Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
DIRECTORAAT-GENERAAL BELASTINGDIENST)
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 maart 2019,
- de akte houdende overlegging producties,
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie,
- het tussenvonnis van 18 december 2019, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 1 juli 2020 en de daarin vermelde stukken.
2.De feiten
- een bankrekening met het nummer [rekeningnummer 1] over de jaren 1994-2009,
- een bankrekening met het nummer [rekeningnummer 2] over de jaren 2009-2010 en
- een bankrekening met het nummer [rekeningnummer 3] over de jaren 2010-2014.
Concernestaat
Demande de renseignements relatifs à [gedaagde sub 1]. Vervolgens worden de drie bankrekeningen genoemd:
€ 47.202,96 en op 16 november 2015 € 40.000 voldaan. Aldus is sprake van een ongerechtvaardigde verrijking als gevolg van een onverschuldigde betaling en dient de Belastingdienst de geïnde bedragen terug te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
Qatar Investment Authorityafkomstig zijn als partij die KBL heeft overgenomen en zonder nader toelichting niet als betrouwbaar/rechtmatig verkregen bewijs hebben te gelden, aldus [gedaagden] Deze stelling wordt als niet onderbouwd gepasseerd. Dat KBL is overgenomen door een buitenlandse partij maakt ook overigens niet dat nadien door KBL verstrekte informatie onbetrouwbaar of onrechtmatig verkregen zou zijn.
1.086,00(2,0 punten × tarief € 543,00)