ECLI:NL:RBAMS:2020:3355
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een vergunning voor alternatief personenvervoer door de gemeente Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 8 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De verzoeker had een vergunning aangevraagd voor het aanbieden van alternatief personenvervoer met een fietstaxi, maar deze aanvraag werd door de gemeente afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op een wijziging van artikel 2.51 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Amsterdam, die per 1 april 2020 in werking trad en het aanbieden van fietstaxi's op of aan de weg verbood. De verzoeker was van mening dat deze wijziging in strijd was met het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en de Dienstenrichtlijn. Hij stelde dat de gemeente onvoldoende rekening had gehouden met de belangen van fietstaxiondernemers en dat de afwijzing van zijn vergunning onterecht was.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gemeente de aanvraag van de verzoeker correct had beoordeeld op basis van de nieuwe APV. De rechter oordeelde dat er geen strijd was met de rechtsbeginselen en dat de gemeente voldoende had gemotiveerd waarom de vergunning niet kon worden verleend. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaarde het beroep ongegrond. De rechter benadrukte dat de gemeente een evenwicht moest vinden tussen de belangen van bewoners en bezoekers van de stad, en dat de afschaffing van het vergunningenstelsel voor fietstaxi's een onderdeel was van een breder beleid om de druk op de openbare ruimte te verminderen.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de toekomst van alternatief personenvervoer in Amsterdam, vooral voor de ondernemers die afhankelijk zijn van fietstaxi's. De rechter bevestigde dat de nieuwe regelgeving niet in strijd was met hogere wetgeving en dat de gemeente de belangen van de fietstaxiondernemers op een zorgvuldige manier had afgewogen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.