ECLI:NL:RBAMS:2020:4959

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2020
Publicatiedatum
12 oktober 2020
Zaaknummer
13/997007-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geldbedragen en voorhanden hebben van wapens en verdovende middelen

Op 12 oktober 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen, het voorhanden hebben van wapens en het bezit van verdovende middelen. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 26 augustus 2020 en de rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J. Plooij, en de verdediging door mr. S. Schuurman. De verdachte werd beschuldigd van het witwassen van geldbedragen en het voorhanden hebben van verschillende wapens en verdovende middelen in de periode van 1 december 2014 tot en met 5 december 2017. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het witwassen van een bedrag van 79.400 euro, dat op zijn bankrekening was gestort, en dat hij ook dure horloges had aangeschaft met dit geld. Daarnaast had hij op 3 oktober 2017 in Ermelo gasbussen, een pistool, een revolver, Xtc-pillen en hennep voorhanden gehad. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoldoende bewijs had geleverd voor de herkomst van het geld en de goederen, en dat er sprake was van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. De verdachte werd gedeeltelijk vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar de rechtbank achtte de overige feiten bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden voorwaardelijk op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast werd een geldboete van 30.000 euro opgelegd, te voldoen in maandelijkse termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/997007-17 (Promis)
Datum uitspraak: 12 oktober 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 augustus 2020. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 12 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Plooij en van wat de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. S. Schuurman, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – samengevat – van beschuldigd dat hij:
1. in de periode van 1 december 2014 tot en met 5 december 2017 te Amsterdam horloges heeft (schuld)witgewassen alsmede de volgende geldbedragen:
  • 79.400 euro, gestort op een bankrekening van verdachte,
  • 3.750 euro voor de huur van een vakantiewoning te Ermelo ,
  • 137.017 euro voor contant betaalde vakanties bij D-Reizen,
  • 118.400 euro ten behoeve van de financiële ondersteuning van naasten;
2. op 3 oktober 2017 te Ermelo gasbussen met daarin pepperspray of CS-gas, stroomstootwapens, een pistool van het merk Glock, een revolver van het merk Tula, patroonhouders en kogelpatronen voorhanden heeft gehad;
3. op 3 oktober 2017 te Ermelo Xtc-pillen bevattende MDMA aanwezig heeft gehad;
4. op 3 oktober 2017 te Ermelo hennep en/of hasj aanwezig heeft gehad.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
Op de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie een
bewezenverklaring van alle feiten gevorderd en op onderdelen partiële vrijspraak.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft op gronden als vermeld in de pleitnota betoogd dat verdachte ter zake van feit 1 op de onderdelen ‘financiële ondersteuning van naasten’ en ‘uitgaven vakanties’ dient te worden vrijgesproken. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Witwassen(feit 1)
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen door financiële ondersteuning aan naasten te bieden. Weliswaar bevat het dossier enkele tapgesprekken die in die richting wijzen, maar die gesprekken vinden verder geen bevestiging in het dossier. Voor dat deel van de tenlastelegging zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Verder zal verdachte worden vrijgesproken van de contante uitgaven voor vakanties, voor zover verdachte daarbij niet als hoofdboeker stond genoteerd. De rechtbank ziet onvoldoende bewijs dat verdachte deze reizen heeft betaald.
Veroordeling
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich met betrekking tot de horloges en de overige geldbedragen als vermeld in de tenlastelegging schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
De rechtbank zal hieronder uitleggen waarop zij haar oordeel heeft gebaseerd.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat op de bankrekening van verdachte contante stortingen zijn gedaan ter hoogte van 79.400 euro. Verder stelt de rechtbank vast dat verdachte sinds juli 2017 een woning aan de [adres huurwoning] huurde. De maandelijkse huur bedroeg 750 euro. Dat bedrag betaalde verdachte contant. Daarvan uitgaande heeft verdachte in de ten laste gelegde periode, die eindigt op 5 december 2017, in totaal 3.750 euro contant aan huurpenningen betaald. Daarnaast is gebleken dat een totaalbedrag van ongeveer 122.362 euro is uitgegeven aan vakanties bij D-Reizen waarbij verdachte als hoofdboeker stond genoteerd. Dit bedrag is contant – gedeeltelijk met van coupures van 500 euro – voldaan.
Ten slotte is gebleken dat verdachte dure horloges heeft gekocht.
De rechtbank overweegt dat deze stortingen en uitgaven niet in verhouding staan tot het bij de Belastingdienst bekende legale inkomen van verdachte over de periode 2012 tot en met 2016.
Verdachte heeft geen geregistreerde bron van inkomsten. Ook het saldo van zijn betaalrekeningen is minimaal.
De rechtbank stelt vast dat geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen deze stortingen en uitgaven enerzijds en een bepaald misdrijf anderzijds. Gelet op de hoogte van de bedragen die verdachte tot zijn beschikking had kan het echter niet anders zijn dan deze bedragen van enig misdrijf afkomstig zijn (vgl. HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352).
Er is aldus sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Daarom mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de (contante) geldbedragen en de aangetroffen goederen, althans de herkomst van het geld waarmee de goederen zijn aangeschaft.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft zich in zijn verhoren steeds op zijn zwijgrecht beroepen. Vervolgens heeft hij op 15 augustus 2019 bij de politie verklaard dat het contante geld afkomstig is van de winsten die hij heeft verkregen met gokken in pokerhuisjes. Daarnaast koopt en verkoopt hij soms auto’s en sierraden, aldus verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte onvoldoende concreet is en evenmin verifieerbaar. De rechtbank overweegt hiertoe dat de verklaring van verdachte omtrent het gokken en zijn handel in auto’s en sierraden algemeen van strekking is en niet met enig stuk is onderbouwd. Zo is niet toegelicht welk bedrag op welke locatie zou zijn gewonnen met gokken. Evenmin is nader gespecificeerd hoeveel winst verdachte zou hebben gemaakt bij de verkoop van auto’s of sieraden.
Ook de verklaringen die vrienden en familie van verdachte hebben afgelegd acht de rechtbank onvoldoende concreet om zijn verklaring te kunnen onderbouwen. Zij hebben slechts in het algemeen aangegeven hoe verdachte geld verdiende en hebben niet specifieker kunnen verklaren. Tot slot merkt de rechtbank op dat verdachte voor de aangetroffen dure horloges in het geheel geen verklaring heeft afgelegd.
Kortom, vanuit de zijde van verdachte is het vermoeden van witwassen niet ontzenuwd.
Het kan dan ook niet van het openbaar ministerie worden verlangd dat het nader onderzoek doet naar de door verdachte gestelde herkomst van het geld.
Conclusie
Nu verdachte geen of geen concrete en verifieerbare verklaring heeft gegeven voor de herkomst van de contante geldbedragen en de aangetroffen horloges acht de rechtbank bewezen dat de aangetroffen horloges en de (contante) geldbedragen – middellijk of onmiddellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf en dat verdachte dit wist. Dat wil zeggen dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte de geldbedragen en de voorwerpen heeft witgewassen.
4.3.2.
Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten zoals in rubriek 5 weergegeven. Gezien het standpunt van de officier van justitie en de raadsman behoeft dit oordeel geen verdere motivering.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht – op grond van de wettige bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaringen steunen – bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
in de periode van 1 december 2014 tot en met 5 december 2017 in Nederland, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode een aantal voorwerpen, te weten:
  • geldbedragen van in totaal 79.400 euro contant gestort op bankrekening [bankrekeningnummer] op naam van [verdachte] , en
  • geldbedragen van in totaal 3.750 euro (huur vakantiewoning Ermelo ), en
  • geldbedragen van in totaal ongeveer 122.362 euro (contante uitgaven voor vakanties/reizen bij D-Reizen), en
  • 3 horloges, zijnde een Rolex Seadweller Deepsea en een Cartier horloge en een Breitling horloge,
verworven en voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruikt, terwijl hij wist, dat deze contante geldbedragen en die horloges - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Ten aanzien van feit 2:
op 3 oktober 2017 te Ermelo
  • wapens van categorie II onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten 2 gasbussen met daarin pepperspray en/of CS-gas, zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen, en
  • een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, en
  • wapens en munitie van categorie III, te weten 1 pistool, merk Glock, type 43, en 1 revolver, merk Tula, type Nagant model 1895, en kogelpatronen, kaliber 9 mm Luger, en
  • 2 patroonhouders, zijnde onderdelen en/of hulpstukken die specifiek bestemd zijn voor vuurwapens van categorie III en van wezenlijke aard zijn,
voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van feit 3:
op 3 oktober 2017 te Ermelo opzettelijk aanwezig heeft gehad 144 Xtc-pillen bevattende MDMA;
Ten aanzien van feit 4:
op 3 oktober 2017 te Ermelo opzettelijk aanwezig heeft gehad 2.550 gram hasjiesj.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
Eis van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast heeft hij een geldboete van € 30.000,- geëist, te voldoen in 30 maandelijkse termijnen van € 1.000,-. De officier van justitie heeft bij de formulering van zijn strafeis in enige mate rekening gehouden met het feit dat de feiten geruime tijd geleden hebben plaatsgevonden en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft te kennen gegeven zich te kunnen vinden in de vordering van de officier van justitie.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere ernstige feiten. Hij heeft een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen in zijn woning aanwezig gehad. Het is algemeen bekend dat het gebruik van verdovende middelen schadelijk is voor de gezondheid en verslavend werkt. Daar komt bij dat drugsverslaafden vaak strafbare feiten begaan om hun verslaving te bekostigen, waardoor schade aan de samenleving wordt toegebracht en gevoelens van onveiligheid ontstaan. Verdachte heeft daaraan bijgedragen door verdovende middelen in zijn woning te bewaren.
Daar komt bij dat hij (vuur)wapens en een hoeveelheid bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad. Het behoeft geen uitleg dat het illegale, ongecontroleerde bezit hiervan ernstige gevolgen kan hebben.
Verder heeft verdachte een groot contant geldbedrag witgewassen. Witwassen is een ernstig strafbaar feit, dat de legale economie bedreigt en de integriteit van het financiële en economische verkeer aantast. Verdachte heeft zich hier naar het zich laat aanzien niet veel om bekommerd, maar enkel gehandeld vanuit eigen financieel oogpunt. Dat valt verdachte aan te rekenen.
Gelet op de ernst van de feiten is het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur zonder meer gerechtvaardigd. In de persoonlijke omstandigheden, waaronder de gezondheidsproblemen van verdachte, en het tijdsverloop, ziet de rechtbank evenwel aanleiding om conform de strafeis van de officier van justitie te straffen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24a, 24c, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is weergegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
witwassen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II en een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd; en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte voorts tot een geldboete van
€ 30.000,- (dertigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 185 dagen.
Bepaalt dat de geldboete in
30 maandelijkse termijnen van elk € 1.000,- (duizend euro)mag worden voldaan.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en J.G. Vegter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 oktober 2020.
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
.