In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Kaya, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. J.C. Smit. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verhuiskostenvergoeding op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo), welke aanvraag door verweerder op 16 juli 2018 werd afgewezen. Het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd op 28 mei 2019 ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, een 24-jarige man met een orthopedische aandoening, beperkte mobiliteit heeft na een ongeval en operatie in 2014. Eiser had een aanvraag voor een verhuiskostenvergoeding ingediend, maar het Indicatie adviesbureau Amsterdam (IAB) concludeerde dat er geen medische noodzaak was voor een verhuizing. De rechtbank oordeelde dat het IAB-advies zorgvuldig tot stand was gekomen en dat de bevindingen van de IAB-arts niet in tegenspraak waren met de rapportages van de orthopedisch chirurg.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder de aanvraag om verhuiskostenvergoeding terecht heeft afgewezen, omdat er op dat moment geen medische noodzaak was om te verhuizen. Eiser heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die de stelling van het IAB-advies zou onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.