Op 21 augustus 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren op [geboortedag] 1968 te [geboorteplaats] ([geboorteland]). Dit verzoek was ingediend door de officier van justitie op 12 augustus 2020 en werd behandeld in een mondelinge zitting op 21 augustus 2020. De cliënt, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N.C.E.C. Luns, was aanwezig, evenals de officier van justitie en een reclasseringswerker. Psychiater Bosma was telefonisch beschikbaar, maar er waren geen vragen aan haar vanuit de rechtbank of de partijen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening en een verstandelijke handicap, met een IQ van 61 en psychotische ontregelingen. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van bestendige instemming van de cliënt met opname, ondanks dat hij zich op dat moment niet verzet. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstig nadeel kan ontstaan, zowel voor de cliënt zelf als voor de veiligheid van anderen, en dat opname noodzakelijk is om dit nadeel te voorkomen.
De rechtbank heeft de rechterlijke machtiging verleend voor een periode van zes maanden, met de verplichting dat deze binnen vier weken na de dagtekening ten uitvoer moet worden gelegd. Tegen deze beschikking staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, in te stellen door een advocaat binnen drie maanden na de uitspraak.