In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 september 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiser had een aanvraag ingediend voor een gesloten buitenwagen (Canta) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De aanvraag werd afgewezen door verweerder, omdat de ondersteuningsbehoefte niet kon worden vastgesteld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een Skype-zitting op 1 september 2020, waarbij zowel eiser als verweerder vertegenwoordigd waren. De rechtbank oordeelde dat het Indicatie Adviesbureau Amsterdam (IAB) op zorgvuldige wijze advies had uitgebracht over de medische noodzaak van de aanvraag. Het IAB had vastgesteld dat eiser, een 68-jarige man met een chronische gewrichtsaandoening, in zijn vervoersbehoefte kon worden voorzien door een scootmobiel of een fiets met hulpmotor, in combinatie met aanvullend openbaar vervoer (AOV).
De rechtbank concludeerde dat verweerder zijn besluitvorming op het IAB-advies mocht baseren, omdat dit advies zorgvuldig en objectief was opgesteld. Eiser had geen medische informatie overgelegd die de juistheid van het IAB-advies in twijfel trok. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag voor de Canta terecht was, omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van deze voorziening. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.