ECLI:NL:RBAMS:2020:5213

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
8179970 CV EXPL 19-24529
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van kredietovereenkomst wegens niet-nakoming van informatieverplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen International Card Services B.V. (eiseres) en een gedaagde die niet is verschenen. De zaak betreft een kredietovereenkomst voor een creditcard die door de gedaagde is aangegaan. Eiseres heeft gesteld dat de gedaagde zijn verplichtingen niet is nagekomen door het openstaande saldo niet tijdig terug te betalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de kredietovereenkomst niet voldoet aan de wettelijke vereisten, omdat eiseres haar wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen niet is nagekomen. Dit leidde tot de ambtshalve vernietiging van de kredietovereenkomst op grond van artikel 3:40 lid 2 BW. De kantonrechter oordeelde dat de kosten die door eiseres in rekening zijn gebracht, zowel in absolute als in relatieve zin niet als onbetekenend kunnen worden aangemerkt. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van € 2.008,00 aan eiseres, na aftrek van reeds in rekening gebrachte rente en kosten. Eiseres is daarnaast in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8179970 CV EXPL 19-24529
vonnis van: 30 oktober 2020
fno.: 393
vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
de besloten vennootschap International Card Services B.V.
gevestigd te Amsterdam
eiseres
gemachtigde: voorheen mr. R.A. van Weelderen,
thans mr. C.W.M. Lieverse en mr. M.J. Bosselaar
t e g e n
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
niet verschenen

1.VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 24 april 2020 is een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis heeft eisende partij een akte ingediend.
Gedaagde partij heeft niet gereageerd.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

2.GRONDEN VAN DE BESLISSING

2.1.
Hetgeen bij tussenvonnis is overwogen wordt hier als ingelast beschouwd.
2.2.
Eisende partij stelt bij akte het volgende (kort weergegeven en voor zover van belang).
2.3.
Partijen hebben op 30 november 2017 in een filiaal van ABN AMRO een overeenkomst met betrekking tot een betaalpakket gesloten, dat bestaat uit een betaalrekening en een ABN AMRO creditcard bij ICS (hierna: de Card). ABN AMRO heeft de aanvraag van de Card naar eisende partij gestuurd. De creditcard overeenkomst tussen ICS en gedaagde partij is vervolgens op afstand tot stand gekomen. Bij brief van 7 december 2017 is de aanvraag, na beoordeling, goedgekeurd en de bestedingslimiet van de Card vastgesteld op € 2.500,00.
2.4.
Uit de inhoud van de op de overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden blijkt dat zij heeft voldaan aan haar verplichtingen op grond van 6:230m BW, zo stelt eisende partij.
Gedaagde partij heeft de Card na ontvangst in januari 2018 in gebruik genomen, waardoor de overeenkomst is ingegaan.
2.5.
De creditcard overeenkomst valt volgens eisende partij buiten het bereik van de Richtlijn consumentenkrediet en Titel 7:2A BW omdat het krediet uiterlijk 21 dagen na de datum van het betreffende rekeningoverzicht dient te worden terugbetaald en geen, althans onbetekenende, kosten in rekening worden gebracht.
2.6.
In de op de overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden zijn vier typen kosten bedongen; een eventuele jaarbijdrage van de Card, kosten verbonden aan het gebruik van de Card voor bepaalde diensten, niet-nakomingskosten en kosten voor optionele services.
Volgens eisende partij valt alleen een eventueel in rekening gebrachte jaarbijdrage (lidmaatschapsbijdrage) onder het begrip totale kosten van het krediet van artikel 3 van de Richtlijn consumentenkrediet. Dat zijn namelijk kosten die de consument in verband met het krediet moet betalen om toegang te krijgen tot het krediet en om het krediet te gebruiken.
2.7.
De overige in rekening gebrachte kosten vallen volgens eisende partij niet onder het begrip “totale kosten van het krediet”. Dit volgt onder meer uit artikel 3 van de Richtlijn consumentenkrediet en wordt bevestigd door diverse bronnen waaronder de Nota van toelichting bij Besluit van 25 mei 2011, Stb 2011/247, een publicatie van de Autoriteit Financiële Markten medio 2011 en de Hypothekenrichtlijn 2014/17/EU. Alleen in bijzondere omstandigheden is, gelet op het beschermende karakter van de richtlijn consumentenkrediet, nuancering van deze kosten mogelijk, zoals bij flitskredieten. Van een dergelijke feitelijke situatie is in dit geval geen sprake. Het verdienmodel van eisende partij is niet gericht op het maken van winst op consumenten die niet tijdig terugbetalen, aldus eisende partij.
2.8.
De kosten voor geldopnames zijn een vergoeding voor afzonderlijke diensten. Eisende partij brengt deze kosten in rekening omdat zij voor iedere opname een vergoeding verschuldigd is aan de bank van de betreffende geldautomaat. De consument kan kiezen om er al dan niet gebruik van te maken.
2.9.
De kosten van niet-nakoming, zoals de bedongen boete en rente, is de consument alleen bij wanbetaling verschuldigd. De bedongen 2% boete over de te late betaling is bedoeld om de klant aan te sporen diens betalingsverplichting na te komen en is eenmalig in rekening gebracht. De wettelijke rente en de incassokosten vloeien voort uit de wet en kunnen om die reden niet worden aangemerkt als kosten van het krediet.
2.10.
Omdat gedaagde partij geen jaarbijdrage verschuldigd is voor het gebruik van zijn Card en de overige in rekening gebrachte kosten geen deel uitmaken van de totale kosten van het krediet, is de vraag of er sprake is van onbetekenende kosten volgens eisende partij niet relevant.
2.11.
Gedaagde partij heeft vanaf januari 2019 het openstaande saldo niet tijdig terug-betaald. Het krediet diende uiterlijk binnen 52 dagen te worden terugbetaald. De Card is op 3 januari 2019 geblokkeerd. Er is geen uitstel van betaling verleend en er zijn geen andersluidende afspraken gemaakt, aldus steeds eisende partij.
2.12.
Bij akte heeft eisende partij de volgende producties overgelegd (voor zover van belang):
a. - de overeenkomst ABN AMRO BetaalGemak Extra;
b. - een voorbeeld van een ongedateerde en ongeadresseerde brief met als titel:
alstublieft, uw nieuwe ABN AMRO creditcard;
c. - de algemene Card-voorwaarden ABN AMRO en ABN AMRO Mees Pierson in
artikel 13.3 waarvan is vermeld:
‘Voor geldopnames brengen wij kosten in rekening. U moet 4 % van het opgenomen bedrag betalen, met een minimum van € 4,50. Als u een Visa Card heeft, betaalt u niets als de opname helemaal uit een positief saldo gedaan wordt.
Als u meer dan het positieve saldo opneemt, moet u over wat u meer opneemt 4% van het opgenomen bedrag betalen. Als u geen positief saldo heeft , moet u ook 4% van het opgenomen bedrag betalen.’
d. - de rekeningafschriften over de periode van 1 januari 2018 tot en met 1 juni 2019.

3.BEOORDELING

3.1.
Eisende partij heeft bij akte een andere set algemene voorwaarden overgelegd dan bij dagvaarding. De kantonrechter gaat er bij de beoordeling van de vordering van uit dat de bij akte overgelegde algemene voorwaarden op de onderhavige overeenkomst van toepassing zijn.
3.2.
Uit de bij akte overgelegde rekeningafschriften over de periode van 1 januari 2018 tot en met 1 juni 2019 blijkt dat er totaal € 365,02 aan kosten door eisende partij in rekening is gebracht. In het bij dagvaarding door de gemachtigde van eisende partij gemaakte overzicht van transacties en betalingen uit diezelfde periode zijn deze kosten echter niet vermeld
.
Hieruit blijkt dat eisende partij de kantonrechter bij dagvaarding niet juist en volledig heeft geïnformeerd.
3.3.
Eisende partij stelt bij akte dat de overeenkomst op afstand tot stand is gekomen. Dat eisende partij aan de informatieverplichtingen van artikel 6:230x lid 1 BW heeft voldaan, is niet gesteld en blijkt ook niet uit de als productie overgelegde, ongeadresseerde en ongedateerde voorbeeld brief noch uit de algemene voorwaarden.
totale kosten van het krediet
3.4.
Uit rechtspraak van het Europese Hof van Justitie volgt dat de Uniewetgever, om een uitgebreide bescherming van de consumenten te waarborgen, in artikel 3, onder g), van de richtlijn consumentenkrediet het begrip „totale kosten van het krediet voor de consument” bijzonder ruim omschrijft, zie in die zin arresten van SIA Sohogroup, 16 juli 2020,C-686/19, Mikrokasa, C-779/18, 26 maart 2020, Matei, 26 februari 2015 C-143/13, EU:C:2015:127, punt 48; Verein für Konsumenteninformation, 8 december 2016, C-127/15, EU:C:2016:934, punt 35, en Lexitor,11 september 2019 C-383/18,U:C:2019:702, punt 23. Hieruit blijkt dat het begrip totale kosten van het krediet ziet op: vergoedingen van welke aard ook, die de consument in verband met de kredietovereenkomst moet betalen en die de kredietgever bekend zijn. Het omvat zowel de kosten in verband met de kredietverkrijging als die in verband met het gebruik ervan in de tijd. Alleen notariskosten vallen expliciet buiten de definitie van totale kosten.
3.5.
Dit houdt in dat, anders dan eisende partij stelt, niet alleen een eventuele door haar in rekening gebrachte jaarbijdrage voor het gebruik van de creditcard onder het begrip totale kosten van het krediet valt, maar in beginsel alle kosten die de consument in verband met de kredietovereenkomst moet betalen en die kredietgever bekend zijn.
kosten geldopname en kosten voor andere diensten
3.6.
De door eisende partij bedongen kosten voor geldopnames die zij bij gedaagde partij in rekening heeft gebracht vallen daarom ook onder de totale kosten van het krediet; gedaagde partij nam door deze geldopnames immers krediet op. Dat gedaagde partij voor geldopnames alleen de vergoeding die de banken daarvoor bij eisende partij in rekening brengen is verschuldigd is niet gesteld en, gelet op de hoogte van het percentage aan kosten dat eisende partij daarvoor in onderhavige overeenkomst heeft bedongen, ook niet aannemelijk. Zo blijkt uit het hiervoor onder 2.12.c opgenomen artikel 13.3 van de ABN Mees Pierson voorwaarden dat bij een geldopname 4 % van het opgenomen bedrag in rekening wordt gebracht, met een minimumbedrag van € 4,50 per geldopname. Bij een Visacard worden geen kosten in rekening gebracht. In de bij dagvaarding overgelegde ICS voorwaarden zijn andere (lagere) percentages over het opgenomen bedrag bedongen. Deze verschillen in bedongen kosten voor geldopnames zijn door eisende partij niet toegelicht.
3.7.
De overige bedongen vergoedingen, zoals een wisselkoersopslag en een vergoeding voor overboeking van Card naar bankrekening bij onvoldoende saldo zijn door eisende partij ook niet nader toegelicht. Nu de bedongen overboekvergoeding alleen in rekening wordt gebracht als er geen positief saldo op de Card rekening staat, dienen ook deze bedongen vergoedingen voor het opnemen (gebruik) van krediet gedurende de looptijd van overeenkomst tot de totale kosten van het krediet te worden beschouwd.
Niet nakomingskosten/kosten voor niet tijdig betalen
3.8 .
Ook de door eisende partij bedongen en in rekening gebrachte niet-nakomingskosten van 2% van het openstaande kredietsaldo zijn kosten die de consument in verband met het krediet moet betalen. Dat deze kosten alleen verschuldigd zijn bij niet nakoming door de consument maakt dat niet anders; zij maken deel uit van het kredietaanbod.
Gelet op het beschermingsdoel van de richtlijn consumentenkrediet dient bovendien bij de beoordeling van de kosten van het krediet te worden gekeken naar de feitelijke gevolgen voor de consument. Met het in rekening brengen van de boete voor niet tijdig betalen van 2% van het openstaande saldo is in feite de looptijd van het krediet verlengd, dan wel is er sprake van uitstel van betaling, zie ook uitspraak College van Beroep voor het Bedrijfs-leven, 3 mei 2016, ECLI:NL:CBB:2016:104.
3.9.
De kantonrechter is van oordeel dat ook de door eisende partij bedongen en in rekening gebrachte incassokosten en rente, die in algemene voorwaarden zijn opgenomen en dus al vast stonden bij aanvang van de overeenkomst, tot de totale kosten van het krediet dienen te worden gerekend. Met deze kosten is het kredietsaldo onder vermelding van:
nieuwe uitgavenverhoogd en daarmee onderdeel van het kredietsaldo geworden. Eisende partij heeft over het kredietsaldo inclusief deze kosten ook vier maanden de bedongen rente in rekening gebracht.
Onbetekenende kosten?
3.10.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zijn de in onderhavige overeenkomst door eisende partij in rekening gebrachte kosten, die deel uitmaken van de door partijen overeengekomen voorwaarden, zowel in absolute als in relatieve zin niet als onbetekenend aan te merken.
3.11.
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat dit ook het geval is indien de in rekening gebrachte incassokosten voor de beoordeling van de totale kosten van het krediet buiten beschouwing worden gelaten.
3.12.
Dit betekent dat de bepalingen van titel 7:2A BW op deze kredietovereenkomst van toepassing zijn.
3.13.
De kredietovereenkomst tussen partijen bestaat uit een zogenaamde card carrier; de hierboven onder 2 genoemde voorbeeldbrief. Op de voorzijde van de “card carrier” is de creditcard met een plakstrip bevestigd en op de achterzijde staan de algemene voorwaarden afgedrukt. Door ingebruikname van de creditcard komt volgens eisende partij de overeenkomst tot stand. Een nadere akte wordt hiervan niet opgemaakt. Niet gesteld of gebleken is dat de kredietwaardigheid van gedaagde partij is getoetst.
Deze wijze van contracteren voldoet naar het oordeel van de kantonrechter niet aan de wettelijke vereisten van een kredietovereenkomst.
3.14.
Nu eisende partij haar wettelijke (pre-)contractuele informatieverplichtingen niet is nagekomen, zal de kantonrechter de kredietovereenkomst op grond van artikel 3:40 lid 2 BW ambtshalve vernietigen.
gevolgen van vernietiging3.15. Ingevolge artikel 3:53 jo. 6:203 BW moet gedaagde partij bij vernietiging van de overeenkomst in beginsel het geleende geld terugbetalen aan eisende partij en moet eisende partij de betalingen terugbetalen aan gedaagde partij.
3.16.
Dat betekent dat er geen grondslag is voor het bij gedaagde partij in rekening brengen van kosten en rente. Tevens wordt eisende partij met de proceskosten belast. Deze sancties acht de kantonrechter gelet op hetgeen hierboven is overwogen doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat eisende partij de kantonrechter bij dagvaarding onjuist en onvolledig heeft ingelicht.
3.17.
Gedaagde partij dient op grond van artikel 6:203 BW het geleende bedrag terug te betalen, waarop de reeds in rekening gebrachte rente en kosten en betalingen in mindering worden gebracht.
Gedaagde partij is aan eisende partij, na aftrek van de rente, kosten en betaling, nog een bedrag van € 2.008,00 verschuldigd en dit bedrag wordt derhalve toegewezen.
3.18.
Mitsdien wordt beslist als volgt.

4.BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde partij tot betaling van € 2.008,00 aan eisende partij;
veroordeelt eisende partij in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde partij tot op heden worden begroot op nihil;
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2020 in tegenwoordigheid van de griffier