ECLI:NL:RBAMS:2020:410

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2020
Publicatiedatum
24 januari 2020
Zaaknummer
13/249529-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mobiel banditisme en winkeldiefstallen bij Zara Nederland B.V.

Op 24 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere winkeldiefstallen bij Zara Nederland B.V. in de periode van 14 mei 2019 tot en met 15 oktober 2019. De verdachte, geboren in 1987 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd op heterdaad aangehouden voor de diefstal van twee paar schoenen bij een Zara-filiaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen vijftien winkeldiefstallen heeft gepleegd, waarbij gebruik werd gemaakt van een jammer om de beveiligingspoortjes te omzeilen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. R. Refos, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M. Ketting, gehoord. De verdediging voerde aan dat er sprake was van vormverzuimen, waaronder schending van het recht op verhoorbijstand en onrechtmatig onderzoek naar de mobiele telefoon van de verdachte. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van onherstelbare fouten en dat de bewijsvoering voldoende was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden en moest een schadevergoeding van €2.250,- betalen aan Zara Nederland B.V. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de georganiseerde wijze waarop de diefstallen waren gepleegd, wat de strafmaat beïnvloedde.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/249529-19
Datum uitspraak: 24 januari 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1987,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2020. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. R. Refos, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Ketting, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 mei 2019 tot en met 15 oktober 2019 te Hilversum en/of Leeuwarden en/of [plaatsnaam] en/of Amstelveen en/of Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere winkelgoederen, waaronder meerdere schoenen en/of meerdere kledingstukken, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan winkelbedrijf Zara Nederland B.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.Inleiding

In oktober 2019 heeft Zara Nederland aangifte gedaan van meerdere winkeldiefstallen in diverse vestigingen in 2018 en 2019. De aangifte beschrijft het vermoeden dat één groep personen verantwoordelijk is voor deze diefstallen. De samenstelling van deze groep wisselt, maar de manier van wegkomen komt steeds overeen. De camerabeelden van Zara tonen aan dat bij de winkeldiefstallen bijna dezelfde werkwijze wordt toegepast.
Modus operandi
In de bovengenoemde aangifte wordt een terugkerende werkwijze beschreven. Bij de diefstallen komen vaak drie personen de winkel binnen. Eén van hen, de zogenoemde loper, haalt vermoedelijk een tas uit zijn kleding. In 2019 wordt vaak een New Yorker tas gebruikt. In de winkel wordt deze tas door kleding aan beide kanten afgeschermd door de loper. De tweede persoon, de zogenoemde pakker (vaak een vrouw), verzamelt de kleding in de winkel en haalt daarbij de kleding van de kledinghanger. De derde persoon, vaak dezelfde man, heeft de leiding en observeert de omgeving en het winkelpersoneel. Ook houdt hij vaak een telefoon in zijn hand, vooral bij het verlaten van de winkel. Zodra de pakker genoeg kleding heeft verzameld, komt de groep bij elkaar en worden de kledingstukken in de New Yorker tas gestopt. Over het algemeen verlaat de loper de winkel vervolgens als eerste, daarna de pakker(s) en de leider. In andere gevallen verlaat alleen de loper de winkel met de gevulde tas en blijven de pakker(s) en de leider in de winkel. Na zo’n vijf tot tien minuten komt de loper de winkel opnieuw binnen, met een lege tas en herhaalt het proces zich, waarna de loper de winkel weer verlaat met een gevulde tas. Opvallend is dat de detectiepoortjes van de winkel niet af gaan. Het vermoeden is dan ook dat er gebruik wordt gemaakt van een jammer die het beveiligingssignaal verstoort of dat er gebruik wordt gemaakt van een geprepareerde tas.
Aanhouding van verdachte
Verdachte is op 15 oktober 2019 op heterdaad aangehouden voor een winkeldiefstal van twee paar schoenen bij de Zara in [plaatsnaam] . Bij verdachte wordt een plastic New Yorker tas aangetroffen, waar de gestolen schoenen in zijn gestopt. De tas was niet geprepareerd. Verdachte had een apparaat, voorzien van een schakelaar en lampje, in zijn broekzak. Verdachte heeft verklaard de schoenen te hebben gestolen voor een vriendin.
Jammer
Het bij verdachte aangetroffen apparaat is door de politie en de winkelbeveiliging getest bij een Zara filiaal. Uit deze test is gebleken dat wanneer het apparaat is geactiveerd (via de schakelaar) en het lichtje brandt, het alarm van de detectiepoortjes bij de uitgang van de winkel niet afgaat wanneer er kleding langs die poortjes wordt gehaald. Verdachte heeft verklaard dat de jammer van hem is en je daarmee, als je de knop indrukt, het alarm onklaar maakt.

4.Fouten in het vooronderzoek?

4.1
Standpunt van de raadsvrouw
Tijdens het onderzoek zijn onherstelbare fouten gemaakt waardoor de betrokken bewijsmiddelen van het bewijs moeten worden uitgesloten.
Het recht op verhoorbijstand is geschonden. Tijdens het verhoor op 19 oktober 2019 heeft verdachte eerst afstand van verhoorbijstand gedaan, maar dat vervolgens ingetrokken door te zeggen dat hij bang was omdat zijn advocaat niet aanwezig was. Verdachte is hierna niet in de gelegenheid gesteld om contact op te nemen met zijn advocaat. Daarnaast is ook de consultatiebijstand geschonden omdat bij ditzelfde verhoor tegen verdachte werd gezegd dat hij ook werd verdacht van deelname aan een criminele organisatie. Hierdoor heeft hij geen kans gehad om dit met zijn advocaat te bespreken. Er is daarom sprake van een vormverzuim. Verdachte is bij zijn verhoor onder druk gezet waardoor hij, terwijl hij zich beriep op zijn zwijgrecht, plots is gaan verklaren. Er is daarom geen sprake geweest van een eerlijk proces. De verklaring moet daarom, vanaf het punt dat verdachte zijn eerdere afstand van verhoorbijstand heeft ingetrokken, van het bewijs worden uitgesloten.
Daarnaast is er onrechtmatig onderzoek gedaan naar de mobiele telefoon van verdachte. Volgens de Hoge Raad is het uitlezen van een telefoon op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv) alleen rechtmatig wanneer er met dat uitlezen slechts een beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte wordt gemaakt. Het uitlezen van de telefoon van verdachte heeft duizenden foto’s en een aantal videofragmenten opgeleverd. Ook zijn de oproepgegevens en de contactpersonen onderzocht. Hierdoor kan niet worden gesproken van een beperkt onderzoek en is er een compleet beeld verkregen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van verdachte. Er is daarom sprake van een onrechtmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte door het uitlezen van de telefoon zonder de daartoe bestemde machtiging. Verdachte zijn recht op privacy, zoals verankerd in artikel 8 EVRM, is geschonden. Het bewijs dat met het uitlezen van de telefoon is verkregen; het proces-verbaal met de telefoongegevens en het aanvullend proces-verbaal met foto’s en video’s, moet daarom van het bewijs worden uitgesloten.
4.2
Standpunt van de officier van justitie
Verdachte is voorafgaand aan zijn verhoor in de gelegenheid gesteld om zich door een advocaat te laten bijstaan. Daarnaast heeft verdachte akkoord gegeven om het verhoor zonder bijstand van zijn advocaat te laten plaatsvinden. Los daarvan is verdachte ook bij de rechter-commissaris gehoord, waar hij wel werd bijgestaan door zijn advocaat. Hij heeft toen verklaard bij zijn verklaring van 19 oktober 2019 te blijven. Uit die verklaring bij de rechter-commissaris blijkt dat geen sprake is geweest van oneigenlijke druk bij het politieverhoor of van intrekking van de afstand op het recht op verhoorbijstand. Het proces-verbaal van verhoor van 19 oktober 2019 geeft geen aanleiding om anders te denken. Op geen enkel moment gaat het om een verklaring die onvrijwillig is gegeven. Ook heeft verdachte niet aangegeven dat hij het verhoor wilde stoppen om zijn advocaat te kunnen raadplegen. Hierdoor kan niet worden gesproken van een vormverzuim.
Wat betreft het telefoononderzoek heeft de zaaksofficier van justitie toestemming gegeven tot het uitlezen van de telefoon en heeft hij ook de bevoegdheid om die toestemming te verlenen. Er is dan ook geen sprake van een vormverzuim.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank moet beoordelen of sprake is van vormverzuimen zoals bedoeld in artikel 359a Sv. Daarvoor is naar vaste rechtspraak vereist dat sprake is van een geschonden norm, die een belang van verdachte beoogt te beschermen. Die schending moet onherstelbaar zijn en verdachte moet daarvan nadeel hebben ondervonden. Bij de beoordeling welk rechtsgevolg aan dat vormverzuim moet worden verbonden, weegt de rechtbank vervolgens het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim, het nadeel dat daardoor voor verdachte is veroorzaakt en de overige omstandigheden van het geval. Mogelijke (rechts)gevolgen zijn – naast uitsluiting van het bewijs – strafvermindering, of de enkele constatering van het verzuim.
Verhoor- en consultatiebijstand
Verdachte is op 19 oktober 2019 gehoord door de politie. Van dat verhoor is een proces-verbaal gemaakt. In dit proces-verbaal staat dat nadat verdachte is gewezen op zijn recht op een advocaat en op de mogelijkheid tot het doen van afstand en op de mogelijkheid om die afstand weer in te trekken, verdachte heeft verklaard geen gebruik te willen maken van de verhoorbijstand omdat zijn advocaat niet kan. Verdachte is er vervolgens nogmaals op gewezen dat hij altijd terug kan komen op zijn beslissing. Wanneer hem vervolgens vragen worden gesteld, zegt verdachte dat hij geen antwoord zal geven op de vragen. Halverwege het verhoor wordt door een verbalisant opgemerkt dat verdachte onrustig begint te worden en er wordt hem gevraagd of hij bang is voor iemand. Verdachte antwoordt dat hij inderdaad een beetje bang is. Zijn advocaat is niet aanwezig. De vragen die hierna worden gesteld, worden door verdachte beantwoord.
Een aangehouden verdachte moet vóór aanvang van het verhoor worden gewezen op zijn recht op verhoorbijstand van een advocaat. Een verdachte kan afstand doen van dat recht. Verdachte heeft uitdrukkelijk en ondubbelzinnig afstand gedaan van zijn recht op verhoorbijstand. Verdachte is er tweemaal op gewezen dat hij zijn afstand weer in kan trekken. Van zo’n intrekking is niet gebleken. Verdachte heeft niet aangegeven met het verhoor te willen stoppen. Uit de opmerking dat verdachte een beetje bang is en zijn advocaat niet aanwezig is, blijkt niet, ook niet impliciet, dat hij toch verhoorbijstand van zijn advocaat wenste en dus op dat moment met het verhoor wilde stoppen. Van uitgeoefende druk op verdachte is de rechtbank niet gebleken.
Ook in verband met het consultatierecht ziet de rechtbank geen vormverzuim. De rechtbank stelt vast dat verdachte in overleg met zijn advocaat heeft besloten om afstand te doen van verhoorbijstand. Van een nieuwe bijkomende verdenking, waarvoor de raadsvrouw opnieuw zou moeten worden geraadpleegd, is niet gebleken.
Resultaten telefoononderzoek
Uit het zogenoemde Smartphone-arrest [1] volgt dat voor het onderzoek aan een smartphone dat verder gaat dan een beperkte inbreuk op de privacy toestemming van de officier van justitie of de rechter-commissaris nodig is. Omdat uit het dossier blijkt dat de officier van justitie toestemming heeft gegeven voor het onderzoek aan de telefoon, is geen sprake van een vormverzuim.

5.Waardering van het bewijs

5.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De winkeldiefstallen kunnen worden bewezen. Het gaat daarbij om incidenten bij acht Zara vestigingen, waarvan aangifte is gedaan. Deze incidenten kunnen weer onderverdeeld worden in meerdere winkeldiefstallen, omdat verdachte bij een aantal Zara vestigingen meerdere keren de winkel is uitgelopen met een volle tas spullen. Hierdoor is bij een aantal vestigingen sprake van meerdere diefstallen. In totaal is dan sprake van vijftien diefstallen. Dit wordt onderbouwd door de verschillende aangiftes en de processen-verbaal die zien op de camerabeelden en op de stills van die beelden, op basis waarvan verdachte is herkend door verbalisanten. Deze herkenningen zijn gebaseerd op uiterlijke kenmerken en kleding, zoals een opvallende blouse die verdachte ook aan had bij zijn aanhouding. De stills zijn van voldoende kwaliteit om een herkenning op te baseren en de herkenningen zijn goed gemotiveerd. Bovendien wordt op de stills de plastic New Yorker tas waargenomen die gebruikt wordt om de buit mee te stelen. Bij verdachte is bij zijn aanhouding zo’n zelfde tas aangetroffen. Deze tas is een belangrijk onderdeel van de modus operandi die uit de camerabeelden en de stills naar voren komt. Steeds is te zien dat de man die is herkend als verdachte een Zara vestiging binnengaat, enige tijd binnen is en vervolgens de winkel verlaat met een volle New Yorker tas. Deze tas is door verdachtes mededaders, de zogenoemde lopers, gevuld met artikelen van de Zara. De stills worden ondersteund en versterkt door de overige bewijsmiddelen in het procesdossier. Daarnaast heeft verdachte zelf verklaard meerdere diefstallen te hebben gepleegd. Al deze omstandigheden tezamen maken dat het feit zoals omschreven bewezen kan worden.
5.2
Standpunt van de verdediging
Verdachte kan alleen worden veroordeeld voor de winkeldiefstal van twee paar schoenen op 15 oktober 2019 bij de Zara in [plaatsnaam] . Hij is daar op heterdaad aangehouden en verdachte heeft die diefstal ook bekend.
Verdachte moet worden vrijgesproken van de andere winkeldiefstallen omdat de enige link met verdachte is gebaseerd op de stills van de camerabeelden. In alle gevallen zijn die stills van onvoldoende kwaliteit en kan daarop geen herkenning plaatsvinden. De stills zijn zo donker en vaag dat geen gezichtskenmerken kunnen worden waargenomen. Uit de rechtspraak blijkt dat een herkenning uitsluitend op basis van kleding, houding en postuur in veel gevallen geen betrouwbare herkenning oplevert.
Als de rechtbank hier niet in meegaat, moet verdachte worden vrijgesproken van de winkeldiefstallen omdat er geen wegnemingshandelingen zijn waargenomen en het alarm van de beveiligingspoortjes niet is afgegaan. Uit niets blijkt welke goederen in de tas hebben gezeten en hoe ze in de tas zijn gekomen. Ook blijkt niet dat de kassa is gepasseerd zonder te betalen. Er is daarom geen sprake geweest van diefstal. Er kan niet worden uitgesloten dat de tas gevuld was met andere spullen, zoals persoonlijke eigendommen.
5.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte samen met anderen vijftien winkeldiefstallen heeft gepleegd.
Herkenningen
De rechtbank vindt de stills in het procesdossier niet van voldoende kwaliteit om daarop een gezichtsherkenning te baseren. De gezichtskenmerken zijn daarvoor onvoldoende helder in beeld. Wel zijn op de stills kleding, haardracht, vorm van gezicht, postuur en houding goed te zien. Die kenmerken kunnen wel degelijk bijdragen aan de herkenning van verdachte. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de twee afzonderlijke herkenningen door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . Verbalisant [verbalisant 1] was aanwezig bij het verhoor van verdachte. Hij herkent verdachte aan zijn postuur, kapsel en de contouren van het gezicht. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] benoemen beiden dat verdachte tijdens zijn aanhouding en verhoor een opvallend geruite blouse aan had, die zij herkennen op de stills van de camerabeelden van de winkeldiefstallen op 14 mei 2019 in Hilversum, 15 mei 2019 in Leeuwarden, 15 oktober 2019 in Amstelveen en 15 oktober 2019 in [plaatsnaam] . Verbalisant [verbalisant 2] heeft een foto van verdachte na de aanhouding bij de herkenning gevoegd, waarop verdachte te zien is met de opvallende geruite blouse.
De herkenningen worden ondersteund door de specifieke handelwijze bij de verschillende diefstallen, zoals die uit het dossier blijkt; de zogenoemde modus operandi. Dit is dezelfde handelwijze die ook door verdachte is gebruikt bij de winkeldiefstal op 15 oktober 2019 in [plaatsnaam] , waar hij op heterdaad is aangehouden. Verdachte is toen aangehouden met een plastic New Yorker tas met daarin de buit. Ook had hij een jammer bij zich waarover hij bij zijn verhoor op 19 oktober 2019 heeft verklaard dat deze van hem is en bedoeld is om het alarm mee onklaar te maken. Op de telefoon van verdachte zijn foto’s aangetroffen van hem met de New Yorker tas, de New Yorker tas gevuld met kleding en schoenen, verschillende kledingartikelen en schoenen met labels, Zara accessoires, Zara prijslabels en een overzicht van kledingartikelen met daarbij de prijzen aangegeven in Roemeense valuta. Ook zijn er videobeelden aangetroffen op de telefoon, waarop te zien is hoe de beveiligingstag van kleding wordt verwijderd.
De rechtbank stelt vast dat er bij de verschillende diefstallen veel overeenkomsten zijn. Op verschillende data en locaties [2] heeft de persoon op de stills dezelfde kleding en haardracht, die ook overeenkomen met de foto van verdachte na zijn aanhouding. Bij andere diefstallen [3] is ook sprake van dezelfde kleding en haardracht. Bij alle vijftien diefstallen gaat het om diefstallen bij de Zara en wordt gebruik gemaakt van een plastic New Yorker tas. Op basis van de herkenningen, de overeenkomsten in handelwijze, het aantreffen van de jammer en de plastic New Yorker tas bij de aanhouding van verdachte en de gegevens uit zijn telefoon, alles in onderlinge samenhang, stelt de rechtbank vast dat het steeds verdachte is die de winkeldiefstallen pleegt.
Wegnemingshandelingen en medeplegen
De rechtbank stelt vast dat uit de processen-verbaal van de camerabeelden blijkt dat er telkens wegnemingshandelingen zijn. Verdachte verlaat vijftien keer de winkel met een volle tas, die hij niet eerder bij zich had. De laatste, zestiende, maal wordt verdachte tegengehouden voor de uitgang. Zijn tas is dan ook gevuld. Niet te zien is dat verdachte eigen spullen bij zich had die hij in de tas zou kunnen hebben gedaan. Aannemelijk is daarom dat de tassen steeds gevuld zijn met goederen uit de winkels met de bedoeling de winkel daarmee te verlaten. In totaal gaat het dus eigenlijk om zestien diefstallen, maar nu de officier van justitie het laatste geval beoordeelt als een (niet tenlastegelegde) poging, zal de rechtbank ook uitgaan van vijftien bewezenverklaarde diefstallen. In alle gevallen werkt verdachte in de winkel samen met anderen of kan het niet anders dan dat hij door anderen buiten de winkel wordt geholpen om de buit af te voeren. Om die reden is ook telkens sprake van medeplegen.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
in de periode van 14 mei 2019 tot en met 15 oktober 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meerdere winkelgoederen, die toebehoorden aan winkelbedrijf Zara Nederland B.V., heeft weggenomen met het oogmerk om ze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf

9.1
Eis van de officier van justitie
Verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden voor vijftien voltooide diefstallen in vereniging. Meegenomen moet worden dat er daarnaast twee pogingen waren.
9.2
Strafmaatverweer van de verdediging
Er moet een straf worden opgelegd gelijk aan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft gezeten. Mocht de rechtbank dat onvoldoende vinden dan moet het strafdeel dat langer is dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten voorwaardelijk worden opgelegd.
9.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in een periode van vijf maanden samen met anderen op zeer brutale wijze schuldig gemaakt aan vijftien winkeldiefstallen bij verschillende vestigingen van Zara. Bij deze strooptocht zijn heel veel goederen gestolen. Door dit soort winkeldiefstallen wordt een enorme schade toegebracht aan de betreffende winkelketens en daarmee ook aan de consumenten, aan wie die schade uiteindelijk in de verkoopprijzen van de producten wordt doorberekend. Verdachte en zijn mededaders zijn steeds geraffineerd te werk gegaan. Bij de diefstallen werd met een jammer het alarm van de beveiligingspoortjes uitgeschakeld, zodat verdachte met een tas, door zijn mededaders gevuld met Zara artikelen, zonder te betalen de winkel kon verlaten. Deze winkeldiefstallen en de daarbij gebruikte modus operandi vertonen duidelijk kenmerken van wat het Openbaar Ministerie mobiel banditisme noemt. [4] Bij mobiel banditisme is sprake van het doelbewust in georganiseerd verband in korte tijd in vele daarvoor speciaal uitgezochte winkels stelen van goederen om deze vervolgens in het buitenland te verkopen. Er is sprake van een zeer geraffineerde en professionele handelwijze. Deze vorm van criminaliteit is daardoor, gelet op de ernst en de omvang, niet te vergelijken met eenvoudige winkeldiefstal. De rechtbank bestraft het bewezenverklaarde dan ook beduidend zwaarder dan normale winkeldiefstallen.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten in Nederland. Uit de uittreksels van Europol blijkt dat verdachte wel meerdere keren buiten Nederland is veroordeeld voor diefstallen. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte al lange tijd structureel bezig is met het plegen van winkeldiefstallen in meerdere landen in Europa. Deze eerdere veroordelingen werken strafverzwarend.
De rechtbank is van oordeel dat een flinke gevangenisstraf op zijn plaats is. Daarbij neemt de rechtbank een maand gevangenisstraf per diefstal als uitgangspunt. Voor een voorwaardelijk deel ziet de rechtbank geen aanleiding. De rechtbank legt verdachte alles afwegend een gevangenisstraf van vijftien maanden op.

10.Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [naam] , gemachtigde namens Zara Nederland B.V., vordert € 15.000,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
10.1
Standpunt van de officier van justitie
De vordering moet in zijn geheel worden toegewezen. Er moet daarbij wel van een andere berekening worden uitgegaan. In totaal zijn vijftien volle tassen meegenomen. Uit de aangifte blijkt dat er twintig items in een tas kunnen, met elk een gemiddelde waarde van € 50,-, waardoor de waarde van elke volle tas geschat moet worden op € 1.000,-. Omdat sprake is geweest van vijftien volle tassen moet worden uitgegaan van € 15.000,-. Dit bedrag moet worden verhoogd met de wettelijke rente. Daarbij moet ook de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd, waarbij – in het geval dat verdachte niet betaalt – de maximaal toe te passen gijzeling op honderd dagen moet worden gesteld.
10.2
Standpunt van de verdediging
De vordering van de benadeelde partij is ongegrond en moet worden afgewezen. Er is op basis van het voegingsformulier en de onderbouwing onvoldoende informatie aanwezig om de schade te kunnen bepalen. Als de rechtbank hier niet in mee gaat dan moet de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de materiële schade is geschat, waardoor de kosten arbitrair zijn en daar is in het strafproces geen ruimte voor.
10.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat aan Zara Nederland B.V. door de bewezenverklaarde diefstallen rechtstreekse materiële schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft niet met stukken (bijvoorbeeld van verschillen tussen voorraad en verkoop) onderbouwd welke schade zij daadwerkelijk heeft geleden. In plaats daarvan heeft zij een ruwe schatting gemaakt van de waarde van de door verdachte gestolen goederen. Die onderbouwing is betwist en is ook onvoldoende specifiek. De rechtbank zal zelf de schade schatten, waarbij in het voordeel van verdachte wordt afgeweken van de berekening van de benadeelde partij. Verdachte is op 15 oktober 2019 bij Zara [plaatsnaam] op heterdaad aangehouden voor winkeldiefstal. Bij die diefstal heeft verdachte voor een bedrag van € 169,90 gestolen. De rechtbank neemt dat bedrag als uitgangspunt. Het bedrag per diefstal wordt in het voordeel van verdachte naar beneden afgerond op € 150,-. Omdat de rechtbank vijftien winkeldiefstallen bewezen heeft verklaard wordt de totaal geleden schade geschat op € 2.250,- (15 x € 150,-).
De vordering wordt toegewezen tot het bedrag van € 2.250,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2019 tot aan de dag dat het bedrag in zijn geheel is betaald. Verdachte zal als overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Zara Nederland B.V. begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij, wordt de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De benadeelde partij wordt voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering omdat nader onderzoek naar dit bedrag een onevenredige belasting van het strafproces oplevert.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 57 en 311.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
Zara Nederland B.V.toe tot een bedrag van
€ 2.250,- (tweeduizendtweehonderdvijftig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 augustus 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan
Zara Nederland B.V.voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij
Zara Nederland B.V., te betalen de som van
€ 2.250,-(tweeduizendtweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 augustus 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 32 dagen. De gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat als en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Vogel voorzitter,
mrs. N.J. Koene en J. Huber, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. C.A. Mud en K.P.M. Smeets, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 januari 2020.

Voetnoten

1.HR 4 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:584.
2.14 mei 2019 in Hilversum, 15 mei 2019 in Leeuwarden, 15 oktober 2019 in Amstelveen en 15 oktober 2019 in [plaatsnaam] .
3.20 september 2019 in [plaatsnaam] , Almere en Leeuwarden en 22 september 2019 in Leeuwarden.
4.Zie de richtlijn voor strafvordering mobiel banditisme (2019R010), online te raadplegen via