ECLI:NL:RBAMS:2020:4566
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning wegens drugsvondst
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 15 september 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.J. de Jongh, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Amsterdam om zijn woning voor drie maanden te sluiten. Dit besluit was genomen naar aanleiding van de vondst van een aanzienlijke hoeveelheid softdrugs in de woning, wat leidde tot verstoring van de openbare orde. Tijdens de zitting op 8 september 2020, die via een beeldverbinding plaatsvond, heeft verzoeker betoogd dat hij niet verantwoordelijk was voor de illegale activiteiten die door een vriend in zijn woning plaatsvonden. Hij stelde dat de sluiting van de woning hem onterecht zou treffen, aangezien hij zelf niet op de hoogte was van de drugshandel.
De voorzieningenrechter overwoog dat de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd is om bestuursdwang toe te passen en dat de sluiting van de woning noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen. De rechter benadrukte dat het oordeel van de voorzieningenrechter voorlopig is en de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet bindend is. Verzoeker had geen juridische argumenten aangedragen die de burgemeester zouden verplichten tot een ruimhartiger beoordeling van zijn situatie. De voorzieningenrechter concludeerde dat het belang van de openbare orde zwaarder weegt dan de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd geen rechtsmiddel tegen deze beslissing open gesteld.