ECLI:NL:RBAMS:2020:4633

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 april 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2917
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring door gemeente Amsterdam met betrekking tot huisvestingsprobleem

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder. Eiseres had een aanvraag voor een urgentieverklaring ingediend, die door verweerder op 19 december 2018 werd afgewezen. Na een heropening van de bezwaarprocedure, werd het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard op 15 april 2019. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft beoordeeld of verweerder in redelijkheid kon besluiten om geen urgentieverklaring te verlenen. Eiseres had aangegeven dat haar huisvestingsprobleem was ontstaan door haar zwangerschap, waardoor zij niet meer bij haar verhuurder kon blijven wonen. De rechtbank oordeelde dat verweerder beoordelingsruimte heeft bij het toekennen van een urgentieverklaring en dat het beleid van verweerder, gezien de krapte op de woningmarkt in Amsterdam, niet onredelijk was. De rechtbank concludeerde dat eiseres het huisvestingsprobleem redelijkerwijs had kunnen voorkomen door niet zonder passende woonruimte een gezin te stichten.

Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat eiseres ook geen recht had op een urgentieverklaring op basis van dreigende dakloosheid, omdat er sprake was van een algemene weigeringsgrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de situatie van eiseres, hoewel niet ideaal, niet voldeed aan de criteria voor een schrijnende situatie die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen urgentieverklaring ontvangt en er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/2917

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: [naam] ),
en
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam, Wonen,verweerder
(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Bij besluit van 19 december 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 25 maart 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Omdat de gemachtigde van eiseres geen uitnodiging voor de hoorzitting had ontvangen, is de bezwaarprocedure hierna heropend.
Bij besluit van 15 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2020.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 13 december 2018 heeft eiseres een urgentieverklaring aangevraagd. In de aanvraag vermeldt eiseres dat het huisvestingsprobleem is ontstaan toen zij zwanger raakte. Van de verhuurder mocht zij namelijk niet samen met een kind in haar toenmalige kamer blijven wonen. Eiseres overnachtte vervolgens samen met haar zoontje afwisselend bij haar zus en bij haar moeder. Ten tijde van het bestreden besluit verbleef eiseres alleen nog bij haar moeder. De moeder van eiseres heeft verklaard dat zij deze situatie niet veel langer kan volhouden. Eiseres geeft aan dat zij er ernstig rekening mee houdt dat haar moeder haar de deur zal wijzen omdat de krappe huisvestingssituatie teveel is voor haar moeder.
2. De rechtbank moet beoordelen of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten eiseres geen urgentieverklaring te verlenen. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
3. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het toekennen van een urgentieverklaring beoordelings- en beleidsruimte toekomt. De rechtbank moet het bestreden besluit daarom terughoudend toetsen. Vanwege het zeer kleine aantal beschikbare woningen en het grote aantal woningzoekenden in Amsterdam , verleent verweerder alleen voorrang in zeer uitzonderlijke gevallen. Dit zeer strikte beleid van verweerder is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) niet onredelijk geacht. [1]
4. Artikel 2.6.5 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 (de Verordening) bepaalt dat verweerder een urgentieverklaring weigert wanneer er sprake is van een algemene weigeringsgrond. Op grond van het eerste lid, onder c, van dit artikel, is hier sprake van wanneer de aanvrager het huisvestingsprobleem redelijkerwijs kon voorkomen of op een andere wijze zelf kan oplossen. In het beleid van verweerder staat dat van een dergelijke situatie in elk geval sprake is bij het stichten van een gezin zonder over daartoe passende woonruimte te beschikken. [2]
5. Verweerder heeft zich volgens de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er sprake is van de algemene weigeringsgrond van artikel 2.6.5, eerste lid, onder c, van de Verordening. Eiseres heeft immers een kind gekregen, zonder te beschikken over gepaste huisvesting. Dat eiseres ondanks het gebruik van anticonceptie ongepland zwanger is geraakt, doet hier niet aan af. Hoewel de zwangerschap voor eiseres onvoorzien was, komt dit voor haar risico. Van een overmachtsituatie, zoals eiseres heeft gesteld, is geen sprake.
6. Eiseres heeft vervolgens aangevoerd dat zij op grond van dreigende dakloosheid voor een urgentieverklaring in aanmerking komt op grond van artikel 2.6.8, eerste lid van de Verordening. Artikel 2.6.8, eerste lid van de Verordening bepaalt dat de daarin genoemde overige regionale urgentiecategorieën slechts aan de orde kunnen komen als er geen sprake is van een algemene weigeringsgrond. Zoals hierboven overwogen onder 5, doet zich een algemene weigeringsgrond voor. Gelet hierop kan de rechtbank eiseres niet volgen in haar betoog. Om dezelfde reden behoeven de beroepsgronden van eiseres met betrekking tot de toepassing van overige regionale urgentiecategorieën geen bespreking.
7. Vanwege de dwingendrechtelijke formulering van de algemene weigeringsgronden in artikel 2.6.5 van de Verordening, is het verlenen van een urgentieverklaring alleen nog mogelijk als eiseres op grond van artikel 2.6.11 van de Verordening een geslaagd beroep kan doen op de hardheidsclausule.
8. De rechtbank stelt ook hier voorop dat verweerder beoordelingsruimte heeft bij het al dan niet toepassen van een hardheidsclausule, waardoor de rechtbank het bestreden besluit ook op dit punt terughoudend dient te toetsen. [3]
9. Bij toepassing van de hardheidsclausule moet er sprake zijn van een schrijnende situatie. Daarnaast moet het gaan om bijzondere omstandigheden die bij het opstellen van de Verordening en het beleid niet voorzien zijn. De situatie waarin eiseres zich bevindt, is verre van ideaal. De rechtbank begrijpt dat eiseres graag samen met haar zoontje over een zelfstandige woonruimte wil beschikken. In de Verordening is rekening gehouden met de omstandigheid dat een persoon, zoals in de situatie van eiseres, een gezin sticht zonder over passende woonruimte te beschikken. Eveneens is rekening gehouden met de omstandigheid dat er met een minderjarig kind bij een ander wordt ingewoond. Van omstandigheden die bij het opstellen van de Verordening en het beleid niet voorzien zijn, is dan ook geen sprake. Nu ook voor het overige niet is gebleken dat weigering van een urgentieverklaring tot een schrijnende situatie leidt, heeft verweerder in redelijkheid kunnen afzien van toepassing van de hardheidclausule.
10. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen urgentieverklaring krijgt. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Georgiades, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Elligens, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Bijlage: wettelijk kader

Huisvestingsverordening Amsterdam 2016

Artikel 2.6.5 Algemene weigeringsgronden urgentieverklaring
1. Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
[…]
c. de aanvrager kon het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen;
[…]
3. Burgemeester en wethouders weigeren vervolgens het aangevraagde indien de aanvrager niet valt onder één van de in artikel 2.6.6 tot en met 2.6.8 opgenomen urgentiecategorieën.
[…]
Artikel 2.6.8 Overige regionale urgentiecategorieën
1. Een urgentieverklaring kan worden verleend indien zich geen van de in artikel 2.6.5, eerste en tweede lid, genoemde omstandigheden voordoet en de aanvrager tot tenminste één van de volgende urgentiecategorieën behoort:
[…]
Artikel 2.6.11 Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders zijn, indien toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, bevoegd om toch een urgentieverklaring toe te kennen indien:
weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie; en,
sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.

Beleidsregel 5 Urgenties Amsterdam 2019

3. Algemene weigeringsgronden (HVV) artikel 2.6.5)

[…]
Ad c) Het huisvestingsprobleem was redelijkerwijs op te lossen of te voorkomen;
Van een dergelijk probleem is in ieder geval sprake als de aanvrager:
[…]
2. een gezin heeft gesticht zonder over daartoe passende woonruimte te beschikken;
[…]

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling van 4 april 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1104).
2.Paragraaf 3 ‘Algemene weigeringsgronden (HVV artikel 2.6.5)’ van de Beleidsregel 5 Urgenties Amsterdam 2019.
3.Uitspraak van de Afdeling van 3 februari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:231).