ECLI:NL:HR:2016:2067

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 september 2016
Publicatiedatum
13 september 2016
Zaaknummer
15/02015
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de strafoplegging in cassatie wegens onbegrijpelijke toepassing van LOVS-oriëntatiepunten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was veroordeeld voor het opzettelijk invoeren van cocaïne, die was aangetroffen in een fles met shampoo. Het Hof had de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden opgelegd, waarbij het de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting had toegepast. De Hoge Raad oordeelde echter dat de uitleg en toepassing van deze oriëntatiepunten door het Hof niet begrijpelijk was. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat het brutogewicht van de vloeistof waarin de cocaïne was aangetroffen, maatgevend was voor de strafoplegging. Dit oordeel was in strijd met de inhoud van de LOVS-oriëntatiepunten, die een andere benadering vereisen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling van de straf. De overige onderdelen van het beroep werden verworpen.

Uitspraak

13 september 2016
Strafkamer
nr. S 15/02015
MD/KD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 13 september 2013, nummer 23/001297-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.T.A.G. Keller, advocaat te Tilburg, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch slechts wat de strafoplegging betreft, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw zal worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste en het tweede middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het derde middel

3.1.
Het middel klaagt over de strafmotivering.
3.2.
Ten laste van de verdachte is - kort gezegd - bewezenverklaard dat hij opzettelijk cocaïne heeft ingevoerd in Nederland. Blijkens de bewijsvoering zat de cocaïne in een fles met shampoo.
3.3.
Het Hof heeft de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden. Het Hof heeft deze strafoplegging als volgt gemotiveerd:
"Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk invoeren van materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 20 augustus 2013 is de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof zal, overeenkomstig de oriëntatiepunten straftoemeting van de LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) en in tegenstelling tot de rechtbank, uitgaan van het brutogewicht van de cocaïne, te weten 766,2 gram, omdat een mengsel van shampoo waaraan cocaïne is toegevoegd een middel is (preparaat) in de zin van artikel 1, eerste lid, sub d van de Opiumwet, namelijk cocaïne.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur dan ook passend en geboden."
3.4.
De in de overweging van het Hof bedoelde LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting houden onder meer het volgende in:
"Art. 2 onder A Opiumwet in- en uitvoer harddrugs
(...)
Trede Gewicht Standaard
3. 50-100 5-7 wkn gs ov
(...)
6. 200-500 3-6 md gs ov
7. 500-1000 6-8 mnd gs ov
(...)
Ongeacht de wijze van in- en uitvoer (5 pillen of 5 ml = 1 gram)"
3.5.
Hoewel de feitenrechter niet is gebonden aan de LOVS-oriëntatiepunten en de uitleg hiervan aan hem is voorbehouden, kan in cassatie wel worden getoetst of de uitleg van die oriëntatiepunten en de toepassing ervan door de rechter begrijpelijk is.
3.6
Het Hof heeft overwogen dat het bij de strafoplegging de genoemde LOVS-oriëntatiepunten heeft toegepast en heeft klaarblijkelijk geoordeeld dat deze toepassing meebrengt dat in het geval sprake is van een mengsel van vloeistof en cocaïne voor het bepalen van de desbetreffende trede het brutogewicht van de aangetroffen vloeistof waarin zich de cocaïne bevindt maatgevend is. Dat oordeel is, gelet op de hiervoor weergegeven inhoud van de LOVS-oriëntatiepunten met de daarin vervatte omrekenregel, niet begrijpelijk. De strafoplegging is daarom ontoereikend gemotiveerd.
3.7.
Het middel is terecht voorgesteld.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 september 2016.