Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
HBC of HBC ULC,
HBC Toronto),
ASR,
CBRE,
Kroonenberg,
PENSIOENFONDS VOOR HET SLAGERSBEDRIJF,
Pf Slagers,
de Zurich-entiteiten,
[verweerster sub 13],
Unibail,
Allianz,
[belanghebbende sub 18],
Royalton Hill,
XPO,
24 [curator 1]
[curator 2]
HBC NETHERLANDS B.V. (IN LIQUIDATIE)(hierna:
HBC NL),
de curatoren.
1.De procedure
2.De feiten
parent company guaranteeals zekerheid voor de nakoming van de huurdersverplichtingen gedurende de eerste 10 jaar van de desbetreffende huurovereenkomst.
MS Template lease agreement HBC (draft 1 april 2016)”, luidt voor zover hier relevant als volgt:
parent company guarantee(hierna: de PCG(‘s)) aan de Verhuurders verschafte voor - kort gezegd - de huurdersverplichtingen gedurende de eerste 10 jaar van de desbetreffende Huurovereenkomst.
Logistics Services Agreement(hierna: LSA) gesloten. Ook van de LSA maakte de PCG onderdeel uit.
corporate guaranteesen bankgaranties (hierna: de Corporate Garanties en de Bankgaranties, en gezamenlijk: de Aanvullende Garanties; de PGC en de Aanvullende Garanties hierna gezamenlijk: de Garanties) aan deze partijen ter compensatie van de intrekking van de 403-verklaring.
dire financial straits’ verkeert.
the operating covenant, the right to recapture, the securities”.
3.Het verzoek
- de in 2015 door de Verhuurders gezamenlijk met V&D gevoerde onderhandelingen over de huurvoorwaarden; onderdeel van deze groep waren in elk geval IEF Capital, ASR, CBRE, Kroonenberg, Achmea/Pf Slagersbedrijf, Royalton Hill en andere Verhuurders - door HBC aangeduid als “het Kartel”;
- het eind 2015 en begin 2016 gezamenlijk door Verhuurders gevoerde beleid om een nieuwe huurder voor hun panden te vinden;
- de faciliterende rol daarbij van Cushman & Wakefield en Lexence;
- de e-mail van mr. Van Schie (2.14);
- de verklaring van mr. Cammelbeeck (2.34);
- de verklaring van dhr. [naam 2] , bestuurder bij Galeria Kaufhof (HBC), die betrokken was bij komst van HBC naar Nederland;
- de verklaring van dhr. [naam 3] ,
high end department stores,wanneer zij minstens 40% van het marktaandeel hebben. Deze partijen mogen hun dominante positie niet misbruiken (artikel 102 VWEU en 24 lid 1 Mw). Dergelijk misbruik kan zich bijvoorbeeld voordoen als deze partijen direct of indirect oneerlijke prijzen of andere oneerlijke voorwaarden opleggen, zoals excessief hoge huren.
4.De beoordeling
NJ2013, 155, IATA).
ten faveurevan V&D gemaakt.
The commercial deal and specifics with regard to the property of each lessor has not been discussed”, die nadrukkelijk
een contra-indicatievormt voor de aanname dat de desbetreffende Verhuurders onderling informatie zouden hebben gewisseld.
high end department stores.Tegelijkertijd meent zij kennelijk dat sprake is van één landelijke markt van aanbieders van warenhuizen die een kartel vormen. Hoewel dat zoals dat hiervoor in (4.4) is vooropgesteld van haar mocht worden verlangd, althans ten minste in een mate passend bij de onderhavige verzoekschriftprocedure, heeft HBC evenwel niet beargumenteerd dat en op grond waarvan een dergelijke markt kan worden geïdentificeerd en afgebakend, laat staan dat zij daar een economische onderbouwing van heeft gegeven. Daarmee heeft HBC nagelaten ten minste in passende mate inzichtelijk te maken hoe de verschillende Verhuurders actief zijn op een en dezelfde markt en daarop een kartel zouden kunnen vormen, dan wel - indien veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat sprake is geweest van afgestemde feitelijke gedragingen tussen Verhuurders - dat dergelijke gedragingen tot verstoring van een markt zouden kunnen leiden.
nietbetrokken zijn geweest bij enige schending van mededingingsregels. Tegen de achtergrond van de ernst van het verwijt dat HBC stelt de Verhuurders te kunnen maken, komen deze aanpassingen lichtvaardig voor, en bovendien laten veel van deze aanpassingen, zoals uit het voorgaande blijkt, zich niet goed met elkaar verenigen.
opnieuwmet de PCG’s vergelijkbare garanties (de Aanvullende Garanties) afgegeven.
totdatHBC NL failliet was verklaard en HBC door de verhuurders werd aangesproken onder de PCG’s. Voorts springt in het oog dat het verwijt dat HBC wenst te onderzoeken, juist naar Canadees recht kwalificeert als één van de schaarse gronden voor weigering van executie van een buitenlands vonnis. Dit terwijl de Verhuurders na het faillissement van HBC NL voor het verhaal van hun vorderingen geheel op verhaal op HBC in Canada zijn aangewezen.