ECLI:NL:RBAMS:2020:3889

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2020
Publicatiedatum
10 augustus 2020
Zaaknummer
AMS 19/1897
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige indiening van bezwaar tegen WOZ-beschikking en verschoonbare termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een inwoner van Amsterdam, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde van haar woning, die was vastgesteld op € 944.000,- in een beschikking van 31 maart 2018. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van eiseres op 26 februari 2019 niet-ontvankelijk, omdat het bezwaar te laat was ingediend. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken bedraagt en dat deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de aanslag. Eiseres had op 18 december 2018 bezwaar gemaakt, wat betekent dat het bezwaar niet tijdig was ingediend. Eiseres erkende in haar beroepschrift dat het bezwaar te laat was, maar stelde dat de vaststelling van de WOZ-waarde niet zorgvuldig was gebeurd. De rechtbank oordeelde echter dat de door eiseres aangevoerde omstandigheden geen verschoonbare termijnoverschrijding opleverden.

De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd gedaan door rechter A.M. van der Linden-Kaajan, in aanwezigheid van griffier L.C. Trommel. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/1897

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

In de beschikking van 31 maart 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een gecombineerde aanslag over het belastingjaar 2018 opgelegd. Daarbij is de WOZ-waarde van de woning van eiseres vastgesteld op € 944.000,-.
In de uitspraak op bezwaar van 26 februari 2019 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Partijen zijn uitgenodigd voor een zitting op 7 april 2020. Deze zitting is verdaagd in verband met het coronavirus.
De rechtbank heeft partijen vervolgens gevraagd of zij bezwaar hebben tegen een schriftelijke afdoening van de zaak.
Partijen hebben niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn aangegeven alsnog op een zitting te willen worden gehoord. De rechtbank sluit daarom het onderzoek en doet uitspraak.

Overwegingen

1. Voordat de rechtbank aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil kan toekomen, moet de rechtbank beoordelen of de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat het te laat is ingediend.
2. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Op grond van artikel 6:9 van de Awb en artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vangt de termijn van zes weken aan met ingang van de dag na die van dagtekening van de aanslag. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
3. Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond van een te late indiening achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest (verschoonbare termijnoverschrijding).
4. De beschikking is gedagtekend 31 maart 2018. Op 18 december 2018 heeft eiseres (digitaal) bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend.
5. Eiseres heeft in het beroepschrift erkend dat het bezwaar te laat is ingediend, maar is van mening dat de vaststelling van de WOZ-waarde niet zorgvuldig is gedaan. Nadat een collega had gewezen op de mogelijkheid op internet de WOZ-waarde te vergelijken, is zij achter de jarenlange hoge vaststelling van de WOZ-waarde gekomen. In een aanvullende reactie van 30 juni 2020 heeft eiseres verklaard dat zij te laat is met het bezwaar omdat zij ervan uitging dat de gemeente op een eerlijke en objectieve manier de WOZ-waarde ging bepalen. De rechtbank is van oordeel dat dit geen feiten of omstandigheden zijn die aanleiding (kunnen) geven tot het oordeel dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb.
6. Na de niet-ontvankelijk verklaring heeft de heffingsambtenaar ambtshalve de WOZ-waarde op juistheid getoetst. De eerder vastgestelde waarde wordt gehandhaafd. Een dergelijke beslissing is door de wetgever niet aangemerkt als een besluit waartegen bezwaar en beroep kan worden ingesteld. De juistheid van de ambtshalve toets kan daarom niet door de rechtbank worden beoordeeld. [1]
7. De rechtbank concludeert dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is daarom ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat bij deze uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier, op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.

Voetnoten

1.Vergelijk bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 5 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ9098.