Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Procesgang
2.Inhoud van het klaagschrift
3.Standpunt van het Openbaar Ministerie
4.Standpunt van de Douane
5.De beoordeling
6.De beslissing
ongegrond.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 september 2020 uitspraak gedaan op een klaagschrift van een klager, geboren in 1986, die verzocht om teruggave van zijn in beslag genomen auto, een Smart Forfour. De auto was op 12 juli 2019 in beslag genomen omdat er een verborgen ruimte onder een van de voorstoelen was aangetroffen. De klager stelde dat de inbeslagname onterecht was, omdat er geen bewijs was dat de auto werd gebruikt voor grensoverschrijdend vervoer, wat vereist is volgens de Algemene Douanewet. De rechtbank oordeelde dat de opsporingsambtenaren bevoegd waren om de auto te doorzoeken en dat de verborgen ruimte in de auto voldoende grond vormde voor inbeslagname. De rechtbank verwierp het verweer van de klager en verklaarde het klaagschrift ongegrond. De klager had ook verzocht om een geldelijke tegemoetkoming, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet onevenredig was getroffen door de inbeslagname van de auto. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad.