Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Procesgang
2.Inhoud van het klaagschrift
3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie
4.Beoordeling
5.Beslissing
niet-ontvankelijkin haar beklag.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van klaagster, die verzocht om teruggave van een in beslag genomen armband van het merk Cartier. De armband was in beslag genomen op 8 februari 2020 bij beslagene, die op dat moment op Schiphol werd aangetroffen met verschillende goederen, waaronder de armband. Klaagster stelde dat de armband haar eigendom was en dat er geen strafvorderlijk belang was om de inbeslagname voort te zetten. De raadsman van klaagster voegde een eigendomsbewijs en aankoopbon van de armband bij het klaagschrift.
Het Openbaar Ministerie verzette zich tegen de teruggave, stellende dat de armband niet van klaagster was, maar van beslagene, die had verklaard dat de armband een cadeau van zijn moeder was. De rechtbank oordeelde dat niet buiten redelijke twijfel kon worden vastgesteld dat klaagster de eigenaresse van de armband was. Aangezien klaagster niet de beslagene was en er geen strafrechtelijk onderzoek tegen haar liep, werd zij niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag. De rechtbank kwam niet toe aan een inhoudelijk oordeel over de teruggave van de armband.
De beslissing werd gegeven door rechter C.M. Degenaar in aanwezigheid van griffier R. Stockmann. Tegen deze beslissing staat voor klaagster beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.