ECLI:NL:RBAMS:2020:356

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2020
Publicatiedatum
23 januari 2020
Zaaknummer
AMS 19/6477 (voorlopige voorziening) en AMS 19/6431 (beroep)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van toestemming voor beveiligingswerkzaamheden door de korpschef van politie

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 januari 2020, wordt de intrekking van de toestemming voor beveiligingswerkzaamheden van verzoeker door de korpschef van politie beoordeeld. Verzoeker, die al 17 jaar werkzaam is in de beveiligingsbranche, had toestemming gekregen om beveiligingswerkzaamheden uit te voeren voor R&D Security en andere organisaties. De korpschef trok deze toestemming in naar aanleiding van een incident waarbij verzoeker in het bezit was van een busje pepperspray, wat als een strafbaar feit werd beschouwd onder de Wet wapens en munitie. Verzoeker had dit pepperspray aangetroffen tijdens zijn werk en niet direct ingeleverd bij de politie. De voorzieningenrechter oordeelt dat de korpschef zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat verzoeker onvoldoende betrouwbaar is om als beveiligingsmedewerker te werken. De voorzieningenrechter wijst erop dat verzoeker nooit eerder in de fout is gegaan en dat zijn opdrachtgevers zeer tevreden zijn over zijn werk. De voorzieningenrechter verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept de intrekking van de toestemming, waardoor verzoeker weer beveiligingswerkzaamheden mag verrichten. Tevens wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en worden de proceskosten aan verzoeker vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 19/6477 (voorlopige voorziening) en AMS 19/6431 (beroep)
AMS 19/6478 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 januari 2020 in de zaken tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. S.A. Adriaanse),
en
de korpschef van politie, verweerder
(gemachtigden: mr. R.P. Nijssen en mr. V. Vermeulen).

Procesverloop

Ten aanzien van de zaken AMS 19/6477 en AMS 19/6431 (eenheid Rotterdam)
Met het besluit van 12 juni 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan R&D Security verleende toestemming [1] om verzoeker beveiligingswerkzaamheden te laten verrichten, ingetrokken. Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 6 november 2019 (het bestreden besluit I) heeft verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard. Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende schorsing van het bestreden besluit I totdat op zijn beroep is beslist.
Ten aanzien van de zaak AMS 19/6478 (eenheid Amsterdam)
Met het besluit van 1 november 2019 (het bestreden besluit II) heeft verweerder de aan Eight Service Security Solutions en Stichting Stewarding Triple A verleende toestemmingen [2] om verzoeker beveiligingswerkzaamheden te laten verrichten, ingetrokken.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit II bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende schorsing van het bestreden besluit II tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op zijn bezwaar tegen dat besluit.
De behandeling van de verzoeken om voorlopige voorziening tijdens een zitting
De verzoeken om voorlopige voorziening zijn gelijktijdig ter zitting behandeld op
8 januari 2020. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Verzoeker is vrijgesteld van de betaling van griffierecht
1. Verzoeker heeft verzocht om vrijstelling van betaling van griffierecht wegens betalingsonmacht. Daartoe heeft hij een verklaring overgelegd, waarin is aangegeven dat hij geen inkomen en onvoldoende vermogen heeft en dit onderbouwd met een afschrift van zijn bankrekening. Daarmee heeft verzoeker aannemelijk gemaakt dat hij niet over voldoende inkomsten of vermogen beschikt om de verschuldigde bedragen aan griffierecht te betalen. Het beroep op betalingsonmacht slaagt dan ook, waardoor verzoeker wordt vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
De zaken AMS 19/6477 en AMS 19/6431 (eenheid Rotterdam)
De voorzieningenrechter beslist met deze uitspraak ook op het beroep van verzoeker
2. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
Aanleiding van de procedure
3.1.
Verzoeker is naar eigen zeggen al 17 jaar werkzaam in de beveiligingsbranche. Hij verricht onder meer diverse beveiligingswerkzaamheden voor Stichting Stewarding Triple A bij de voetbalclub Ajax, onder andere op het trainingscomplex De Toekomst in Amsterdam. Naast deze werkzaamheden volgt hij de hbo-opleiding maatschappelijk werk en dienstverlening, die hij in 2021 verwacht af te ronden.
3.2.
Op 25 maart 2019 heeft de politie bij verzoeker in de buddyseat van zijn scooter een busje pepperspray van circa 10 centimeter aangetroffen. Dit is een strafbaar feit op grond van de Wet wapens en munitie.
3.3.
Bij brief van 5 juni 2019 heeft de officier van justitie verzoeker te kennen gegeven niet tot vervolging over te gaan, maar het strafbare feit voorwaardelijk te seponeren met als sepotgrond ‘gering feit’. Aan dit voorwaardelijk sepot is de voorwaarde verbonden dat verzoeker zich gedurende een proeftijd van twee jaar niet schuldig mag maken aan een strafbaar feit.
De verklaring van verzoeker over het strafbare feit
4. Verzoeker heeft de volgende uitleg gegeven over het bij hem aangetroffen busje pepperspray. Op 19 februari 2019 was hij bij een openbare training van Ajax aan het werk op De Toekomst. Tijdens het fouilleren van de bezoekers bij de ingang trof hij een mes aan bij een man en zag hij op datzelfde moment het busje pepperspray op de grond liggen. Hij heeft dit busje pepperspray opgeraapt met zijn ene hand en omdat hij op dat moment het mes met zijn andere hand vasthield en met de man bezig was, stopte hij het busje pepperspray in zijn jaszak. Vervolgens heeft hij de man overgebracht naar een besloten ruimte en is hijzelf teruggekeerd naar de ingang om verder te gaan met fouilleren. Normaal gesproken draagt verzoeker aangetroffen voorwerpen direct over aan de aanwezige eenheid van de politie. Verzoeker stopt dergelijke voorwerpen nooit in zijn jaszak. Hij was hierna verdergegaan met zijn werk en had niet meer aan het busje pepperspray gedacht. Na zijn werk is hij naar huis gegaan, heeft hij het busje pepperspray niet gevoeld en heeft hij zijn jas bij hem thuis aan de kapstok gehangen. Pas op 25 maart 2019 heeft hij deze jas weer aangetrokken. Tot dat moment heeft hij tijdens zijn werk deze jas niet meer aangehad, maar heeft hij steeds zijn fleecevest aangehad. [3] Hij voelde toen het busje pepperspray in zijn jaszak en besloot om het in de buddyseat van zijn scooter te stoppen en het bij de politie in te leveren. Onderweg is hij aangehouden door de politie en werd het busje pepperspray bij hem aangetroffen.
Het gevolg dat verweerder aan het strafbare feit verbindt
5. Verweerder concludeert op basis van het strafbare feit en verzoekers handelwijze daaromtrent dat verzoekers betrouwbaarheid en integriteit als beveiligingsmedewerker niet meer boven iedere twijfel zijn verheven. Daarom heeft verweerder met het primaire besluit, gehandhaafd met het bestreden besluit I, besloten de namens de eenheid Amsterdam voor verzoeker verleende toestemming voor het verrichten van beveiligerswerkzaamheden in te trekken. Verweerder heeft dit als volgt gemotiveerd. Door in het bezit te zijn van pepperspray heeft verzoeker een rechtsregel naast zich neergelegd, waarvan de overtreding kan worden beschouwd als een tamelijk ernstige aantasting van de rechtsorde. Hij heeft na het in beslag nemen van het busje pepperspray op 19 februari 2019 vijf weken tijd gehad om dit in te leveren bij de politie. Door dit niet te doen, ontstond er een potentieel gevaarlijke situatie. Dit wordt verzoeker als beveiliger aangerekend. Van beveiligers mag worden verwacht dat zij zich steeds bewust zijn van de onwenselijkheid van wapens in de samenleving. Dat de officier van justitie is overgegaan tot een voorwaardelijk sepot wegens een ‘gering feit’ maakt dit niet anders. Dit betreft namelijk een beleidssepot. Verder is de kans op recidive niet in te schatten. Er is namelijk slechts een korte tijd verstreken tussen het aantreffen van de pepperspray op 25 maart 2019 en het besluit tot intrekking van de toestemming van 12 juni 2019 (het primaire besluit). Verzoeker is dus maar korte tijd in de gelegenheid geweest om te laten zien dat hij zich niet nogmaals schuldig maakt aan strafbare feiten. Verweerder realiseert zich dat verzoeker door de intrekking van de toestemming niet meer kan werken als beveiliger en inkomsten verliest. Echter, het belang van de veiligheidszorg en de goede naam van de bedrijfstak wegen zwaarder. Daarbij is van belang dat verzoeker een opleiding tot maatschappelijk dienstverlener volgt en heeft aangegeven op korte termijn een loopbaan in die branche na te streven.
Oordeel voorzieningenrechter
6.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [4] komt verweerder beoordelingsruimte toe bij de beoordeling van de vraag of een betrokkene voldoende betrouwbaar [5] is. Aan medewerkers in de beveiligingsbranche worden, gelet op de aard van deze branche, hogere eisen gesteld dan aan medewerkers in willekeurige andere betrekkingen. Dit betekent dat verweerder als beoordelingsmaatstaf mag hanteren, dat de betrouwbaarheid en integriteit van beveiligingsmedewerkers boven iedere twijfel verheven dienen te zijn.
6.2.
Met verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker een fout heeft gemaakt door het busje pepperspray na de vondst op 19 februari 2019 niet direct of in elk geval kort daarna in te leveren bij de politie of bij de voetbaleenheid op De Toekomst. Deze fout leverde op grond van de Wet wapens en munitie een strafbaar feit op.
6.3.
De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat verzoeker uitsluitend vanwege dit strafbare feit en verzoekers handelwijze daaromtrent onvoldoende betrouwbaar is om voor een beveiligingsorganisatie te werken. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
6.4.1.
De voorzieningenrechter gaat uit van verzoekers onbetwiste verklaring over de vondst van het busje pepperspray en over de reden waarom hij dit op 25 maart 2019 nog niet had ingeleverd. Verzoeker heeft dit busje pepperspray niet gekocht van een wapenhandelaar, maar gevonden tijdens zijn werk als beveiliger, dus nota bene terwijl hij een bijdrage leverde aan de veiligheid van de situatie rondom de openbare training van Ajax. Hij werd min of meer praktisch gedwongen dit busje in zijn jaszak te stoppen, omdat hij zijn handen op dat moment vol had met het mes dat hij bij een bezoeker had aangetroffen en het onder controle brengen van die bezoeker. Het in zijn jaszak stoppen van het busje pepperspray was een uitzonderlijke handeling. Het is daarom voorstelbaar dat verzoeker niet meer aan het busje heeft gedacht toen hij weer verder ging met zijn werk. Verzoeker heeft het busje pepperspray nooit gebruikt en de voorzieningenrechter heeft geen aanwijzing dat verzoeker de intentie had het busje te gebruiken. Verder is het niet ondenkbaar dat verzoeker die jas waar het busje pepperspray in zat enkele weken niet meer aan heeft gehad. Verzoeker heeft dit onderbouwd door de voorzieningenrechter op de zitting zijn fleecevest te laten zien dat hij in die weken aanhad en met een foto [6] van zichzelf tijdens zijn werk in die tijd waarop dat te zien is.
6.4.2.
Het aanwezig hebben van het busje pepperspray levert naar de letter van de Wet wapens en munitie weliswaar een strafbaar feit op, maar gelet op alle omstandigheden van het geval zoals hierboven beschreven, maakt dit niet dat verzoekers betrouwbaarheid en integriteit als beveiligingsmedewerker om die reden in twijfel mogen worden getrokken. Deze feiten en omstandigheden waren voor de officier van justitie kennelijk ook de aanleiding het feit voorwaardelijk te seponeren als ‘gering feit’.
6.4.3.
De voorzieningenrechter acht verder van belang dat onbetwist is dat verzoeker al 17 jaar beveiligingswerkzaamheden verricht, hij in al die tijd nooit in de fout is gegaan en zijn opdrachtgevers zeer zijn te spreken over verzoeker en de werkzaamheden die hij verricht. Ter onderbouwing van dit laatste heeft verzoeker een viertal verklaringen [7] overgelegd, waaruit blijkt dat opdrachtgevers uiterst tevreden met hem zijn en het betreuren dat zij verzoeker niet meer kunnen inzetten. Zij beschrijven hem als loyaal, betrouwbaar, integer, geduldig, betrokken en communicatief sterk. R&D Security had zelfs concrete plannen om verzoeker te benoemen als rayonmanager en ook Stichting Stewarding Triple A geeft aan een mooi carrièrepad voor verzoeker binnen de organisatie voor ogen te hebben.
6.4.4.
Kortom, de conclusie van verweerder dat verzoekers betrouwbaarheid en integriteit als beveiligingsmedewerker niet meer boven ieder twijfel zijn verheven, strekt te ver gelet op de aard van het strafbare feit, alle omstandigheden waaronder dit is begaan, de uitleg van verzoeker hierover, het langdurige, smetteloze arbeidsverleden van verzoeker en de uiterst lovende woorden van zijn opdrachtgevers.
6.5.
Omdat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat verzoeker onvoldoende betrouwbaar is om voor een beveiligingsorganisatie te werken, mocht verweerder, namens de eenheid Rotterdam, niet tot intrekking overgaan van de aan R&D Security voor verzoeker verleende toestemming voor het verrichten van beveiligingswerkzaamheden.
7. Het beroep is gegrond. Omdat geen andere uitkomst mogelijk is dan de intrekking van de toestemming aan R&D Security ongedaan te maken, zal de voorzieningenrechter zelf in de zaak voorzien. Het bestreden besluit I wordt vernietigd, het primaire besluit wordt herroepen en deze uitspraak treedt in de plaats van het vernietigde bestreden besluit I. Dit betekent dat de door verweerder, namens de eenheid Rotterdam, aan R&D Security voor verzoeker verleende toestemming per direct weer van kracht is en verzoeker voor dat bedrijf conform die toestemming beveiligingswerkzaamheden mag verrichten.
8. Gezien het feit dat bij deze uitspraak op het beroep is beslist, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening in deze zaak af.
De zaak AMS 19/6478 (eenheid Amsterdam)
9. Met het bestreden besluit II is door verweerder de, namens de eenheid Amsterdam, voor verzoeker verleende toestemming aan Eight Service Security Solutions en Stichting Stewarding Triple A voor het verrichten van beveiligerswerkzaamheden ingetrokken. Dit in navolging van en onder verwijzing naar de motivering van de eenheid Rotterdam op grond van het Tijdelijk besluit eenduidigheid besluitvorming korpscheftaken.
10. Aan het bestreden besluit II heeft verweerder exact dezelfde feiten en motivering ten grondslag gelegd als aan het primaire besluit en het bestreden besluit I. Gelet op hetgeen onder 6.3. tot en met 6.5. is overwogen, ziet de voorzieningenrechter dan ook aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en het bestreden besluit II te schorsen tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van verzoeker tegen dat besluit. Dit betekent dat de door verweerder, namens de eenheid Amsterdam, aan Eight Service Security Solutions en Stichting Stewarding Triple A voor verzoeker verleende toestemmingen in elk geval gedurende die periode weer van kracht zijn en dat verzoeker in die periode voor die bedrijven conform die toestemming beveiligingswerkzaamheden mag verrichten.
De proceskostenveroordeling
11. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.575,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het indienen van een verzoekschrift voor beide verzoeken en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Hierbij merkt de voorzieningenrechter op dat het primaire besluit weliswaar wordt herroepen, maar er geen punt wordt toegekend voor het bezwaarschrift omdat verzoeker bezwaar heeft gemaakt zonder rechtsbijstand.

Beslissing

De voorzieningenrechter,
in de zaken AMS 19/6477 en AMS 19/6431:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit I;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit I, wat betekent dat de door verweerder, namens de eenheid Rotterdam, aan R&D Security voor verzoeker verleende toestemming per direct weer van kracht is en dat verzoeker voor dat bedrijf conform die toestemming weer beveiligingswerkzaamheden mag verrichten;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
in de zaak AMS 19/6478:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe, in die zin dat het bestreden besluit
II wordt geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van verzoeker tegen dat besluit;
in alle zaken:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 1.575,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.A. Lemmens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
21 januari 2020.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor daarmee op het beroep van verzoeker is besluit, kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de uitspraak, voor zover daarmee op de verzoeken om voorlopige voorziening is beslist, staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verleend op 3 december 2018.
2.Verleend op respectievelijk 2 november 2017 en 8 maart 2018.
3.Ter onderbouwing heeft verzoeker ter zitting dit fleecevest getoond en een uitdraai van de website [website] overgelegd, waarop een foto van hem met fleecevest staat tijdens het verrichten van werkzaamheden op De Toekomst.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3654.
5.Als bedoeld in paragraaf 3.3, aanhef en onder c, van de Beleidsregels particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus 2019.
6.Op deze foto is te zien dat verzoeker kennelijk bezig is hooligans onder controle te brengen.
7.Van R&D Security, van Randstad, van Stichting Stewarding Triple A en van AFC Ajax.