Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 mei 2018, met producties
- conclusie van antwoord met producties
- conclusie van repliek met producties
- conclusie van dupliek met producties
- akte uitlating producties van Monte c.s.
- het tussenvonnis van 23 oktober 2019
- het proces-verbaal van comparitie van 28 mei 2020.
2.De feiten
[aandeelhouder]). Eiseres onder 2. (
VPF), die de operationele activiteiten van de groep uitvoert, vervaardigt materialen voor de productie van lampenkappen. Het gezamenlijk balanstotaal van Monte c.s. bedroeg in 2016 ruim € 10,5 miljoen.
voorstel rentemanagementtoegestuurd, waarin gerefereerd werd aan het eerdere gesprek over dat onderwerp van 28 mei 2008. Daarin werden de renteswap en de super collar (
SC) besproken. Met betrekking tot de SC is onder meer het volgende vermeld:
TIF 2008) opgesteld waarin verklaard werd dat Monte c.s. haar renterisico “zo volledig mogelijk” wilde afdekken. Voorts is in de TIF 2008 aangekruist dat behoefte bestond aan een Interest Rate Swap (
Swap) en/of gecombineerde treasury producten.
flooren een verkochte
digital floor. De
digital flooris een optie waarbij overeengekomen wordt dat de klant een bepaalde rente extra betaalt op het moment dat de door de klant verschuldigde variabele rente onder de
floorkomt. De premie van de
digital floorwordt gebruikt om de kosten van de Collar uit te voldoen.
financieringsovereenkomsttot stand gekomen voor een financiering van in totaal € 4,48 miljoen op basis van 3-maands Euribor tarief vermeerderd met een opslag die door De Bank mocht worden gewijzigd van op dat moment 1,2 en 1,5%. De financieringsovereenkomst bevat geen verplichting tot afdekking van het renterisico. Voorts is op die datum tussen partijen een Overeenkomst Financiële Derivaten (
OFD) tot stand gekomen, een raamovereenkomst die het kader biedt voor het eventueel afsluiten van rentederivaten. Op de OFD zijn van toepassing de Algemene Bankvoorwaarden en de Algemene Voorwaarden voor Financiële Derivaten, alsmede de Bijlage Verschaffing van Dekking (
BVD). In artikel 4 van de OFD is onder meer vermeld dat de waarde van de Transacties zich op een voor de klant negatieve wijze kan ontwikkelen en dat de klant per saldo een schuld kan overhouden. In de BVD is vermeld dat de transactie een marked-to-market waarde kent die in de tijd fluctueert en die voor de klant positief of negatief kan zijn.
(…) Ik kon kiezen tussen rentevast of een (super) collar. Maar variabele rente was uitgesloten. Vervolgens ging [naam 3] (treasury medewerker van de Bank – rb) uitleggen hoe een (super) collar werkt: het was een rente-elastiek met een bovenwaarde en een onderwaarde, daartussen heb je winst en daaronder ben je de sjaak, want dan moet je de bovenkant betalen. En als de rente erboven stijgt, dan hoef je alleen maar de bovenkant te betalen.(…)”
“(…) Nee, ik kan me niet herinneren dat we tegen [aandeelhouder] hebben gezegd dat hij niet voor een financiering met een variabele rente in aanmerking kwam. U houdt mij voor wat [aandeelhouder] hierover heeft verklaard (…) Nee, dat herinner ik mij niet. U vraagt mij wat ik precies bedoel met de verklaring dat ik het mij niet herinner. Welnu, ik weet zeker dat het zo niet is gegaan.”
(…) Het eerste gesprek met [aandeelhouder] waar ik bij was zal zo ongeveer twee uur geduurd hebben. Ik heb aan de klant de mogelijkheden en de effecten van de verschillende producten uitgelegd. Ik herinner me nog dat [aandeelhouder] het wel begreep. (…) Het tweede gesprek zal korter zijn geweest, u moet dat zien als een update aan de klant, maar het gesprek kan wel even geduurd hebben want ik weet nog dat [aandeelhouder] behoorlijk amicaal was en dan loopt het nog wel eens uit. (…)”
3.Het geschil
4.De beoordeling
Passendheid en geschiktheid
floorvan 4% kon bovendien (in bescheiden mate) van een daling van de Euribor worden geprofiteerd, terwijl met de opbrengst van de
digital floorde premie werd betaald voor de cap waarmee de plafondrente van de SC werd gecreëerd. Dat zijn stuk voor stuk eigenschappen die tot het wezen van een SC behoren, die niet ingewikkeld zijn, die beschreven staan in de aan Monte c.s. verstrekte documentatie (2.4) en die blijkens de door [aandeelhouder] als getuige afgelegde verklaring (2.14) ook door hem begrepen zijn. Het verwijt van Monte c.s. dat de SC moet worden aangemerkt als een speculatief product gaat niet op, nu de Bank onweersproken heeft aangevoerd dat steeds sprake was van afdekking van een reëel renterisico in die zin dat geen
overhedgeof
mismatchheeft bestaan. Voor zover Monte c.s. heeft betoogd dat het renterisico gezien de renteverwachting van de Bank niet werkelijk bestond, zal daarop in het hierna volgende onder 4.9 nog worden ingegaan.
NJ2006/115 (
Bosman/G), ro. 3.4). Zoals in dat arrest is overwogen, zou het stellen van die eis niet in overeenstemming zijn met het voor een behoorlijk verloop van het rechtsverkeer te aanvaarden uitgangspunt dat een beroep op rechtsdwaling in het algemeen niet kan worden aanvaard, en zou het in strijd met de rechtszekerheid zijn wanneer de aanvang van de verjaring afhankelijk is van het tijdstip waarop de benadeelde de juiste juridische beoordeling van de feiten duidelijk is geworden.
floorbereikt werd. De onvrede hierover is vervolgens diverse malen (en in ieder geval op 2 februari 2010 (2.11)) met de Bank besproken is. De verjaringstermijn ving dus uiterlijk op laatstgenoemde datum aan.
de verwachtingen die [de Bank] de klant voor kon spiegelen en de veronderstellingen die bij de klant bestonden met betrekking tot de Euribor rente”.