ECLI:NL:RBAMS:2020:5313

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
13/751358-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van artikel 12 OLW in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 13 oktober 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Polen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 29 april 2020. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Tijdens de zitting was de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L.M.F. Aarts, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd, omdat zij meer tijd nodig had om te beslissen over de overlevering. In het EAB werd verwezen naar een cumulatief vonnis van de District Law Court in Świdnica, dat was gebaseerd op meerdere onderliggende veroordelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij de zittingen die leidden tot de veroordelingen, en dat er geen garanties waren verstrekt zoals vereist door artikel 12 OLW.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat niet voldaan is aan de vereisten van artikel 12 OLW, en heeft de overlevering geweigerd. Dit besluit is genomen in het licht van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de bevoegdheid van de Poolse autoriteiten om EAB's uit te vaardigen. De rechtbank heeft benadrukt dat aanvullende informatie niet langer zal worden opgevraagd, en dat de overlevering om proceseconomische redenen wordt geweigerd. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Vegter, voorzitter, en mrs. Ch.A. van Dijk en L.Z. Achouak El Idrissi, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. A.T.P. van Munster.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751358-20
RK nummer: 20/3749
Datum uitspraak: 13 oktober 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 29 april 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 februari 2020 door
the Circuit Law Court in Świdnica(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1980,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
wonende op het adres: [adres verdachte] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 oktober 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L.M.F. Aarts, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
Combined judgment (cumulative sentence)van
the District Law Court of Swidnicavan 6 december 2017 met kenmerk: II K 550/17. Het volgende is daarbij vermeld in onderdeel B:
In the decision rendered on the basis of Art.65 §2 of the Criminal Enforcement Code (k.k.w.) on the 9th of October 2018, file ref. Il Ko 1320/18, that same Court ordered the execution of the substitute penalty of deprivation of liberty of 358 days in place of the cumulative penalty of restriction of liberty for 2 years imposed on the subject under the above-mentioned combined judgment. The decision became final and legally valid on the 13th of November 2018.
Uit onderdeel E van het EAB volgt dat aan het verzamelvonnis van 6 december 2017 de volgende onderliggende vonnissen ten grondslag liggen:
  • Een vonnis van
  • Een vonnis van

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Met de raadsvrouw en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 12 OLW.
De rechtbank is van oordeel dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een cumulatief vonnis, gebaseerd op een aantal onderliggende veroordelingen, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandelingen op de zitting die tot de veroordelingen hebben geleid, en die - kort gezegd - zijn gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan. Een garantie zoals bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is niet verstrekt.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd.
De officier van justitie heeft meegedeeld bekend te zijn met het feit dat de rechtbank in Poolse overleveringsprocedures niet alle zaken aanhoudt, maar in sommige zaken de overlevering weigert op basis van artikel 12 OLW. Zij vindt dit niet juist, omdat het EAB op dit moment nog niet inhoudelijk kan worden beoordeeld, gelet op de prejudiciële vragen die zijn gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie met betrekking tot de bevoegdheid van de Poolse uitvaardigende justitiële autoriteit om EAB’s uit te vaardigen. Volgens de officier van justitie moeten de antwoorden daarop worden afgewacht.
De rechtbank wijst naar punt 6 van haar uitspraak van 18 augustus 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020:4032) en herhaalt daaruit de volgende passages:
Gelet op de eerste prejudiciële vraag zal in beginsel geen beoordeling van de toelaatbaarheid van de overlevering op basis van het voorliggende EAB plaatsvinden en zal de rechtbank in beginsel geen beslissing nemen over eventueel gevoerde verweren. De reden hiervoor is dat de status van de informatie die door de uitvaardigende justitiële autoriteit in het EAB of nadien is verstrekt, voorwerp van de prejudiciële vragen is (immers, bij het verstrekken van dergelijke informatie is onafhankelijkheid vereist).
Op deze gang van zaken maakt de rechtbank één uitzondering. Als de rechtbank (mede) op basis van de door de uitvaardigende rechterlijke autoriteit reeds verschafte informatie concludeert dat één van de weigeringsgronden als bedoeld in de artikelen 2, 6-10, 12-13 en 26, vierde lid OLW juncto artikel 28, tweede lid, OLW van toepassing is, althans dat die informatie de toepasselijkheid van een dergelijke weigeringsgrond niet uitsluit, dan zal zij om proceseconomische redenen de overlevering weigeren.
Voor de goede orde wijst de rechtbank er op dat aanvullende informatie, gelet op de prejudiciële verwijzing, vooralsnog niet langer zal worden opgevraagd.
De rechtbank is van oordeel dat in onderhavige zaak sprake is van de hiervoor genoemde uitzondering. De rechtbank zal de behandeling van de zaak daarom niet aanhouden maar de overlevering om proceseconomische redenen weigeren op grond van artikel 12 OLW.

5.Toepasselijke wetsbepaling

Artikel 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Law Court in Świdnica, Polen.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en L.Z. Achouak El Idrissi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier.
en uitgesproken ter openbare zitting van 13 oktober 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.