ECLI:NL:RBAMS:2020:4020

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2020
Publicatiedatum
17 augustus 2020
Zaaknummer
13/706752-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening en schorsing van het onderzoek in een overleveringszaak met betrekking tot de Poolse rechtsstaat

Op 13 augustus 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een overleveringszaak, waarbij de rechtbank het onderzoek heropent en schorst voor onbepaalde tijd. Dit besluit is genomen in het kader van een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Circuit Court in Katowice, Polen, op 30 juli 2012. De opgeëiste persoon, geboren in 1957 in Polen, is momenteel gedetineerd in een detentiecentrum in Nederland.

De rechtbank heeft op 30 juli 2020 een openbare zitting gehouden, waarbij de identiteit van de opgeëiste persoon is vastgesteld. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd met dertig dagen om voldoende tijd te hebben voor het nemen van een beslissing over de verzochte overlevering. In een eerdere tussenuitspraak (ECLI:NL:RBAMS:2020:3776) heeft de rechtbank prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) over de recente ontwikkelingen met betrekking tot de Poolse rechtsstaat en de onafhankelijkheid van de rechterlijke instanties in Polen.

De rechtbank is van oordeel dat de antwoorden op deze prejudiciële vragen ook relevant zijn voor de huidige zaak. Daarom heeft de rechtbank besloten het onderzoek te schorsen en te wachten op de beantwoording van deze vragen. De rechtbank heeft tevens bevolen dat de opgeëiste persoon en een tolk in de Poolse taal op een nader te bepalen datum en tijdstip moeten worden opgeroepen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/706752-12
RK nummer: 20/2957
Datum uitspraak: 13 augustus 2020
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 juni 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 juli 2012 door
the Circuit Court Katowice, V Penal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1957 te [geboorteplaats] (Polen),
laatst opgegeven verblijfsadres: [adres] , [plaats 1] ,
gedetineerd in Detentiecentrum [plaats 2] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 30 juli 2020. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om ter zitting aanwezig te zijn en heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigd raadsman mr. G.W. Wurpel, advocaat te
’s-Hertogenbosch.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable decision on imposing pre-trail detentionvan
the Katowice-Zachód District Courtop 19 maart 2012 (referentie III Kp 669/11).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Pools recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie

Deze rechtbank heeft op 31 juli 2020 (in een andere zaak) een tussenuitspraak gewezen (ECLI:NL:RBAMS:2020:3776). In deze tussenuitspraak heeft de rechtbank drie prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese unie (HvJ EU), die – kort gezegd – betrekking hebben op de recente ontwikkelingen met betrekking tot de Poolse rechtsstaat en in het verlengde daarvan de onafhankelijkheid van de rechterlijke instanties in Polen.
De rechtbank is van oordeel dat de antwoorden op die prejudiciële vragen ook in de onderhavige zaak relevant zijn. De rechtbank zal derhalve het onderzoek ter zitting heropenen en voor onbepaalde tijd aanhouden, teneinde de beantwoording van de in voornoemde zaak gestelde prejudiciële vragen aan het HvJ EU af te wachten. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

HEROPENT en SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd, teneinde de antwoorden op de gestelde prejudiciële vragen in voornoemde tussenuitspraak (ECLI:NL:RBAMS:2020:3776) af te wachten;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman;
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Poolse taal tegen voornoemd nader te bepalen datum en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en C.W.M. Giesen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Drent, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 13 augustus 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.