In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 9 september 2020, wordt het klaagschrift van klager behandeld, dat is ingediend op 3 juli 2020. Klager verzoekt om teruggave van in beslag genomen goederen, te weten een geldbedrag van € 3.697,- en drie ringen. De inbeslagname vond plaats op 26 juni 2020 in het kader van een onderzoek naar (gewoonte)heling en (gewoonte)witwassen. Klager stelt dat het geld afkomstig is van schadevergoeding en vakantiegeld, en dat de ringen al voor de verdenking in zijn bezit waren. De officier van justitie verzet zich tegen de teruggave, omdat er nog een onderzoek loopt naar de herkomst van het geld en de ringen. De rechtbank oordeelt dat het belang van strafvordering zich verzet tegen de teruggave van het geld, omdat het kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen. Echter, voor de ringen oordeelt de rechtbank dat het strafvorderlijk belang ontbreekt, omdat klager kan aantonen dat hij deze ringen al voor de verdenking in zijn bezit had. De rechtbank verklaart het beklag ten aanzien van de ringen gegrond en gelast de teruggave aan klager, terwijl het beklag ten aanzien van het geld ongegrond wordt verklaard.