Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede middel
3.Beoordeling van het derde middel
4.Slotsom
5.Beslissing
13 september 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was veroordeeld voor het opzettelijk invoeren van cocaïne, die was aangetroffen in een fles met shampoo. Het Hof had de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden opgelegd, waarbij het de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting had toegepast. De Hoge Raad oordeelde echter dat de uitleg en toepassing van deze oriëntatiepunten door het Hof niet begrijpelijk was. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat het brutogewicht van de vloeistof waarin de cocaïne was aangetroffen, maatgevend was voor de strafoplegging. Dit oordeel was in strijd met de inhoud van de LOVS-oriëntatiepunten, die een andere benadering vereisen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling van de straf. De overige onderdelen van het beroep werden verworpen.