ECLI:NL:RBAMS:2020:3918

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juli 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5504
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van beroep wegens gebrek aan procesbelang en onvoldoende onderbouwing van schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiser, een inwoner van Amstelveen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarbij het verzoek om handhaving was afgewezen. Het primaire besluit was genomen op 11 maart 2019, en het bestreden besluit, dat het bezwaar van eiser gegrond verklaarde, was op 12 september 2019 genomen. Tijdens de zitting op 29 juli 2020 was eiser niet aanwezig, maar verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Een omgevingsmanager van de derde-partij, Vital VOF, was ook aanwezig.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser geen actueel en concreet belang had bij zijn beroep, aangezien de werkzaamheden op het werkterrein waren gestopt. Eiser had weliswaar schadevergoeding gevraagd, maar had deze niet onderbouwd en niet aangetoond dat hij vervolgstappen richting de aannemer wilde ondernemen. De rechtbank concludeerde dat de enkele stelling van eiser niet voldoende was om een procesbelang aan te nemen. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. A.E.J.M. Gielen, en de leden mr. C.F. de Lemos Benvindo en mr. D. Sullivan. De griffier, mr. M.L. Pijpers, was ook aanwezig. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/5504
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 29 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te Amstelveen, eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen,verweerder
(gemachtigde: mr. K. Bounaanaa).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
vennootschap onder firma Vital VOF, te Amstelveen
(gemachtigde: mr. A.M.M. Ferwerda).

Procesverloop

Bij besluit van 11 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek om handhaving van eiser afgewezen. Bij besluit van 12 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard, maar het primaire besluit onder aanvullende motivering in stand gelaten. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op 29 juli 2020. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens de derde-partij was [naam] (omgevingsmanager van Vital) aanwezig.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen actueel en concreet belang bij zijn beroep heeft. De werkzaamheden op het werkterrein zijn namelijk gestopt. Dit heeft eiser telefonisch bij de griffier aangegeven. Verweerder heeft dit ook bevestigd op de zitting. Eiser zou mogelijk nog een belang bij de beoordeling van het beroep hebben, als hij tot op zekere hoogte aannemelijk had gemaakt dat hij daadwerkelijk en als gevolg van het bestreden besluit schade heeft geleden. Hierin is eiser echter niet geslaagd. Eiser heeft de gestelde schade onvoldoende concreet gemaakt en het schadebedrag ook niet onderbouwd. De enkele en niet onderbouwde stelling van eiser dat hij vervolgstappen richting de aannemer wil nemen is evenmin voldoende concreet om op grond daarvan een belang aan te nemen.
2. Voorgaande betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, voorzitter, en mr. C.F. de Lemos Benvindo en mr. D. Sullivan, leden, in aanwezigheid van mr. M.L. Pijpers, griffier, op 29 juli 2020.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.