In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser, die op 13 maart 2019 zijn voertuig had geparkeerd aan de [straatnaam] in [plaatsnaam], ontving een naheffingsaanslag van € 52,00 omdat hij geen parkeerbelasting had betaald. De aanslag vermeldde een locatie die niet het dichtstbijzijnde adres was, wat eiser aanvoerde als bezwaar. De rechtbank oordeelde dat de locatievermelding op de aanslag voldoende duidelijk was en dat er geen twijfel bestond over de daadwerkelijke parkeerlocatie. Eiser had geen verzoek tot horen ingediend in de bezwaarprocedure, waardoor de rechtbank concludeerde dat verweerder niet verplicht was om hem te horen.
De rechtbank behandelde ook de argumenten van eiser over de informatieplicht van de gemeente. Eiser stelde dat hij niet adequaat was geïnformeerd over de parkeerbelasting ter plaatse. De rechtbank oordeelde dat de gemeente voldoende informatie had verstrekt door de aanwezigheid van parkeerautomaten en dat eiser zelf ook een onderzoeksplicht had om te verifiëren of er parkeerbelasting verschuldigd was. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser ongegrond was en dat het bestreden besluit in stand bleef. Eiser kreeg geen gelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.