Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[eiser] , te Amstelveen, eiser,
vennootschap onder firma Vital VOF, te Amstelveen
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiser, een inwoner van Amstelveen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarbij het verzoek om handhaving was afgewezen. Het primaire besluit was genomen op 11 maart 2019, en het bestreden besluit, dat het bezwaar van eiser gegrond verklaarde, was op 12 september 2019 genomen. Tijdens de zitting op 29 juli 2020 was eiser niet aanwezig, maar verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Een omgevingsmanager van de derde-partij, Vital VOF, was ook aanwezig.
De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser geen actueel en concreet belang had bij zijn beroep, aangezien de werkzaamheden op het werkterrein waren gestopt. Eiser had weliswaar schadevergoeding gevraagd, maar had deze niet onderbouwd en niet aangetoond dat hij vervolgstappen richting de aannemer wilde ondernemen. De rechtbank concludeerde dat de enkele stelling van eiser niet voldoende was om een procesbelang aan te nemen. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. A.E.J.M. Gielen, en de leden mr. C.F. de Lemos Benvindo en mr. D. Sullivan. De griffier, mr. M.L. Pijpers, was ook aanwezig. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.