Op 30 juli 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betrof een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die verdacht werd van deelname aan een criminele organisatie en medeplegen van wederrechtelijk binnendringen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 16 juli 2020, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman.
De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat de feiten in het EAB niet genoegzaam waren omschreven, verworpen. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldoende informatie bevatte over de strafbare feiten en dat de opgeëiste persoon duidelijk was in kennis gesteld van de beschuldigingen. De rechtbank heeft ook de garantie van de Belgische autoriteiten beoordeeld, die waarborgde dat de opgeëiste persoon na veroordeling in België naar Nederland zou terugkeren om zijn straf daar uit te zitten.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering en dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de opgeëiste persoon werd overgeleverd aan de Belgische autoriteiten. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.