvaardigt moet voldoen aan de eisen van een effectieve rechterlijke bescherming/een daadwerkelijke rechtsbescherming, hetgeen het bestaan van regels eist die bescherming bieden tegen druk of beïnvloeding van buitenaf die de onafhankelijkheid van zijn oordeelsvorming in de aan hem voorgelegde zaken in gevaar zouden kunnen brengen.
17. Een gerecht dat een EAB heeft uitgevaardigd, moet in de opvatting van de rechtbank ook na die uitvaardiging blijven voldoen aan die eisen. De taken die een dergelijk gerecht in die fase verricht – zoals het op verzoek van de uitvoerende rechterlijke autoriteit of eigener beweging verstrekken van aanvullende gegevens (artikel 15, tweede en derde lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ), het verstrekken van een garantie over de detentieomstandigheden of het in ontvangst nemen van de overgeleverde persoon – zijn in de opvatting van de rechtbank aan de uitvaardiging van dat EAB “inherent verbonden taken” bij de uitvoering waarvan de uitvaardigende rechterlijke autoriteit onafhankelijk moet op treden (zie overweging 12). Zulke taken “vallen” bovendien “op het gebied van het Unierecht” (zie overweging 15), zodat bij de uitoefening van die taken voldaan moet zijn aan de eisen van daadwerkelijke rechtsbescherming en dus aan de eis van onafhankelijkheid.
5.Heropening van het onderzoek
7.Beslissing
SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd in afwachting van de antwoorden van het Hof van Justitie van de Europese Unie op de prejudiciële vragen die zijn gesteld in de uitspraak van 31 juli 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020: 3776);