ECLI:NL:RBAMS:2020:3314

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
C/13/685547 / KG ZA 20-531
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering ouders tot plaatsing van kinderen op voorkeursmiddelbare scholen in Amsterdam

In deze zaak vorderden ouders van schoolgaande kinderen in Amsterdam dat hun kinderen geplaatst zouden worden op een school van hun voorkeur binnen de top 5 voor Havo/Vwo en top 3 voor Vmbo. De ouders waren ontevreden over de plaatsing van hun kinderen, die buiten deze voorkeuren waren geplaatst. De vereniging OSVO, verantwoordelijk voor de Centrale Loting & Matching, voerde aan dat het lotingssysteem eerlijk was en dat de plaatsingsgarantie niet betekende dat alle leerlingen op hun eerste voorkeur geplaatst konden worden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de ouders geen recht hadden op plaatsing op een school van hun eerste voorkeur, omdat de Kernprocedure, waaraan zij zich hadden gecommitteerd, niet garandeerde dat dit altijd mogelijk zou zijn. De rechter concludeerde dat OSVO de Kernprocedure correct had toegepast en dat de vorderingen van de ouders niet toewijsbaar waren. De ouders werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/685547 / KG ZA 20-531 MDvH/BB
Vonnis in kort geding van 1 juli 2020
in de zaak van
[eiseres] EN 45 ANDERE IN DE DAGVAARDING VERMELDE EISERS(eiser onder 13 abusievelijk vermeld als [eiser 13] in plaats van [eiser 13] ),
allen in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van hun eveneens in de dagvaarding vermelde minderjarige kinderen,
allen wonende te [woonplaats] , met uitzondering van eisers onder 7 en 36 (die in [woonplaats] wonen),
eisers bij dagvaarding van 19 juni 2020,
advocaat mr. E.E. Sprenkeling te Amsterdam,
tegen
de vereniging
DE VERENIGING OSVO,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. I.A. Hoen te Leiden.
Partijen zullen hierna eisers en OSVO worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Voorafgaand aan de zitting van 29 juni 2020 heeft mr. Sprenkeling een conclusie van voeging/onttrekking ingediend, waarin zij verzoekt de in de dagvaarding onder 19 vermelde eiser door te halen en eiser [eiser 19] , ouder van [minderjarige eiser 19] , te voegen aan de zijde van eisers. Hiertegen heeft OSVO geen bezwaar gemaakt, waarna dit is toegelaten.
1.2.
Vervolgens hebben eisers ter zitting de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. OSVO heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en een pleitnota ingediend. Aan de pleitnota van eisers zaten (onaangekondigd) vier bijlagen gehecht. Nadat eisers hadden toegelicht dat deze bijlagen zijn te herleiden naar hetgeen in de dagvaarding is gesteld, zijn deze bijlagen toegelaten.
1.3.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de kant van eisers: [eiser 32] (eiser onder 32), [naam 1] (van Onderwijs Consumenten Organisatie) en [naam 2] (van Stichting Vrije Schoolkeuze Amsterdam) met mr. Sprenkeling;
aan de kant van OSVO: [naam 3] ( [functie] van OSVO), [naam 4] [functie] bij OSVO) met mr. Hoen en haar kantoorgenote mr. N.E. van Steeden.
1.4.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Eisers zijn ouders van schoolgaande kinderen in (de omgeving) Amsterdam die in het schooljaar 2020-2021 zullen beginnen met een opleiding in het voortgezet onderwijs.
2.2.
OSVO is een vereniging waarvan nagenoeg alle scholen voor voortgezet (speciaal) onderwijs in Amsterdam lid zijn. OSVO is opgericht in 2006 en heeft ten doel initiatiefnemer en eindverantwoordelijke te zijn voor de gezamenlijke beleidsvorming en uitvoering in het voortgezet (speciaal) onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs op regionaal niveau. Haar werkgebied is Amsterdam.
2.3.
In Amsterdam kampen sommige scholen al jaren met meer aanmeldingen dan plaatsen en tot 2014 konden veel leerlingen niet terecht op de school van hun eerste voorkeur. Zij moesten na uitloting opnieuw zoeken naar scholen die nog plaatsen vrij hadden, waarbij niet zelden opnieuw werd geloot. Dit systeem had strategisch inschrijven tot gevolg, waarbij de leerling de inschrijving baseerde op zijn/haar inschatting van de kans om te worden ingeloot. Vanwege onvrede over dat systeem is gezocht naar een nieuwe aanmeldingsprocedure die leerlingen meer invloed zou geven op de plaatsing.
2.4.
Eind 2014 heeft OSVO in samenspraak met de gemeente Amsterdam en het primair onderwijs de zogenaamde Kernprocedure vastgesteld. Doel van deze Kernprocedure is te komen tot plaatsing van zoveel mogelijk leerlingen op een school die een zo groot mogelijke voorkeur van de geplaatste leerling geniet. Sinds de invoering van de Kernprocedure dienen leerlingen naast hun school van aanmelding (eerste voorkeur) naar rangorde van voorkeur respectievelijk minimaal 11 alternatieve scholen (Havo, Havo/Vwo en Vwo), minimaal 5 alternatieve scholen (Vmbo-t) of minimaal 3 alternatieve scholen (Vmbo-basis en Vmbo-kader) op te geven. Onderdeel van de Kernprocedure is een door OSVO georganiseerde Centrale Loting & Matching, waarbij alle leerlingen een lotnummer toegekend krijgen en in volgorde van hun lotnummer worden geplaatst op een zo hoog mogelijke plek op de voorkeurslijst waar nog plek is op het moment dat de leerling aan de beurt is. Dus eerst wordt gekeken of er nog plek is op VO-school 1, zo ja, dan wordt de leerling geplaatst. Als de VO-school 1 geen plek meer heeft, dan wordt gekeken of er nog plek is op VO-school 2, enz.
OSVO garandeert namens haar leden aan iedere leerling die akkoord gaat met toepassing van de Kernprocedure een passend aanbod op een school die als voorkeursschool is opgegeven. Deze plaatsingsgarantie houdt in dat leerlingen met bijvoorbeeld een basisschooladvies Havo, Havo/Vwo en Vwo en die minimaal 12 VO-scholen hebben opgegeven, de garantie wordt geboden dat zij op een van die 12 scholen een plaats aangeboden krijgen.
2.5.
Eisers hebben zich door ondertekening van het aanmeldformulier akkoord verklaard met de voorwaarden van de Kernprocedure.
2.6.
Bij de matching voor het schooljaar 2020-2021 is van de 7.672 leerlingen 80,9% geplaatst op de school van eerste voorkeur, 92,4% binnen de top 3 van hun voorkeur, 96,4% binnen de top 5 van hun voorkeur en 3,6% buiten de top 5 van hun voorkeur. Alle kinderen zijn geplaatst op een school die als school van aanmelding of alternatieve school is opgegeven. De kinderen van eisers zijn allen buiten de top vijf (Havo/Vwo leerlingen) dan wel top drie (Vmbo leerlingen) van hun voorkeur geplaatst. Op het bezwaar van eisers tegen de plaatsing van hun kind is een afwijzing gevolgd.
2.7.
Om tegemoet te komen aan de onvrede bij een groep leerlingen (en ouders) over de uitkomst heeft OSVO de Havo/Vwo leerlingen die op school 9 tot en met 12 van hun voorkeurslijst en de Vmbo-t leerlingen (met of zonder lwoo ) en Vmbo-t/Havo leerlingen die op school 5 of 6 zijn geplaatst aangeboden nogmaals te overwegen of een passend plaatsingsaanbod is gedaan. In de brief van 26 juni 2020 waarin dit aanbod is gedaan staat onder meer het volgende:
“Het betreft nadrukkelijk een heroverweging van beperkte aard. OSVO zal uitsluitend onderzoeken of sprake is van een niet passend schooltype of dat persoonlijke omstandigheden aan de orde zijn die nog niet eerder in de procedure zijn ingebracht en niet bij de schoolkeuze konden worden betrokken.
Een ruimere heroverweging dan hiervoor beschreven is niet mogelijk, omdat dit zou leiden tot een afwijking van de Kernprocedure, waardoor leerlingen die nu op de wachtlijst staan, zouden kunnen worden benadeeld. Dat betekent dat teleurstelling over het plaatsingsaanbod geen reden is die kan leiden tot een nieuw plaatsingsaanbod.”

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen samengevat:
Primair:OSVO te gebieden de kinderen van eisers op een school van voldoende kwaliteit binnen de top 5 voor Havo/Vwo en binnen de top 3 voor Vmbo te plaatsen, door middel van gebruikmaking van de beschikbare niet gebruikte noodcapaciteit of anderszins;
Subsidiair:OSVO te gebieden de onaangekondigde capaciteitsafname van 55 plaatsen en de aangekondigde capaciteitsafname (door het verkleinen van klassen) van 41 plaatsen te herstellen en zoveel mogelijk kinderen van eisers op één van de scholen binnen de top 5 voor Havo/Vwo en binnen de top 3 voor Vmbo te plaatsen, door middel van gebruikmaking van deze capaciteit of anderszins;
Meer subsidiair:
OSVO te gebieden de onaangekondigde capaciteitsafname van 55 plaatsten te herstellen en de capaciteiten zoals gepubliceerd in de Keuzegids na te komen en zoveel mogelijk kinderen van eisers op één van de scholen binnen de top 5 voor Havo/Vwo en binnen de top 3 voor Vmbo te plaatsen, door middel van gebruikmaking van deze capaciteit;
Nog meer subsidiair:een zodanige voorziening te treffen die recht doet aan de belangen van de kinderen van eisers bij een optimale plaatsing, althans een voorziening te treffen die de voorzieningenrechter geraden voorkomt.
Ten slotte vorderen eisers OSVO te veroordelen in de proceskosten en buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
Eisers stellen dat OSVO zich niet (voldoende) heeft gehouden aan haar verplichtingen tot naleving van haar eigen doelstellingen (ambities), eigen regels en de wettelijke normen. Eisers stellen dat die inspanningsverplichting van OSVO – tegen de achtergrond van artikel 74 Wet op het Voortgezet Onderwijs (Wvo) (bedoeld op grond waarvan schoolbesturen continu moeten werken aan betere aansluiting van vraag en aanbod – kan worden vertaald in de volgende norm: de uitkomst van de loting moet – binnen een redelijke marge – hetzelfde zijn of beter dan het jaar daarvoor. Aan die norm is niet voldaan, want het – ‘dramatische slechtere’ – resultaat van dit jaar valt buiten de redelijke marge, aldus eisers.
3.3.
Verder stellen eisers dat OSVO weet dat het aantal leerlingen met een hoog schooladvies ieder jaar toeneemt maar dat zij niets heeft ondernomen om het aanbod uit te breiden. Integendeel:
(1) de capaciteit van ‘aantrekkelijke scholen’ wordt continu en stelselmatig afgebouwd. Dit leidt tot een groeiende mismatch tussen vraag en aanbod van de VO-scholen en meer tekorten aan capaciteit op ‘aantrekkelijke scholen’;
(2) OSVO heeft, ondanks een eind 2019 voorziene toename van 150 leerlingen, het aanbod zelfs laten inkrimpen door de geautomatiseerde flexibele capaciteit (flexibele schil van in 2019 4%) af te schaffen en alle flexibele capaciteit achter de hand te houden voor handmatige plaatsing, waardoor nog meer leerlingen de dupe zijn geworden van de uitkomst;
(3) de in de Keuzegids gepubliceerde capaciteit is niet gehandhaafd, maar later (naar beneden) aangepast;
(4) na de proefloting in maart is de toen voorziene verslechtering van het lotingsresultaat niet gerepareerd door alsnog de flexibele schil in te zetten.
3.4.
OSVO voert verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
OSVO organiseert sinds 2015 jaarlijks een Centrale Loting & Matching, omdat het onderwijsaanbod in Amsterdam niet aansluit bij de vraag. Het is dus een gegeven dat niet alle leerlingen kunnen worden geplaatst op de school van hun (eerste) voorkeur. Wel maakt de ‘plaatsingsgarantie’ sinds het schooljaar 2019-2020 deel uit van de Kernprocedure: OSVO garandeert namens haar leden aan iedere leerling die akkoord gaat met toepassing van de Kernprocedure een passend aanbod op een school die als (een van de 12, althans 6 of 4) voorkeursscho(o)l(en) is opgegeven. Niet in geschil is dat alle kinderen van eisers zijn geplaatst op een van de door hen op de voorkeurslijst geplaatste scholen.
4.2.
Zoals de voorzieningenrechter ook in zijn vonnis van 4 juli 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:4799) heeft overwogen, is het begrijpelijk dat het voor de ouders en hun kinderen zeer teleurstellend is als geen plaatsing volgt op de school van eerste voorkeur of althans een school van hoge voorkeur, als gevolg van het feit dat het lotingssysteem dat OSVO hanteert niet gunstig voor hen is uitgepakt. Het is echter niet zo dat op die grond kan worden gezegd dat het lotingssysteem faalt. Dit systeem strekt ertoe om in het algemeen belang een eerlijke loting op te zetten om de schaarse plaatsen op 'populaire scholen’ te verdelen en daarbij aan alle leerlingen gelijke kansen te bieden. OSVO heeft onweersproken gesteld dat meer dan de helft van alle Vwo-leerlingen kiest voor 10 (de kennelijk ‘populaire scholen’) van de 30 Vwo-scholen in Amsterdam. Dit betekent dat er altijd leerlingen (en ouders) teleurgesteld moeten worden. Het feit dat die schaarste bestaat is niet een juridisch probleem, maar een maatschappelijk/politiek probleem.
Ontvankelijkheid
4.3.
De eerste vraag die moet worden beantwoord, is of eisers OSVO kunnen aanspreken op de hen onwelgevallige resultaten van de loting. In 2019 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat dit het geval is. Dat is juist. Eisers en OSVO committeren zich aan de Kernprocedure. Dat brengt met zich dat eisers aan (de toepassing en uitvoering van) die Kernprocedure rechten kunnen ontlenen. Zij moeten erop kunnen vertrouwen dat de procedure wordt nageleefd. Als (zij menen dat) dat niet is gebeurd, dan moeten zij OSVO daarop kunnen aanspreken. Als dat niet zo was, zou de Kernprocedure een ‘wassen neus’ zijn, althans geen enkele (rechts)bescherming bieden.
4.4.
Eisers staan aldus met OSVO in een contractuele relatie, althans in een daarmee op één lijn te stellen rechtsverhouding, die wordt beheerst door de maatstaven van redelijkheid en billijkheid (zie de artikelen 6:248 en 6:2 BW). OSVO heeft bij de uitvoering van de Kernprocedure de (inspannings)verplichting dit op een wijze te doen die deze toets kan doorstaan. In dit kort geding kan slechts worden getoetst of OSVO de Kernprocedure behoorlijk heeft toegepast. Zelfs indien, zoals eisers stellen, de ter uitvoering van deze rechtsverhouding opgestelde regels – de Kernprocedure – door OSVO zijn geschonden, zou plaatsing van hun kinderen op de school van hun eerste voorkeur, althans binnen hun top 5 (en voor Vmbo binnen hun top 3), naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet de aangewezen sanctie zijn. Gevolg daarvan zou dan immers zijn dat (omgekeerd) hetzelfde wordt bereikt wat eisers OSVO verwijten, namelijk dat hun kinderen zouden worden bevoordeeld boven andere leerlingen die niet op de school van hun eerste voorkeur zijn geplaatst. Bovendien is niet duidelijk (geworden) op grond waarvan de kinderen van eisers menen recht te hebben op een plaatsing op de school van hun eerste voorkeur (althans binnen hun top 5 respectievelijk top 3), ook als OSVO enig verwijt zou kunnen worden gemaakt. Een dergelijk ‘recht’ hebben zij immers in iedere geval niet op grond van de Kernprocedure. Op grond van de Kernprocedure hebben zij immers slechts recht op plaatsing op een school van het juiste onderwijsniveau in Amsterdam op een van de scholen op hun voorkeurslijst. Dit betekent dat het primair gevorderde in ieder geval niet kan worden toegewezen.
Verwijten – (oorzaken) ‘dramatisch’ slechtere lotingsresultaat
4.5.
Het primair gevorderde is wel wat eisers willen bereiken. In de kern komen de verwijten van eisers er immers op neer dat zij van mening zijn dat OSVO moet zorgdragen voor voldoende capaciteit op de ‘populaire scholen’. Zij stellen dat de capaciteit op deze ‘populaire scholen’ continu en stelselmatig wordt afgebouwd en komen ter onderbouwing van die stelling met cijfers over het aantal beschikbare plaatsen op deze ‘10 aantrekkelijke scholen’.
4.6.
Aan eisers kan worden toegegeven dat in het RPO 2015-2020 aanwijzingen zijn te vinden dat OSVO zich ook zelf ten doel stelt rekening te houden met de wensen van ouders en leerlingen. In het RPO 2015-2020 staat immers onder het kopje ‘Kwaliteit van het onderwijs’ vermeld:
“Optimale kwaliteit is de essentie van het onderwijs waar de schoolbesturen voor staan en voor gaan. Hierbij gaat het niet alleen om formele kwaliteit, zoals de Onderwijsinspectie deze heeft geformuleerd met haar kwaliteitscriteria, maar ook om degepercipieerde kwaliteit, zoals ouders en leerlingen die ervaren en wensen. [onderstreping, vzr] De schoolbesturen zijn bereid om samen concrete stappen te nemen en alle benodigde instrumenten te gebruiken om de leerlingen in Amsterdam onderwijs te bieden dat beantwoordt aan deze beide kwaliteitsambities. (…)”.
In de hier weergegeven ambitie (en artikel 74 Wvo) kan echter geen verplichting voor OSVO worden gelezen om voldoende capaciteit te bieden, in stand te houden en zelfs uit te breiden op de ‘populaire scholen’, zoals eisers lijken te betogen. Dat is allereerst natuurlijk niet mogelijk. ‘Populaire scholen’ kunnen, zoals OSVO terecht stelt, niet oneindig doorgroeien en het is ook maar de vraag of een school met een steeds groeiend aantal leerlingen nog wel in staat blijft kwalitatief goed onderwijs te bieden. OSVO heeft er bovendien op gewezen dat een school per leerling Rijksbekostiging ontvangt zodat een school niet lichtvaardig zal besluiten de capaciteit te verkleinen als dat niet nodig is. Desondanks kunnen er verschillende redenen zijn waarom een school moet besluiten de capaciteit te verkleinen: te krappe huisvesting, lerarentekorten of onderwijskundige redenen. Daarnaast zijn er ook andere belangen waarmee OSVO rekening moet houden dan alleen die van de individuele ouders (en hun kinderen), waaronder evenwichtig onderwijsaanbod in de stad, er moeten verspreid over de stad overal goede scholen zijn. Dat doel is niet te bereiken door steeds verdere uitbreiding van de ‘populaire’ scholen (op bestaande locaties en /of met nevenvestigingen). Bovendien, als OSVO de (onuitvoerbare) verplichting had om voldoende plaatsen aan te bieden op de ‘populaire scholen’, zou loting niet meer nodig zijn. Kortom, eisers worden niet gevolgd waar zij lijken te betogen dat het aanbod niet, althans onvoldoende aansluit op de vraag, als niet alle kinderen kunnen worden geplaatst op een school in hun top 5 (of top 3 in geval van Vmbo).
4.7.
Ter onderbouwing van hun standpunt dat de capaciteit op ‘populaire scholen’ ten minste in stand moet blijven hebben eiser gewezen op de “Wethoudersbrief cijfermatige analyse centrale loting en matching 2020” van wethouder [naam 5] , waarin zij schrijft:
“Daarnaast vind ik het belangrijk dat vooraf duidelijkheid is over de capaciteit op de verschillende scholen en dat aanbod waar vraag naar is in stand wordt gehouden”, en de door de Gemeenteraad aangenomen ‘motie Q’ waarin wordt verzocht
“te onderzoeken of flexibiliteit verder uitgewerkt kan worden, niet alleen stoelen per klas erbij maar ook extra klassen als extra capaciteit”. Ook dit kan eisers niet baten. De wensen van de wethouder en de gemeenteraad zijn immers geen harde toezegging (en zeker niet in de zin zoals eisers deze opvatten, te weten het bieden van voldoende plaatsen op ‘populaire scholen’) en worden ook begrensd door wat in de praktijk mogelijk is en andere belangen zoals hiervoor overwogen.
4.8.
Voorts worden eisers ook niet gevolgd in hun stelling dat de uitkomst van de loting dit jaar ‘dramatisch’ is verslechterd in vergelijking met vorig jaar. Deze stelling berust op de volgende vergelijkende percentages:
  • in 2019: 83,5% op school van eerste keuze; in 2020: 80,9%
  • in 2019: 95,9% in top 3; in 2020: 92,4%
  • in 2019: 98,2% in top 5; in 2020: 96,4%
  • geplaatst buiten top 5: in 2019 1,8%; in 2020 3,6%.
In deze cijfers valt te lezen dat er inderdaad enige verslechtering is opgetreden, maar niet dat deze ‘dramatisch’ is. En, hoewel het voor elk van de 277 kinderen die buiten de top 5 is geplaatst, vast een enorme teleurstelling zal zijn, en dus ook voor de kinderen van eisers, kan enkel op basis van deze cijfers niet worden geoordeeld dat OSVO niet aan haar (inspannings)verplichtingen heeft voldaan. Evenmin worden eisers gevolgd in hun betoog dat in de eigen (in het RPO 2015-2020 vastgelegde) ambitie van OSVO om vraag en aanbod beter op elkaar te laten aansluiten een verplichting besloten ligt dat elk jaar een lotingsuitkomst moet worden bereikt die minimaal vergelijkbaar is of beter is dan het vorige jaar. Volgens OSVO is dit de best mogelijke uitkomst gelet op de beschikbare capaciteit en het aantal aanmeldingen. Zoals OSVO terecht heeft betoogd, is in ieder geval de vraag niet te beïnvloeden en kan van haar (en de scholen), zoals hiervoor is overwogen, niet worden gevergd dat zij ervoor zorgt dat het aanbod op de ‘populaire scholen’ op peil blijft of zelfs wordt uitgebreid, alleen omdat er naar deze scholen veel vraag is en blijft.
4.9.
Eisers stellen dat dit slechtere resultaat mede is toe te schrijven aan de keuze om het matchingsproces aan te passen door de geautomatiseerde flexibele schil te verwijderen. Ondanks een eind 2019 voorziene toename van 150 leerlingen, heeft OSVO besloten het automatisch inzetten van de extra capaciteit via de flexibele schil (in 2019 4%) af te schaffen en alle flexibele capaciteit achter de hand te houden voor handmatige plaatsing. Hoewel de toename van te plaatsen leerlingen beperkt bleef tot 92 in plaats van de verwachte 150, is de inzet van de flexibele schil beperkt gebleven tot slechts 32 extra plekken, terwijl in 2019 met de automatische inzet van de flexibele schil maar liefst 102 extra plekken zijn gecreëerd. Volgens eisers hadden in 2020 met behulp van de flexibele schil 164 extra plekken kunnen worden gecreëerd op de ‘populaire scholen’. Er zouden dus nog 132 plaatsen flexibel inzetbaar moeten zijn.
4.10.
Allereerst kan de voorzieningenrechter dit gegoochel met cijfers niet goed volgen. Zoals hiervoor is overwogen, hangt de capaciteit van een school af van vele factoren (zoals beschikbaarheid van ruimte en docenten) en kan niet eenvoudigweg op de basis van beschikbare (flexibele) plaatsen in 2019 worden geconcludeerd welk aantal in 2020-2021 beschikbaar zou (moeten) zijn.
4.11.
OSVO stelt hier bovendien het volgende tegenover. De reservecapaciteit betreft (anders dan eisers stellen) geen flexibele schil. Deze capaciteit is er niet, anders hadden scholen deze capaciteit in de eerste ronde reeds aangeboden. De scholen hebben in het kader van de garantieregeling in de Kernprocedure (plaatsingsgarantie) afgesproken dat zij ieder bereid zijn tot een extra capaciteitsuitbreiding van maximaal 4%
indien dit nodig zou zijn om de plaatsingsgarantie gestand te doen. Omdat men dit jaar een groter aantal leerlingen verwachtte is besloten om de extra capaciteit niet in de eerste ronde in te zetten
om er zeker van te zijn dat OSVO aan de plaatsingsgarantie kon voldoen.Omdat alle leerlingen een plaats kon worden aangeboden op een van de scholen op de lijst –
en dus aan de plaatsingsgarantie kon worden voldaan –was er geen aanleiding voor scholen om meer plaatsen aan te bieden dan zij hadden gedaan (inzet van de gehele 4% capaciteit was dus niet nodig). Aanname dat er nog 132 plaatsen zijn die zouden kunnen worden aangeboden is dus onjuist, aldus OSVO.
4.12.
Eisers zijn er kennelijk ten onrechte vanuit gegaan dat de inzet van de flexibele schil had kunnen en moeten bewerkstelligen dat meer leerlingen op een school in hun top 5 zouden worden geplaatst. OSVO heeft echter voldoende toegelicht dat de inzet van de flexibele schil / extra capaciteit alleen was bedoeld om aan de plaatsingsgarantie te kunnen voldoen. Dit verwijt treft dan ook geen doel.
4.13.
Hieruit volgt ook dat het verwijt van eisers dat na de proefloting in maart de toen voorziene verslechtering van het lotingsresultaat niet is gerepareerd door alsnog de flexibele schil in te zetten, geen verdere bespreking behoeft.
4.14.
Wat betreft de capaciteit verwijten eisers OSVO ten slotte nog dat de in de Keuzegids gepubliceerde capaciteit niet is gehandhaafd. Zij stellen dat de totale uitkomst voor het schooljaar 2020 kan worden verbeterd door de scholen te verzoeken de ten opzichte van vorig jaar én van de in de Keuzegids gestelde capaciteit weer bij te plaatsen.
4.15.
Ook dit wordt door OSVO betwist. Onder verwijzing naar de Keuzegids stelt zij dat de beschikbare capaciteit door de schoolbesturen pas definitief wordt vastgesteld na de aanmeldperiode en dat de verdeling van plaatsen per schoolsoort plaatsvindt na de proefmatching.
4.16.
Met OSVO is de voorzieningenrechter van oordeel dat eisers geen rechten kunnen ontlenen aan het aantal door de scholen in de Keuzegids vermelde plaatsen. Uit de Keuzegids blijkt dat daarin een indicatief aantal plaatsen is vermeld. Op pagina 145 van de Keuzegids staat:
Na de aanmeldperiodeis bekend welke leerlingen met hun voorkeurslijsten deel gaan nemen aan de Centrale Loting & Matching. Ook de VO-scholen hebbenin die periodeaangegeven hoeveel en voor welke schoolsoort zij leerlingen kunnen verwelkomen (hun capaciteit). De ‘proefmatching’ is vooral bedoeld om te kijken of de computer goed zijn werk doet.De VO-scholen gebruiken dat moment ook om te kijken of het mogelijk is de totale uitkomst van de Loting & Matching te verbeteren. Dit kunnen zij doen door te schuiven met hun capaciteit: het anders verdelen van het aantal plekken over de verschillende basisschooladviezen. Soms is dit mogelijk, soms niet. Het gezamenlijk streven is om zoveel mogelijk leerlingen op een zo hoog mogelijke VO-school van hun voorkeurslijst te plaatsen.”
(onderstrepingen toegevoegd, vzr).
Overige verwijten
4.17.
Ten slotte zijn in de dagvaarding nog enkele stellingen van eisers te vinden die niet onmiddellijk verband houden met de door hen zelf geïdentificeerde kernverwijten. Allereerst bespreken zij het probleem van ‘verdringing’. Voorts stellen zij (onder verwijzing naar het vonnis van de voorzieningenrechter van 2010) dat zwakke scholen niet mogen worden meegeteld als reële capaciteit en dus ook niet mogen worden meegeteld voor de plaatsingsgarantie. Ook noemen eisers dat zogenaamde ‘dubbeladviezen’ (bijv. Havo/Vwo) tot extra problemen en minder kansen op een goed lotingsresultaat leiden.
4.18.
Met ‘verdringing’ bedoelen eisers dat een leerling kan worden uitgeloot voor de school van (eerste) voorkeur terwijl op deze school een andere leerling met een lagere voorkeur wel wordt geplaatst. Dit is, zoals eisers zelf ook stellen, inherent aan het (gekozen) – en door hen aanvaarde – systeem van loting als zodanig. Dit verwijt behoeft dus geen bespreking want kan vanzelfsprekend niet tot toewijzing van de vorderingen leiden.
4.19.
Eisers stellen dat een aantal van hun kinderen is geplaatst op een school die van de Inspectie het predicaat ‘onvoldoende’, ‘zeer zwak’, ‘zwak’ of ‘geen oordeel’ heeft gekregen en ‘verzoeken’ om die reden herplaatsing van deze kinderen. OSVO betwist dit en wijst er verder op dat zij geen oordeel geeft over de kwaliteit van de scholen, dat de oordelen van de Inspectie niet in de Keuzegids staan vermeld, omdat deze niet statisch zijn (maar wel te vinden in openbare bronnen), en dat ouders deze scholen zelf op de lijst hebben gezet (alle kinderen zijn immers geplaatst op een van de scholen op hun voorkeurslijst).
4.20.
Uit de dagvaarding (en het petitum) valt allereerst niet eenvoudig af te leiden om welke kinderen dit zou gaan. Hoe dit ‘verzoek’ tot toewijzing van een van de vorderingen (voor enkele – welke? – kinderen) zou kunnen leiden is ook niet duidelijk. Het lijken meer uitzonderingsgevallen die misschien nader moeten worden bekeken. OSVO heeft aangeboden met de ouders van deze kinderen in gesprek te gaan om te beoordelen of een passend aanbod is gedaan. Deze heroverwegingsprocedure (waarover later meer) lijkt de aangewezen weg voor deze individuele gevallen.
4.21.
Ten aanzien van de problemen van het ‘dubbeladvies’ heeft OSVO onweersproken gesteld dat het slechts één leerling van eisers betreft en dat het probleem is of wordt geadresseerd. Een van de ter zitting aanwezige ouders vertelde dat ook zijn dochter problemen had met de schoolkeuze omdat zij een dubbeladvies had. OSVO heeft toegezegd dat ook dit probleem nog aan de orde zal komen in de heroverwegingsprocedure (zie hierna). Deze individuele gevallen behoeven dan ook geen verdere bespreking.
4.22.
Al met al is de conclusie dat niet kan worden geoordeeld dat OSVO (ten aanzien van de kinderen van eisers) de Kernprocedure niet behoorlijk heeft toegepast, zodat voor toewijzing van de vorderingen geen grond is. OSVO heeft bovendien aangeboden om in alle gevallen waarin kinderen zijn geplaatst op een school die op positie 9-12 van de voorkeurslijst stond (voor Havo, Havo/Vwo of Vwo) of 5 of 6 (voor, kort gezegd, Vmbo) met de ouders in gesprek te gaan om te beoordelen of een passend aanbod is gedaan (zie hiervoor onder 2.7). Hiervoor bestaat dit jaar meer aanleiding dan in voorgaande jaren, omdat door de Coronacrisis de citotoets niet heeft plaatsgevonden en ouders (en kinderen) mogelijk minder scholen hebben kunnen bezoeken. Geoordeeld wordt dat OSVO met deze heroverwegingsprocedure, waarin onjuiste uitkomsten kunnen worden rechtgezet, in voldoende mate voldoet aan haar inspanningsverplichting die zij op basis van de Kernprocedure moet leveren om mogelijk onredelijke resultaten van het systeem te adresseren en zo nodig op te lossen. De meest subsidiaire vordering van eisers (het treffen van een voorziening die recht doet aan de belangen van de kinderen bij een optimale plaatsing) zou hooguit tot een veroordeling in deze zin hebben kunnen leiden als tekortkomingen van OSVO zouden zijn vastgesteld.
4.23.
Gelet op het voorgaande zijn de vorderingen niet toewijsbaar. Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van OSVO worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.636,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt eisers hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van OSVO tot op heden begroot op € 1.636,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. B.P.W. Busch, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2020. [1]

Voetnoten

1.type: BPWB