4.4Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 3 juni 2020 werd de informatie ontvangen dat het pand aan de [verdachte] op dat moment werd gebruikt als locatie om tijdelijk cash geld op te slaan. Op dat moment zou er een grote som crimineel verstopt liggen.Op 4 juni 2020 om 01:09 uur is de woning gelegen aan de [verdachte] doorzocht.Verdachte huurt deze woning al bijna negen jaar.Verdachte was op het moment van de doorzoeking in de woning aanwezig.Bij de doorzoeking zijn op verschillende plaatsen in de woning sealbags met bankbiljetten, losse stapeltjes bankbiljetten en een enveloppe met bankbiljetten aangetroffen, in totaal een bedrag van € 408.725,-.Daarnaast is 25,9 gram ketamine en 485 milliliter MDMA aangetroffen.Er werden tevens zes mobiele telefoons aangetroffen, waaronder één van het merk BQ Aquarius.Op 12 juni 2020 heeft de eigenaar van de woning aan de [verdachte] melding gemaakt dat zij nog meer contact geld in de betreffende ruimte had aangetroffen.Vervolgens is de woning op 12 juni 2020 opnieuw doorzocht. Daarbij is onder een gevulde vuilniszak een plastic zak met contact geld gevonden. In de droogtrommel is een plastic zak met contact geld aangetroffen en in het pluizenfilter van de droger bevond zich een kartonnen doosje met bundels contant geld.In totaal is er op 12 juni 2020 een bedrag van € 694.215,- aangetroffen.Dit betekent dat in de woning van verdachte in totaal een geldbedrag van € 1.103.280,- is aangetroffen.
Vanuit onderzoek 26Lemont is de communicatie, bestaande uit chatberichten tussen Encrochat-gebruikers “ [naam gebruiker 1] ’ en ‘ [naam gebruiker 2] ’, verstrekt. Uit onderzoek naar de inbeslaggenomen BQ Aquarius die is aangetroffen in de woning van verdachte is gebleken dat verdachte communiceert via Encrochat.
De rechtbank concludeert op basis van de berichten die door ‘ [naam gebruiker 1] ’ verstuurd en ontvangen zijn dat verdachte degene is die de berichten onder de gebruikersnaam ‘ [naam gebruiker 1] ’ heeft ontvangen en verstuurd. Dit leidt de rechtbank onder meer af uit de berichten die ’ [naam gebruiker 1] ’ op 3 juni 2020 omstreeks 22:54 uur heeft verstuurd. ’ [naam gebruiker 1] ’ laat aan een andere gebruiker, genaamd ‘ [naam gebruiker 2] ’, weten dat er ‘
skotoe’ (de rechtbank begrijpt: politie) voor de deur staat. De gebeurtenissen die ‘ [naam gebruiker 1] ’ vervolgens beschrijft, komen exact overeen met de gang van zaken omtrent de doorzoeking van de woning van verdachte.Verder wordt op 1 juni 2020 door ‘ [naam gebruiker 2] ’ tegen ‘ [naam gebruiker 1] ’ gezegd: ‘
moet nog een 1060 bij’en ‘
en hou je 1060 voor. mij daar’. Vervolgens wordt een envelop met daarin € 1060,- aangetroffen in de woning van verdachte.
Verdachte heeft in de periode van 26 mei 2020 tot en met 3 juni 2020 op meerdere momenten contact met voornoemde ‘ [naam gebruiker 2] ’. ‘ [naam gebruiker 2] ’ vraagt verdachte zijn administratie te sturen. ‘ [naam gebruiker 2] ’ zegt tegen verdachte dat hij zijn salaris van die maand nog moet geven en zegt dat verdachte 6000 voor zichzelf moet pakken voor deze maand. ‘ [naam gebruiker 2] ’ geeft verdachte ook opdrachten om verschillende bedragen aan verschillende personen te geven.
Het oordeel van de rechtbank over het onder 1 tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat het aangetroffen geldbedrag onmiddellijk afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf. Verdachte heeft op de zitting weliswaar verklaard dat het geld dat in zijn woning is aangetroffen afkomstig is van transacties die hij heeft gedaan en die zien op bij wet verboden spullen, maar hij heeft op de zitting verdere vragen over de herkomst van het geld niet willen beantwoorden. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte niet met voldoende concretisering heeft aangevoerd dat dit geldbedrag uit eigen misdrijf afkomstig is.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat zij de verklaring van verdachte bovendien niet geloofwaardig vindt, gelet op de [naam bedrijf] berichten die verstuurd zijn door verdachte. Uit de [naam bedrijf] -berichten blijkt immers dat verdachte opdrachten kreeg van ‘ [naam gebruiker 2] ’ om contante geldbedragen te bewaren en aan personen te overhandigen en dat verdachte daarvoor salaris ontving.
Uit vaste rechtspraak volgt, dat ook als niet duidelijk is uit welk specifiek misdrijf de voorwerpen afkomstig zijn, in sommige gevallen toch witwassen bewezen kan worden. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat de voorwerpen (in dit geval het geld) van misdrijf afkomstig zijn. Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Zo’n verklaring moet concreet zijn, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Vervolgens ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de alternatieve herkomst van de voorwerpen uit de verklaring van verdachte. Alleen als vervolgens uit dit onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is, kan het witwassen van die voorwerpen bewezen worden.
Toepassing van het beoordelingskader
Gelet op de hoogte van het aangetroffen contante geldbedrag, € 1.103,280,-, en de aanwezigheid van een groot aantal coupures van € 200,-, die niet standaard zijn in het Nederlandse betalingsverkeer, is het vermoeden gerechtvaardigd dat dit geldbedrag van misdrijf afkomstig is. Dit betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld.
Verdachte heeft geen verklaring afgelegd over de herkomst van het geld, anders dan de verklaring dat het geld afkomstig is uit eigen transacties die zien op bij wet verboden spullen. De rechtbank acht het, zoals gezegd, niet aannemelijk dat het geldbedrag afkomstig is van een door verdachte zelf begaan misdrijf. De rechtbank concludeert op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden dat het niet anders kan zijn dan dat het in de woning van verdachte aangetroffen geldbedrag afkomstig is van enig misdrijf. Gezien de omstandigheden waaronder het geld is aangetroffen moet verdachte dit ook hebben geweten. Verdachte wordt dan ook veroordeeld voor het witwassen van dit geldbedrag.
Verhullen en verbergen van het geldbedrag
Het verstoppen van het geld in een Uber Eats tas, in de pluizenfilter van de droger en in een plastic zak onder een gevulde vuilniszak zijn weliswaar gedragingen die gericht kunnen zijn op het verhullen van de vindplaats van het uit misdrijf verkregen geld, maar niet tevens van het verhullen van de criminele herkomst ervan. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
Het oordeel van de rechtbank over het onder 2 tenlastegelegde
In de woning is 485 milliliter MDMA en 25,9 gram ketamine aangetroffen. De rechtbank ziet – anders dan de raadsvrouw – geen aanleiding uit te gaan van een hoeveelheid van 40 procent van de MDMA. De uitspraak waarnaar de raadsvrouw heeft verwezen is niet vergelijkbaar met de onderhavige zaak. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte opzettelijk 485 milliliter MDMA aanwezig heeft gehad.
De rechtbank komt niet tot bewezenverklaring van overtreding van de Opiumwet met betrekking tot ketamine. Ketamine valt immers onder de Geneesmiddelenwet, is niet opgenomen in Lijst I van de Opiumwet en is evenmin aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3A van de Opiumwet. Verdachte zal hiervan daarom worden vrijgesproken.