3.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Aangeefster en verdachte hadden sedert ongeveer september 2017 een relatie die nog bestond op 29 en 30 november 2019. Zowel aangeefster als verdachte hadden een baan in Restaurant [naam restaurant] , waar zich onder het restaurantgedeelte een opslagkelder bevindt. Een steile trap geeft toegang tot die kelder. Het personeel maakt tevens gebruik van de kelder om hun jas op te hangen en persoonlijke spullen op te bergen.
Op 29 november 2019 had aangeefster een avonddienst bij Restaurant [naam restaurant] in Amsterdam. Nadat alle klanten om 23:00 uur weg waren, is aangeefster samen met drie andere collega’s blijven naborrelen. Vanaf ongeveer 03:00 uur bleef ze achter met collega/getuige [getuige 2] . Op 30 november 2019 rond 05:00 uur hebben aangeefster en verdachte via de telefoon contact met elkaar gehad en heeft verdachte aangeefster gevraagd waar zij was. Aangeefster heeft toen gezegd dat zij nog in het restaurant was samen met collega [getuige 2] . Niet veel later is verdachte ook naar het restaurant toegegaan, en is hij bij aangeefster en [getuige 2] aan tafel gaan zitten. Toen getuige [getuige 2] weg was gegaan en alleen aangeefster en verdachte nog in het restaurant waren, is er ruzie tussen aangeefster en verdachte ontstaan. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij aangeefster op verschillende momenten tijdens de ruzie in haar gezicht heeft geslagen en dat hij haar knuffel kapot heeft gemaakt omdat hij erg boos was op haar.
In zoverre is er overeenstemming tussen de verklaringen van aangeefster en verdachte. Over wat zich daarnaast nog meer heeft afgespeeld, lopen hun verklaringen uiteen.
Scenario aangeefster
Aangeefster heeft in haar aangifte van 30 november 2019 verklaard dat in het restaurantgedeelte de ruzie ontstond. Toen zij de kelder in liep, liep verdachte achter haar aan de kelder in. Verdachte begon in de kelder tegen haar te schreeuwen toen zij hem ermee confronteerde dat zij die avond van collega [getuige 2] had gehoord dat verdachte toenadering had gezocht tot een andere collega van hen. Verdachte begon tegen haar te schreeuwen en vervolgens voelde aangeefster dat verdachte haar ineens een harde klap in haar gezicht gaf. Verdachte bleef schreeuwen en heeft haar herhaaldelijk geslagen, met zijn beide handen tegen de zijkant van haar hoofd, alsook met zijn vlakke hand en vuisten in haar gezicht. Aangeefster voelde steeds meer pijn ontstaan, omdat verdachte haar telkens op dezelfde plekken in haar gezicht raakte. Ze gilde van de pijn. Verdachte heeft haar een harde kopstoot gegeven en hield zijn handen een aantal keren met veel kracht over haar mond. Verdachte heeft haar ook vastgepakt bij haar beide oren en daar vervolgens hard aan getrokken. Verdachte heeft een groot mes bij haar gezicht gehouden en tegen haar beide scheenbenen geschopt. Aangeefster probeerde verschillende keren om weg te lopen uit de kelder, maar verdachte blokkeerde telkens haar weg en liet haar niet uit de kelder weggaan. Vervolgens gaf verdachte aangeefster een stoot op haar neus met zijn rechter vuist en toen zij met haar knieën op de grond zat voelde zij dat verdachte haar een trap gaf tegen haar rechter bil. Daarnaast schopte verdachte haar meerdere keren hard op haar linker en rechter been.
Verdachte liep ineens naar boven en ging naar het toilet, hetgeen aangeefster als haar kans zag om uit de kelder te ontsnappen. Aangeefster rende snel naar het toilet en deed deze gelijk op slot. Ineens hoorde zij dat er iemand binnenkwam en zag zij dat dit de schoonmaker (genaamd [getuige 1] ) was. Toen aangeefster uit het toilet kwam, stond verdachte tegenover haar en hield een pizza mes voor haar keel, waarbij hij zei dat aangeefster haar gezicht schoon moest maken. Nadat zij dat gedaan had is zij koffie gaan zetten. Op dat moment zag zij dat het 10:00 uur was. Eenmaal op het politiebureau aangekomen zag aangeefster dat haar portemonnee niet meer in haar tas zat.
Scenario verdachte
Verdachte heeft bij de politie niet willen verklaren. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat aangeefster erg dronken was, hij ongeveer een uur ruziënd met aangeefster aan tafel zat, hij op enig moment zijn zelfcontrole kwijtraakte en haar toen tijdens hun ruzie, in het restaurant, vier of vijf keer in haar gezicht heeft geslagen.
Dat hij en aangeefster ook in de kelder van het restaurant zijn geweest klopt, maar verdachte ontkent dat hij daar verder geweld jegens haar heeft toegepast. Volgens verdachte zijn hij en aangeefster van de trap gevallen. Verdachte liep voorop en viel als eerste, aangeefster viel na hem. Hij had zich nog enigszins aan de trapleuning kunnen vasthouden. In de kelder heeft hij aangeefster niet geslagen of geschopt. Hij heeft haar ook geen kopstoot gegeven. Het letsel dat ze in haar gezicht heeft zou kunnen zijn veroorzaakt door zijn klappen, van het overige letsel weet hij niet hoe ze daar aan komt.
Verdachte ontkent ook dat hij aangeefster heeft vastgehouden in de kelder en dat hij haar heeft bedreigd met een mes. Hij erkent dat hij haar portemonnee heeft meegenomen, maar zegt dit te hebben gedaan omdat hij dacht dat haar scootersleutels daarin zaten en hij wilde voorkomen dat zij dronken op de scooter zou rijden.
Betrouwbaarheid en geloofwaardigheid verklaringen verdachte en aangeefster
Uit de letselverklaring van 30 november 2019, opgemaakt door een forensisch arts, volgt dat bij aangeefster verschillend letsel is geconstateerd, te weten diverse verkleuringen en zwellingen in haar gezicht, bloeduitstortingen op haar rechter arm, alsmede verkleuringen op haar oor, bovenlip, rechter kuit en rechter bil. Nagenoeg al het letsel past blijkens de letselverklaring goed bij de door aangeefster gemelde toedracht. Op 4 december 2019 is een aanvullende letselrapportage betreffende aangeefster opgemaakt, omdat bekend is dat
bloeduitstortingen soms na enkele dagen beter zichtbaar zijn. Op 4 december 2019 is in het gezicht, op de rechter en linker arm, op het rechter en linkerbeen, de bil en de linker voet verschillend letsel waargenomen. Ook in deze letselverklaring wordt de conclusie getrokken dat het letsel, dat op dat moment nog beter zichtbaar is, goed past bij de door aangeefster geschetste toedracht. In het dossier bevinden zich tevens foto’s waarop het letsel van aangeefster duidelijk zichtbaar is en uit onderzoek van het NFI blijkt dat het bloed dat in de kelder is aangetroffen, afkomstig is van aangeefster.
Deze bevindingen ondersteunen de aangifte.
De verklaring van aangeefster wordt daarnaast op een aantal punten ondersteund door getuigen. Zo heeft getuige [getuige 1] , die als schoonmaker werkzaam is bij Restaurant [naam restaurant] , verklaard dat hij op 30 november 2019 om 09:45 uur aan kwam bij Restaurant [naam restaurant] en dat hij, toen hij binnenkwam, verdachte en aangeefster zag, terwijl het niet vaker is voorgekomen dat verdachte en aangeefster op dat tijdstip in het restaurant aanwezig zijn. Meestal is er niemand als hij komt. Hij zag dat verdachte bij de toiletruimte stond en dat aangeefster kort daarop uit de toiletruimte kwam. Hij zag dat aangeefster letsel in haar gezicht had, hetgeen nog niet het geval was toen hij haar die avond daarvoor om 23:00 uur voor het laatst had gezien.
In de verklaring van getuige [getuige 2] komt naar voren dat hij in de nacht van 29 op 30 november 2019 met aangeefster en verdachte in Restaurant [naam restaurant] was en dat hij het restaurant om 07:00 uur heeft verlaten en toen drie kwartier met de eigenaar van het restaurant, getuige [getuige 3] , had gebeld. Na 45 minuten ging hij terug naar het restaurant, omdat hij zijn medicijnen was vergeten. Toen hij bij het restaurant aankwam zag hij dat de deur op slot was gedraaid, terwijl hij dat niet had gedaan toen hij eerder uit het restaurant weg was gegaan. Toen hij bij het bargedeelte aankwam, hoorde hij mompelend gehuil vanuit de kelder, welk gehuil hij herkende als het gehuil van aangeefster. Hij was bang op dat moment en is weggegaan. Hij belde vervolgens om 08:46 uur met de eigenaar van het restaurant, getuige [getuige 3] , om haar de situatie voor te leggen.
Getuige [getuige 3] verklaart dat ze zaterdagochtend rond een uur of 7 werd gebeld door getuige [getuige 2] . Ze vond hem warrig en overstuur aan de telefoon. Hij gaf de hele tijd aan dat hij zich zorgen maakte. Hij vertelde dat aangeefster en verdachte in het restaurant waren en zei dat hij om de hoek van het restaurant was en vroeg of hij terug moest gaan. Later belde [getuige 2] haar weer en vertelde dat hij terug was gegaan naar het restaurant. Hij vertelde toen tegen haar
dat hij geluiden hoorde vanuit de kelder van het restaurant. Hij was daarna naar huis gegaan.
Getuige [getuige 4] , die als bezorger werkt, heeft verklaard dat hij, toen hij in de ochtend van 30 november 2019 een bezorging bij Restaurant [naam restaurant] afleverde, hoorde dat de deur van binnenuit van het slot werd afgehaald en dat niet de schoonmaker, die dat normaliter doet, maar een onbekende man voor hem de deur open deed. Toen getuige [getuige 4] wegging, zag hij dat de schoonmaker arriveerde.
De verklaring van verdachte vindt, in tegenstelling tot de verklaring van aangeefster, op de punten waar zijn verklaring afwijkt van de verklaring van aangeefster, geen steun in het dossier.
Dat aangeefster en getuige [getuige 2] dronken zouden zijn geweest en daardoor dingen zouden hebben gezegd die niet zijn gebeurd, wordt door zowel aangeefster als getuige [getuige 2] betwist en is evenmin opgemerkt door de politieagenten bij wie aangeefster vlak na het incident aangifte heeft gedaan. Dat verdachte in de kelder geen geweld meer zou hebben toegepast jegens aangeefster en samen met aangeefster van de trap zou zijn gevallen, wordt evenmin ondersteund door het dossier en acht de rechtbank niet aannemelijk geworden.
De rechtbank neemt daarbij onder meer in aanmerking dat in de kelder bloed van aangeefster is aangetroffen, alsook dat aangeefster van het begin af aan consistent heeft verklaard, terwijl verdachte pas op de terechtzitting voor het eerst een verklaring heeft afgelegd. Hoewel alleen verdachte en aangeefster bij het incident aanwezig waren, en verder dus niemand heeft gezien wat zich precies heeft afgespeeld, wordt de aangifte op verschillende punten, met name voor wat betreft de genoemde tijdstippen en aangeefsters vlucht naar het toilet, door de reeds genoemde getuigenverklaringen ondersteund. De verklaringen sluiten goed op elkaar aan en versterken elkaar daardoor onderling.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat zij de verklaring van aangeefster geloofwaardig acht. De rechtbank ziet geen reden om bepaalde punten uit haar verklaring in twijfel te trekken en gaat derhalve uit van het scenario zoals dat door aangeefster is geschetst. De verklaring van verdachte wordt dan ook, voor wat betreft de punten waarop zijn verklaring afwijkt van de verklaring van aangeefster, terzijde geschoven.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de aangifte voldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten te komen.
Vrijspraak van het onder 5 ten laste gelegde
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte aangeefster heeft bedreigd met een mes. Hoewel er op zichzelf geen reden is om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster en er in het restaurant ongetwijfeld messen voorhanden zijn, is zij de enige die hierover verklaart en vindt haar verklaring op dit punt geen steun in het dossier. Behalve aangeefster heeft niemand de messen bij verdachte gezien en ook later zijn deze messen niet aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat niet is voldaan aan het wettelijk bewijsminimum en zal verdachte om die reden van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
Op basis van de aangifte, de foto’s van het letsel, de letselverklaringen, de verklaring van getuige [getuige 1] en de verklaring van verdachte die de aangifte gedeeltelijk ondersteunt, stelt de rechtbank vast dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan alle handelingen zoals die onder feit 1 ten laste zijn gelegd. De vraag is vervolgens hoe die handelingen gekwalificeerd dienen te worden.
De rechtbank acht – met de officier van justitie en anders dan de raadsman – bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Verdachte heeft met zijn handelen, minst genomen voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de
aanmerkelijke kansdat dat gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo een kans is niet alleen vereist dat de verdachte
wetenschapheeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging
bewust heeft aanvaard.
De rechtbank stelt vast dat verdachte fors geweld heeft uitgeoefend in het gezicht en op het lichaam van aangeefster, alsmede dat verdachte dit langdurig heeft gedaan. Zo is blijkens de letselverklaringen op aangeefsters hoofd en lichaam verschillend letsel geconstateerd, waaronder een blauwe plek bij haar slaap. Ook heeft verdachte haar een kopstoot op haar voorhoofd gegeven en een harde stomp op de neusbrug. De huisarts van aangeefster heeft tekenen van een hersenschudding bij aangeefster geconstateerd en getuige [getuige 5] heeft van aangeefster begrepen dat zij als gevolg van het incident een hersenschudding heeft opgelopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd, en vooral de slaap, een essentieel en kwetsbaar onderdeel van het lichaam is. Door een kopstoot te geven en meermalen te slaan, zowel met de vlakke hand als de vuist tegen het hoofd en in de buurt van de slaap, bestaat een aanmerkelijke kans dat daarmee zwaar lichamelijk letsel wordt veroorzaakt.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onder feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht op grond van de in het dossier aanwezige (en hiervoor genoemde) bewijsmiddelen – anders dan de officier van justitie en de raadsman – bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en overweegt hiertoe als volgt.
Vast staat dat verdachte en aangeefster in de kelder zijn geweest en dat er bloed van aangeefster in de kelder is aangetroffen. Getuige [getuige 2] verliet het restaurant om 07:00 uur en kwam daar rond 07:45 uur terug. Op dat moment hoorde hij aangeefster mompelend huilen in de kelder, hetgeen de rechtbank sterkt in de overtuiging dat aangeefster zich niet vrijwillig in de kelder bevond. Om 09:45 uur arriveerde getuige [getuige 1] bij het restaurant. Hij zag aangeefster bij binnenkomst uit het toilet komen, hetgeen overeenkomt met de verklaring van aangeefster dat zij, vlak voordat schoonmaker [getuige 1] binnenkwam, vanuit de kelder naar het toilet is gevlucht. Verdachte doet voorkomen alsof hij en aangeefster zich slechts korte tijd in de kelder hebben bevonden, maar uit de verklaringen van getuigen [getuige 2] en [getuige 1] alsook uit de aangifte leidt de rechtbank af dat verdachte en aangeefster daar veel langer moeten zijn geweest, te weten ongeveer twee uur. Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de aangifte in voldoende mate wordt ondersteund, zodat de wederrechtelijke vrijheidsberoving wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank is, gelet op de aangifte en de verklaring van verdachte dat hij de portemonnee van aangeefster uit het restaurant heeft meegenomen, van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. Dat verdachte de portemonnee van aangeefster zou hebben meegenomen omdat hij dacht dat haar sleutels daarin zaten en hij niet wilde dat zij in dronken toestand op de scooter zou rijden, doet aan het voorgaande niet af.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte is de rechtbank van oordeel dat is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde vernieling.