3.3.1.Feiten en omstandigheden
Op 10 oktober 2019 krijgt de politie een MMA-melding binnen, met informatie:
“Grote cocaïnedealer in Amsterdam. In Amsterdam wordt al vele jaren in cocaïne gedeald
door een man genaamd [verdachte] (fon), wonende in de [adres] . [verdachte] bestelt bij zijn leverancier doorgaans 1 tot 2 kilo cocaïne per
keer. Hij verstopt de cocaïne in zijn woning in een kast in de huiskamer. Doorgaans is hij vanaf
ongeveer 14.00 uur actief Hij bezorgt de cocaïne ook op bestelling op zijn grijze scooter van
het merk Peugeot . Deze scooter staat doorgaans geparkeerd op het [straatnaam] . Het telefoonnummer van zijn drugslijn is [telefoonnummer 2] . Ook kan hij mogelijk gebruik maken van
het telefoonnummer [telefoonnummer 3] .”
De politie verricht onderzoek naar het telefoonnummer en het adres. Verdachte blijkt te wonen
op het genoemde adres en maakt gebruik van het nummer [telefoonnummer 2] . Ook blijkt verdachte
een bromfiets op zijn naam te hebben staan. Uit onderzoek volgt verder dat in 2015 en 2017
MMA-meldingen zijn binnengekomen over de bewoner van [adres] , inhoudende
dat hij drugs zou dealen vanuit zijn woning.
Op basis hiervan zijn observaties door de politie verricht, is een technische actie aangesloten
op het telefoonnummer van verdachte en zijn historische gegevens opgevraagd. Tijdens
observaties wordt door de politie waargenomen dat verdachte op zijn bromfiets naar
verschillende personen rijdt en iets aan hen overhandigt. In telefoon- en WhatsAppgesprekken
tussen verdachte en personen wordt gesproken over locaties en tijdstippen, waarop verdachte
bij hen kan zijn. De personen vragen verdachte om ‘kaas’ en dingetjes’. De personen waarmee
verdachte contact heeft, staan bij de politie geregistreerd als harddrugsgebruikers.
Op 20 december 2019 wordt verdachte aangehouden, nadat de politie ziet dat verdachte een
wikkel geeft aan een persoon. Bij de fouillering worden bij hem tien wikkels met wit poeder en
€ 105 in contanten aangetroffen. Aansluitend wordt de woning van verdachte doorzocht. In een
kast in de huiskamer worden wikkels met wit poeder, pillen, kristalvormig poeder, een
weegschaaltje met resten wit poeder en lege wikkels gevonden. Verder wordt in de woning een
hoeveelheid contant geld (€ 5.894,85) aangetroffen. In de berging wordt een omgebouwd
alarmpistool en munitie gevonden. In een andere berging worden in een kluis twee
boodschappentassen met 1,2 kg samengeperst wit poeder aangetroffen.
Uit forensisch drugsonderzoek blijkt dat de wikkels en boodschappentassen uit de kluis 1227,88
gram cocaïne bevatten. Het kristalvormig poeder (2,43 gram) en de pillen bevatten volgens het
onderzoek MDMA.
3.3.2.Beoordeling feit 3: witwassen
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte aan de [adres] in [woonplaats]
op 20 december 2019 is in de woonkamer een geldbedrag van € 5.894,85 aangetroffen. Dit
bedrag zat in verschillende doosjes in een kast in de woonkamer. Het geld werd in het bijzijn
van harddrugs, verpakkingsmateriaal en een weegschaaltje met resten wit poeder aangetroffen.
Bij de fouillering van verdachte op 20 december 2019 is € 105,00 gevonden. Uit een analyse
van de bankgegevens van verdachte over de periode van 25 november 2018 tot en met 20
december 2019 komt naar voren dat in die periode contante stortingen zijn gedaan voor een
bedrag van € 15.656,77. Verdachte ontvangt geen inkomen of uitkeringen.
Vrijspraak feit 3 primair (opzet/schuldwitwassen)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet
worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Niet is gebleken dat verdachte één of
meer handelingen heeft verricht die gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of
verhullen van de criminele herkomst van het geld.
Bewezenverklaring feit 3 subsidiair (eenvoudig witwassen)
In deze zaak kan geen directe link worden gelegd tussen een bepaald misdrijf en de contante
stortingen en aangetroffen geldbedragen. Verdachte wordt namelijk vrijgesproken van het
verstrekken van cocaïne in de periode vóór 1 oktober 2019. De rechtbank komt wel tot een
bewezenverklaring voor het verstrekken van cocaïne in de periode van 1 oktober 2019 tot en
met 20 december 2019. Uit het dossier is echter onvoldoende gebleken dat verdachte geld heeft
gekregen voor de cocaïne.
Omdat direct bewijs voor een criminele herkomst van het geld ontbreekt, dient zich de vraag
aan of sprake is van een vermoeden van (eenvoudig) witwassen. Als dat het geval is, mag van
de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld die
niet zó onwaarschijnlijk is dat zij zonder meer terzijde kan worden geschoven. Ontbreekt een
dergelijke verklaring dan kan eenvoudig witwassen in beginsel worden bewezen verklaard.
In de woning van de verdachte is een contant geldbedrag van in totaal € 5.894,85 aangetroffen,
verdeeld over verschillende doosjes in de kast in de woonkamer. Dit bedrag wordt aangetroffen
in het bijzijn van harddrugs, verpakkingsmateriaal en een weegschaaltje met resten wit poeder.
Het bewaren van een dergelijk contant geldbedrag in een woning is op zichzelf al tamelijk
ongebruikelijk. Verder is een bedrag van € 15.656,77 contant gestort in een periode van een
jaar. Verdachte had geen aantoonbaar legaal inkomen in de periode van de contante stortingen
en de vondst van het geld in zijn woning.
Deze feiten en omstandigheden, in samenhang met zijn bewezen geachte handel in verdovende
middelen, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een vermoeden van eenvoudig
witwassen van opbrengsten uit eigen misdrijf. Nu er voldoende feiten en omstandigheden zijn
om het vermoeden van witwassen te rechtvaardigen, mag van verdachte een verklaring worden
verlangd voor de herkomst van het geld.
Verdachte heeft op zitting verklaard dat het geldbedrag zou bestaan uit inkomsten uit arbeid
van de gokhal, giften van familieleden, stortingen van zijn mantelzorger (zijnde
terugbetalingen) en spaargeld van de dochter van verdachte. Daarnaast zou verdachte contante
opbrengsten van zijn auto ter hoogte van € 6.000,- en spaargeld van de verkoop van de gokhal
thuis hebben liggen. Verdachte stortte geld op zijn rekening om de vaste lasten te betalen, en
heeft zijn mantelzorger ook gevraagd om contant geld op zijn rekening te storten.
Verdachte heeft pas op zitting een verklaring gegeven over de herkomst van het geld, zonder
enige (schriftelijke) onderbouwing. De rechtbank is van oordeel dat het niet aannemelijk is dat
de mantelzorger geld van zijn rekening heeft gebruikt voor privéuitgaven ter hoogte van de
gestorte bedragen. Ook is het niet aannemelijk dat verdachte giften van zijn broer in delen op
de rekening contant liet storten en dat verdachte nog gelden, afkomstig van de verkoop van zijn
gokhal in 1994/1996, in huis had liggen. Omdat verdachte pas op zitting een verklaring heeft
afgelegd, was het op voorhand niet mogelijk om onderzoek te verrichten. Daardoor is geen
sprake van een aannemelijke of verifieerbare verklaring waarmee het vermoeden van eenvoudig
witwassen kan worden weerlegd.
Met betrekking tot het aangetroffen geldbedrag in de pot (€ 544), heeft verdachte verklaard dat
dat geldbedrag spaargeld van zijn dochter is. De raadsman heeft op zitting een schriftelijke
verklaring overlegd van de dochter van verdachte, waarin zij zegt dat het bedrag van € 544,- in
de pot haar spaargeld is. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring aannemelijk is.
Verdachte wordt vrijgesproken van eenvoudig witwassen van het bedrag van € 544,-.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het geldbedrag van
€ 21.111,62 afkomstig is van eigen misdrijf, zodat wettig en overtuigend bewezen kan worden
dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan eenvoudig witwassen.
3.3.3.Bewijsoverwegingen
Feit 1 primair (verhandelen drugs)
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verstrekken van cocaïne in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 20 december 2019.
Verdachte heeft op zitting een bekennende verklaring afgelegd over het verstrekken van cocaïne aan verschillende personen. Hij beschikte over ruim een kilo cocaïne. Een kennis heeft een grote hoeveelheid cocaïne (ruim 1,2 kg) gevonden op het strand in Zeeland. Deze kennis heeft met verdachte besproken dat verdachte deze cocaïne zou kunnen verkopen. Verdachte heeft verklaard dat hij in oktober 2019
samplesheeft gekregen om de kwaliteit van de cocaïne te testen. Rond 5 december 2019 heeft verdachte de cocaïne in bezit gekregen. Vanaf dat moment heeft hij
samplesvan de cocaïne aan verschillende personen uitgedeeld, waarvoor hij niet betaald kreeg. Voordat hij naar eigen zeggen was begonnen met het verkopen van de cocaïne, is hij op 20 december 2019 opgepakt.
Wat er zij van de geloofwaardigheid over de wijze waarop hij over de cocaïne is komen te
beschikken, staat vast dat verdachte vanaf 1 oktober 2019 cocaïne voorhanden heeft gehad en
dat hij vanaf 5 december 2019 beschikte over een handelsvoorraad cocaïne. Vanaf 5 december 2019 heeft verdachte de cocaïne verstrekt aan verschillende mensen. Dat verdachte cocaïne heeft verstrekt, wordt ondersteund door de weegschaal met resten wit poeder en lege wikkels, die zijn aangetroffen in de woning van verdachte. Daarnaast is verdachte aangehouden met tien wikkels cocaïne op zak. De bevindingen uit de tapgesprekken en observaties sluiten aan bij de verklaring van verdachte dat hij contact heeft gehad met personen over cocaïne. Ook volgt hieruit dat hij cocaïne, al dan niet in de vorm van
samples, aan verschillende personen heeft gegeven.
Dat verdachte geen geld heeft ontvangen voor zijn
samples, staat niet aan een
bewezenverklaring in de weg. Voor het verhandelen van drugs is namelijk niet vereist dat (geld) wordt betaald voor de drugs, althans niet in die zin dat sprake is van ‘gelijk oversteken’.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte cocaïne heeft
verhandeld.
Partiële vrijspraak feit 1
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat verdachte moet
worden vrijgesproken van het handelen in MDMA. Er is namelijk niet gebleken dat verdachte
een hoeveelheid MDMA heeft verhandeld.
Daarnaast spreekt de rechtbank verdachte vrij van de periode vóór 1 oktober 2019. Hoewel er
aanwijzingen in het dossier aanwezig zijn dat verdachte zich ook vóór deze datum bezig heeft
gehouden met de handel in harddrugs, kan dit niet met voldoende wettige bewijsmiddelen
worden ondersteund.
Feit 2 (bezit drugs) en feit 4 (bezit vuurwapen en munitie)
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat kan worden
bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van
1227,88 gram cocaïne, 2,43 gram MDMA en vier tabletten MDMA. Dit geldt ook voor het
voorhanden hebben van een omgebouwd alarmpistool (Ekol Volga 9mrn) en 25
gemanipuleerde PAK-patronen (Özkursan 9mm).