ECLI:NL:RBAMS:2020:3593

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
20/166
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • R.C.J. Hamming
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over beklag inzake inbeslagname van een voertuig met twijfelachtige herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 april 2020 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klaagster, die de teruggave van een in beslag genomen Renault Twingo vorderde. De auto was op 7 februari 2019 in beslag genomen omdat het chassisnummer niet overeenkwam met het kenteken in het RDW-systeem. Klaagster, die de auto via internet had gekocht, stelde dat zij niet op de hoogte was van de discrepantie en dat zij rechthebbende was. De officier van justitie verzet zich tegen de teruggave, stellende dat de auto vernietigd was op basis van een machtiging ex artikel 117 Sv en dat klaagster niet-ontvankelijk was in haar beklag.

De rechtbank oordeelde dat klaagster ontvankelijk was in haar beklag, omdat er geen machtiging was overgelegd die de vernietiging van de auto rechtvaardigde. De rechtbank concludeerde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de auto, omdat het chassis van de in beslag genomen auto afkomstig was van een andere auto, wat de mogelijkheid van een 'omgekatte' auto deed vermoeden. Dit ongecontroleerde bezit zou afbreuk doen aan de effectieve bestrijding van de handel in gestolen voertuigen. De rechtbank verklaarde het beklag ongegrond, wat betekent dat de inbeslagname van de auto in stand bleef.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Procesverbaalnummer: 2019026343
RK: 20/166
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:

[Klaager] ,

geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [BRP-adres] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van haar raadsman, mr. M.H.H. Meulemeesters,
Utrechtseweg 75, 3702 AA Zeist,
klaagster.
belanghebbende, tevens beslagene:

[beslagene] ,

geboren op [geboortedag beslagene] te Amsterdam,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres (beslagene)]
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman, mr. M.H.H. Meulemeesters,
Utrechtseweg 75, 3702 AA Zeist,
hierna: ‘ [beslagene] ’.

Procesgang

Het klaagschrift is op 13 januari 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
In verband met de coronamaatregelen heeft klager afstand gedaan van (het recht op aanwezigheid bij) een mondelinge behandeling. In plaats daarvan heeft de rechtbank, met instemming van de raadsman en het Openbaar Ministerie, na schriftelijke rondes, op 23 april 2020 buiten de raadkamer om op het klaagschrift besloten.
De raadsman van belanghebbende [beslagene] heeft op 10 april 2020 te kennen gegeven dat [beslagene] afziet van een mondelinge behandeling en schriftelijk het standpunt van [beslagene] kenbaar gemaakt.
De officier van justitie heeft op 10 april 2020 en 14 april 2020 haar schriftelijke standpunt kenbaar gemaakt. De raadsman heeft op 14 april 2020 zijn schriftelijke standpunt gedeeld. De officier van justitie heeft op 17 april 2020 laten weten te persisteren bij het eerder ingenomen standpunt.

Inhoud klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave aan klaagster van het bij beslagene [beslagene] in beslag genomen voorwerp, te weten een Renault Twingo met kenteken [kentekennummer 1] .
De raadsman heeft naar aanleiding van het standpunt van het Openbaar Ministerie en ter toelichting op het klaagschrift – kort samengevat – het volgende aangevoerd.
Klaagster is ontvankelijk. Het enkele feit dat de in beslag genomen auto is vernietigd, maakt niet dat de klaagster niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Daarnaast is geen machtiging als bedoeld in art. 117 lid 2 Sv aangetroffen, wat maakt dat het beslag nog steeds voortduurt. Ook heeft klaagster nog steeds belang bij haar klacht. Uit art. 119 lid 1 Sv volgt dat als aan de last tot teruggave niet kan worden voldaan, de bewaarder over dient te gaan tot betaling van de prijs die het voorwerp bij verkoop zou hebben opgebracht.
Klaagster is rechthebbende. Zij heeft de auto via internet gekocht en was er niet van op de hoogte dat het chassisnummer niet overeen kwam met het kenteken. Dit is een omstandigheid die ook niet zonder meer duidelijk is bij de (particuliere) aankoop van een voertuig. Zij is de tenaamgestelde van de Renault Twingo.
Ten slotte zijn de formaliteiten bij inbeslagneming niet in acht zijn genomen. Klaagster heeft geen kennisgeving van inbeslagneming gehad en is niet op de hoogte gebracht van de vervreemdingsbeslissing.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft – onder verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – verklaard zich te verzetten tegen teruggave van de in beslag genomen auto.
Klaagster is niet-ontvankelijk in haar beklag. De auto is vernietigd naar aanleiding van een machtiging ex art. 117 Sv. Daarnaast is zij ook niet-ontvankelijk, omdat zij niet heeft kunnen aantonen dat zij belanghebbende is.
Het klaagschrift moet ongegrond verklaard worden, omdat onduidelijk is of klaagster rechthebbende van de auto is. De auto die in beslag is genomen heeft chassisnummer [nummer] . Dit nummer hoort bij een Duits voertuig, een zwarte Renault Twingo uit het bouwjaar 2001, kenteken [kentekennummer 1] . Er is hiervan geen tenaamgestelde bekend. Ook kan op basis van de stukken niet worden gezegd worden dat klaagster de auto te goeder trouw heeft gekocht.

Standpunt van de belanghebbende

[beslagene] heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift van klaagster gegrond moet worden verklaard en de inbeslaggenomen auto aan haar terug moet worden gegeven.

Beoordeling

Uit de stukken is het volgende gebleken.
Op 18 februari 2019 kregen verbalisanten een melding dat een zwarte Renault Twingo met kenteken [kentekennummer 2] gecontroleerd moest worden. De tenaamgestelde van dat voertuig is klaagster. Bij de staandehouding van de auto troffen zij als bestuurder [beslagene] aan. Hij verklaarde dat hij de auto had geleend van zijn vriendin, klaagster, en dat zij de tenaamgestelde was.
Bij de controle van het chassisnummer bleek dat het chassisnummer van de Renault Twingo ( [nummer] ) niet overeen kwam met het chassisnummer, horende bij het kenteken [kentekennummer 2] , in het RDW-systeem ( [nummer 2] ). Het chassisnummer [nummer] hoort bij een Duits voertuig, een zwarte Renault Twingo uit het bouwjaar 2001, kenteken [kentekennummer 1] . Er is geen tenaamgestelde bekend van dit kenteken.
Hierop werd de auto op 7 februari 2019 op de voet van artikel 94 Sv in beslag genomen. Klaagster meldt zich vervolgens bij de politie. Zij verklaart dat zij de auto in Nederland heeft gekocht van een particulier en op haar naam heeft laten zetten.
Ontvankelijkheid
De officier van justitie gaf op 14 april 2020 te kennen dat de auto is vernietigd naar aanleiding van een machtiging als bedoeld in artikel 117, eerste lid, Sv.
De officier van justitie heeft geen machtiging ex artikel 117 Sv overlegd aan de raadsman en de rechtbank. Zonder machtiging ex artikel 117 Sv kan niet worden vastgesteld dat de auto in overeenstemming met de wettelijke voorschriften is vernietigd. Hierdoor kan van een beëindiging van het beslag ook niet worden uitgegaan. [1]
Klaagster is ontvankelijk in haar beklag.

Voortduring beslag in het belang van strafvordering

In de onderhavige procedure dient de rechtbank te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Als dat niet zo is, komt de vraag aan de orde of klaagster te goeder trouw is en redelijkerwijs als rechthebbende van de in beslag genomen auto kan worden aangemerkt.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor – in dit geval – artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt.
In het onderhavig geval is sprake van een voorwerp dat volgens het Openbaar Ministerie vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer.
De rechtbank heeft op grond van de stukken uit het dossier vastgesteld dat het chassis van de in beslag genomen auto afkomstig is uit een andere auto. De rechtbank is voorts van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat het hier aldus een ‘omgekatte’ auto betreft waarvan het ongecontroleerde bezit van zodanige aard is dat het afbreuk doet aan een effectieve voorkoming en bestrijding van met gestolen auto’s bedreven handel en dat dit ongecontroleerde bezit daarom in strijd is met de wet of het algemeen belang. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat zich niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de auto zal onttrekken aan het verkeer.
Hetgeen klaagster heeft aangevoerd over de wijze van verkrijgen van het in beslag genomen voertuig maken dit niet anders.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag. Het beklag dient derhalve ongegrond te worden verklaard.
4. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

De rechtbank verklaart het beklag ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door
mr. R.C.J. Hamming, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. G. Onnink, griffier
en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2020
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen bij de griffie van deze rechtbank,
binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.

Voetnoten

1.Hoge Raad 19 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:949.