ECLI:NL:RBAMS:2020:313

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2020
Publicatiedatum
22 januari 2020
Zaaknummer
13/180437-19 (A) en 13/233468-18 (B) (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een makelaar voor oplichting van huurders in Amsterdam

Op 22 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een 29-jarige man veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een beroepsverbod als makelaar/bemiddelaar voor de duur van 5 jaar. De man heeft in de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 augustus 2019 en van 13 mei 2018 tot en met 1 december 2018 meerdere potentiële huurders opgelicht door woningen ter huur aan te bieden die niet beschikbaar waren. Hij vroeg makelaarskosten, borg en/of een deel van de huursom op voorhand, wat leidde tot aanzienlijke financiële schade voor de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting, meermalen gepleegd, en heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, met uitzondering van enkele slachtoffers waar vrijspraak voor is uitgesproken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een geraffineerde en doelbewuste oplichtingspraktijk, waarbij hij misbruik maakte van de krapte op de woningmarkt in Amsterdam, vooral ten koste van buitenlandse studenten en expats die onder druk stonden om een woning te vinden. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd voor de proeftijd, waaronder behandeling voor gokproblematiek en het meewerken aan schuldhulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/180437-19 (A) en 13/233468-18 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 22 januari 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [naam] in [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 januari 2020.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk ‘zaak A’ en ‘zaak B’ aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.P. Staal en van wat door de raadslieden van verdachte mr. A. El Aqde en mr. A. Çinar, door de verdachte en door de raadsvrouw van benadeelde partijen mr. E.P.H. van Esser naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat
Zaak A:
Feit 1
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 augustus 2019 te Amsterdam, althans in Nederland
meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels een of meer personen, waaronder:
- [slachtoffer 1] (p.66)(voor een totaalbedrag van 2023,95 euro) en/of
- [slachtoffer 2] (p. 20)(voor een totaalbedrag van 6187 euro) en/of
- [slachtoffer 3] (p. 4)(voor een totaalbedrag van 2448,95 euro) en/of
- [slachtoffer 4] (p. 197)(voor een totaalbedrag van 2663 euro) en/of
- [slachtoffer 5] (p. 338)(voor een totaalbedrag van 3356,95 euro) en/of
- [slachtoffer 6] (p. 350)(voor een totaalbedrag van 4850 euro) en/of
- [slachtoffer 7] (p. 387)(voor een totaalbedrag van 3388,95 euro) en/of
- [slachtoffer 8] (p. 511)(voor een totaalbedrag van 1993 euro) en/of
- [slachtoffer 9] (p. 532)(voor een totaalbedrag van 650 euro) en/of
- [slachtoffer 10] (p. 560)(voor een totaalbedrag van 1300 euro) en/of
- [slachtoffer 11] (p. 578)(voor een totaalbedrag van 2048,95 euro) en/of
- [slachtoffer 12] (p. 586)(voor een totaalbedrag van 2150 euro) en/of
- [slachtoffer 13] (p. 601)(voor een totaalbedrag van 3448,95 euro),
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van hierboven genoemde geldbedragen, althans tot afgifte van enig geldbedrag,
immers heeft verdachte (telkens) een valse hoedanigheid aangenomen door zich tegenover genoemde perso(o)n(en) voor te doen als
- [naam 1] en/of
- [naam 2] en/of
- als medewerker van [makelaarskantoor 1] en/of [makelaarskantoor 2]
- als bonafide tussenpersoon voor de verhuur van één of meer woning(en)(waaronder de percelen [adres 1] en/of de [adres 2] en/of [adres 3] en/of [adres 4] )
en/of heeft verdachte de hierboven genoemde perso(o)n(en) deze woning(en) laten bezichtigen en/of deze perso(o)n(en) een borgsom en/of makelaarsvergoeding en/of een huursom voor deze woning(en) laten betalen, waardoor die genoemde perso(o)n(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
Zaak B:
Feit 1
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 1 december 2018 te Amsterdam en/of Haarlem, althans in Nederland meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels een of meer personen, waaronder:
- [slachtoffer 14] (p. 71)(voor een totaalbedrag van 500 euro) en/of
- [slachtoffer 15] (p. 86)(voor een totaalbedrag van 500 euro) en/of
- [slachtoffer 16] (p. 23)(voor een totaalbedrag van 500 euro) en/of
- [slachtoffer 17] (p.103)(voor een totaalbedrag van 6600 euro) en/of
- [slachtoffer 18] (p. 134)(voor een totaalbedrag van 3900 euro)en/of
- [slachtoffer 19] (p. 149)(voor een totaalbedrag van 4000 euro) en/of
- [slachtoffer 20] (p. 202)(voor een totaalbedrag van 6000 euro) en/of
- [slachtoffer 21] (p. 227)(voor een totaalbedrag van 2747 euro) en/of
- [slachtoffer 22] (p. 237)(voor een totaalbedrag van 2320 euro) en/of
- [slachtoffer 23] (p. 251)(voor een totaalbedrag van 2295 euro) en/of
- [slachtoffer 24] (p. 318)(voor een totaalbedrag van 3600 euro) en/of
- [slachtoffer 25] (p. 334)(voor een totaalbedrag van 2295 euro) en/of
- [slachtoffer 26] (p. 348)(voor een totaalbedrag van 2270 euro) en/of
- [slachtoffer 27] (p. 375)(voor een totaalbedrag van 2270 euro) en/of
- [slachtoffer 28] (p. 381)(voor een totaalbedrag van 2875 euro) en/of
- [slachtoffer 29] (p. 518)(voor een totaalbedrag van 2270 euro) en/of
- [slachtoffer 30] (p. 538)(voor een totaalbedrag van 2747 euro) en/of
- [slachtoffer 31] (p. 481)(voor een totaalbedrag van 2870 euro) en/of
- [slachtoffer 32] (p. 492)(voor een totaalbedrag van 3332 euro) en/of
- [slachtoffer 33] (p. 555)(voor een totaalbedrag van 800 euro) en/of
- [slachtoffer 34] (p. 594)(voor een totaalbedrag van 2750 euro) en/of
- [slachtoffer 35] (p. 596)(voor een totaalbedrag van 3800 euro) en/of
- [slachtoffer 36] (p. 495)(voor een totaalbedrag van 837,50 euro) en/of
- [slachtoffer 37] (p. 599)(voor een totaalbedrag van 500 euro) en/of
- [slachtoffer 38] (p. 498)(voor een totaalbedrag van 500 euro) en/of
- [slachtoffer 39] (p. 601)(voor een totaalbedrag van 2550 euro) en/of
- [slachtoffer 40] (p. 436)(voor een totaalbedrag van 3000 euro) en/of
- [slachtoffer 41] (p. 471)(voor een totaalbedrag van 2900 euro) en/of
- [slachtoffer 42] (p. 473)(voor een totaalbedrag van 2045 euro) en/of
- [slachtoffer 43] (voor een totaalbedrag van 2300 euro) en/of
- [slachtoffer 44] (voor een totaalbedrag van 1845 euro),
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van hierboven genoemde geldbedragen, althans tot afgifte van enig geldbedrag,
immers heeft verdachte (telkens) een valse hoedanigheid aangenomen door zich tegenover die genoemde personen voor te doen als [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , en/of [naam 8] , en/of als bonafide makelaar en/of medewerker bij [naam makelaarskantoor 3] en/of [makelaarskantoor 2] , en/of als bonafide tussenpersoon voor de verhuur van één of meer woning(en) (waaronder de percelen [adres 5] , [adres 6] , [adres 7] , [adres 8] , [adres 9] , [adres 10] , [adres 11] , [adres 12] , [adres 13] , [adres 14] , [adres 15] , [adres 3] en/of [adres 16] ) en/of heeft verdachte de hierboven genoemde personen deze woning(en) laten bezichtigen en/of deze personen een borgsom, makelaarsvergoeding en/of een huursom voor deze woningen laten betalen, waardoor die personen werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Partiële vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van aangevers [slachtoffer 33] en [slachtoffer 34] geen sprake is van oplichting. Verdachte wordt ten aanzien van het ten laste gelegde met betrekking tot deze aangevers vrijgesproken.
Met de verdediging en anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van aangevers [slachtoffer 42] en [slachtoffer 36] ook geen sprake is van oplichting. De gedragingen van verdachte in de zaken van deze aangevers kwalificeren zich niet als oplichting. Verdachte wordt ten aanzien van het ten laste gelegde met betrekking tot deze aangevers vrijgesproken.
4.2
Feiten en omstandigheden
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de hierna weergegeven bewijsmiddelen. Nu verdachte het bewezen geachte heeft bekend en de raadslieden ten aanzien van de ten laste gelegde feiten geen vrijspraak hebben bepleit, zal worden volstaan met een vermelding van de gebezigde bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen worden voor de verschillende feiten gebruikt zoals hierna is aangegeven.
Zaak A
1) de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 januari 2020.
2) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2019155876-1 van 24 juli 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] (doorgenummerde pagina’s 4 tot en met 6).
3) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2019158283-1 van 27 juli 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] (doorgenummerde pagina’s 20 tot en met 22).
4) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2019158770-1 van 28 juli 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3] (doorgenummerde pagina’s 66 tot en met 68).
5) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2019159392-1 van 29 juli 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] (doorgenummerde pagina’s 197 tot en met 201).
6) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2019162573-1 van 2 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4] (doorgenummerde pagina’s 325 tot en met 328).
7) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2019163640-1 van 3 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5] (doorgenummerde pagina’s 338 tot en met 341).
8) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2019155876-37 van 11 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 6] (doorgenummerde pagina’s 350 tot en met 352).
9) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2019172846 / PL2600-2019039228 van 5 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 7] (doorgenummerde pagina’s 387 tot en met 389).
10) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2019168713-1 van 10 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 8] (doorgenummerde pagina’s 511 tot en met 513).
11) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2019173946-1 van 17 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 9] (doorgenummerde pagina’s 532 tot en met 536).
12) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2019174618-1 van 18 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 9] (doorgenummerde pagina’s 560 tot en met 563).
13) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2019175120-1 van 19 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 10] (doorgenummerde pagina’s 578 tot en met 580).
14) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2019181905-1 van 28 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 11] (doorgenummerde pagina’s 586 tot en met 588).
15) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2019181907-1 van 28 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 12] (doorgenummerde pagina’s 589 tot en met 591).
16) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2019183997-1 van 30 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 13] (doorgenummerde pagina’s 601 tot en met 603).
17) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2019176428-1 van 21 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 14] (doorgenummerde pagina’s 615 tot en met 617).
18) Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL 1300-2019155876-46 van 18 september 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 15] en [opsporingsambtenaar 16] (doorgenummerde pagina’s 678 tot en met 681).
Zaak B
1) de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 januari 2020.
2) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2018165587-1 van 14 augustus 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 17] (doorgenummerde pagina’s 23 tot en met 25).
3) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2018165929-1 van 15 augustus 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 18] (doorgenummerde pagina’s 71 tot en met 73).
4) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-201816795-1 van 20 augustus 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 19] (doorgenummerde pagina’s 86 tot en met 88).
5) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2018200351-1 van 3 oktober 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 20] (doorgenummerde pagina’s 103 tot en met 108)
6) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2018160518-1 van 7 augustus 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 21] en [opsporingsambtenaar 22] (doorgenummerde pagina’s 134 tot en met 136).
7) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2018210756-1 van 16 oktober2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 23] (doorgenummerde pagina’s 149 tot en met 151).
8) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2018212872-1 van 19 oktober 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 24] (doorgenummerde pagina’s 202 tot en met 205).
9) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2018223820-1 van 2 november 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 25] (doorgenummerde pagina’s 227 tot en met 229).
10) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2018216868-1 van 24 oktober 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 26] (doorgenummerde pagina’s 237 tot en met 239).
11) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2018227243-1 van 7 november 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 27] (doorgenummerde pagina’s 251 tot en met 253).
12) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2018246861-1 van 3 december 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 28] (doorgenummerde pagina’s 318 tot en met 320).
13) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2018237754-1 van 20 november 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 29] (doorgenummerde pagina’s 334 tot en met 337).
14) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2018237449-1 van 20 november 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 30] en [opsporingsambtenaar 31] (doorgenummerde pagina’s 348 tot en met 351).
15) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2018239696-1 van 23 november 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 32] (doorgenummerde pagina’s 375 tot en met 377).
16) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-201824339-3 van 28 november 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 33] (doorgenummerde pagina’s 381 tot en met 383).
17) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2018220032-1 van 28 oktober 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 34] (doorgenummerde pagina’s 436 tot en met 439).
18) Een schriftelijk bescheid, zijnde een niet-ondertekend proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2018238321-1 van 21 november 2018, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 35] (doorgenummerde pagina’s 471 tot en met 472).
19) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2018242339-1 van 27 november 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 36] (doorgenummerde pagina’s 481 tot en met 483).
20) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2018242339-2 van 28 november 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 37] (doorgenummerde pagina’s 492 tot en met 494).
21) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2018165946-1 van 15 augustus 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 38] (doorgenummerde pagina’s 498 tot en met 500).
22) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2018234378-1 van 16 november 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 39] (doorgenummerde pagina’s 518 tot en met 521).
23) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2018236883-1 van 19 november 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 40] (doorgenummerde pagina’s 538 tot en met 541).
24) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2018252325-1 van 10 december 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 41] (doorgenummerde pagina’s 596 tot en met 598).
25) Een schriftelijk bescheid, zijnde een niet-ondertekend proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2018245456-1 van 1 december 2018, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 42] (doorgenummerde pagina’s 599 tot en met 600).
26) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2018227334-1 van 7 november 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 43] (doorgenummerde pagina’s 601 tot en met 603).
27) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2019176428-1 van 21 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 14]
(doorgenummerde pagina’s 615 tot en met 617).
28) Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1300-2019186767-1 van 3 september 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 44] (niet doorgenummerd).

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Zaak A:
Feit 1
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 augustus 2019 te Amsterdam, meermalen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels personen, te weten:
- [slachtoffer 1] (p.66)(voor een totaalbedrag van 2023,95 euro) en
- [slachtoffer 2] (p. 20)(voor een totaalbedrag van 6187 euro) en
- [slachtoffer 3] (p. 4)(voor een totaalbedrag van 2448,95 euro) en
- [slachtoffer 4] (p. 197)(voor een totaalbedrag van 2663 euro) en
- [slachtoffer 5] (p. 338)(voor een totaalbedrag van 3356,95 euro) en
- [slachtoffer 6] (p. 350)(voor een totaalbedrag van 4850 euro) en
- [slachtoffer 7] (p. 387)(voor een totaalbedrag van 3388,95 euro) en
- [slachtoffer 8] (p. 511)(voor een totaalbedrag van 1993 euro) en
- [slachtoffer 9] (p. 532)(voor een totaalbedrag van 650 euro) en
- [slachtoffer 10] (p. 560)(voor een totaalbedrag van 1300 euro) en
- [slachtoffer 11] (p. 578)(voor een totaalbedrag van 2048,95 euro) en
- [slachtoffer 12] (p. 586)(voor een totaalbedrag van 2150 euro) en
- [slachtoffer 13] (p. 601)(voor een totaalbedrag van 3448,95 euro),
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van hierboven genoemde geldbedragen,
immers heeft verdachte (telkens) een valse hoedanigheid aangenomen door zich tegenover genoemde perso(o)n(en) voor te doen als
- [naam 1] en/of
- [naam 2] en/of
- als medewerker van [makelaarskantoor 1] en/of
- als bonafide tussenpersoon voor de verhuur van woningen waaronder de percelen [adres 1] en de [adres 2] en [adres 3] en [adres 4] en heeft verdachte de hierboven genoemde personen deze woningen laten bezichtigen en deze personen een borgsom en/of makelaarsvergoeding en/of een huursom voor deze woningen laten betalen, waardoor die genoemde personen werden bewogen tot bovenomschreven afgiften;
Zaak B:
Feit 1
op tijdstippen in de periode van 13 mei 2018 tot en met 1 december 2018 te Amsterdam en Haarlem, meermalen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels een of meer personen te weten:
- [slachtoffer 14] (p. 71)(voor een totaalbedrag van 500 euro) en
- [slachtoffer 15] (p. 86)(voor een totaalbedrag van 500 euro) en
- [slachtoffer 16] (p. 23)(voor een totaalbedrag van 500 euro) en
- [slachtoffer 17] (p.103)(voor een totaalbedrag van 6590 euro) en
- [slachtoffer 18] (p. 134)(voor een totaalbedrag van 3900 euro)en
- [slachtoffer 19] (p. 149)(voor een totaalbedrag van 4000 euro) en
- [slachtoffer 20] (p. 202)(voor een totaalbedrag van 6000 euro) en
- [slachtoffer 21] (p. 227)(voor een totaalbedrag van 2747 euro) en
- [slachtoffer 22] (p. 237)(voor een totaalbedrag van 2320 euro) en
- [slachtoffer 23] (p. 251)(voor een totaalbedrag van 2295 euro) en
- [slachtoffer 24] (p. 318)(voor een totaalbedrag van 3595euro) en
- [slachtoffer 25] (p. 334)(voor een totaalbedrag van 2295 euro) en
- [slachtoffer 26] (p. 348)(voor een totaalbedrag van 2270 euro) en
- [slachtoffer 27] (p. 375)(voor een totaalbedrag van 2270 euro) en
- [slachtoffer 28] (p. 381)(voor een totaalbedrag van 2865 euro) en
- [slachtoffer 29] (p. 518)(voor een totaalbedrag van 2270 euro) en
- [slachtoffer 30] (p. 538)(voor een totaalbedrag van 2747 euro) en
- [slachtoffer 31] (p. 481)(voor een totaalbedrag van 2870 euro) en
- [slachtoffer 32] (p. 492)(voor een totaalbedrag van 3332 euro) en
- [slachtoffer 35] (p. 596)(voor een totaalbedrag van 3800 euro) en
- [slachtoffer 37] (p. 599)(voor een totaalbedrag van 500 euro) en
- [slachtoffer 38] (p. 498)(voor een totaalbedrag van 500 euro) en
- [slachtoffer 39] (p. 601)(voor een totaalbedrag van 2550 euro) en
- [slachtoffer 40] (p. 436)(voor een totaalbedrag van 3000 euro) en
- [slachtoffer 41] (p. 471)(voor een totaalbedrag van 2900 euro) en
- [slachtoffer 43] (voor een totaalbedrag van 2140 euro) en
- [slachtoffer 44] (voor een totaalbedrag van 1845 euro),
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van hierboven genoemde geldbedragen,
immers heeft verdachte (telkens) een valse hoedanigheid aangenomen door zich tegenover die genoemde personen voor te doen als [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , en/of [naam 8] , en/of als bonafide makelaar en/of medewerker bij [naam makelaarskantoor 3] en/of [makelaarskantoor 2] , en/of als bonafide tussenpersoon voor de verhuur van woningen waaronder de percelen [adres 5] , [adres 6] , [adres 7] , [adres 17] , [adres 9] , [adres 10] , [adres 13] , [adres 15] , [adres 3] en [adres 16] en heeft verdachte de hierboven genoemde personen deze woningen laten bezichtigen en deze personen een borgsom, makelaarsvergoeding en/of een huursom voor deze woningen laten betalen, waardoor die personen werden bewogen tot bovenomschreven afgiften;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de ten laste gelegde feiten met uitzondering van aangevers [slachtoffer 33] en [slachtoffer 34] zal wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren met de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport en een beroepsverbod als makelaar/bemiddelaar voor de duur van 5 jaar.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn proceshouding bij het opleggen van een straf in zijn voordeel dienen te worden meegewogen. Daarnaast verzoekt de verdediging om wat betreft de strafmaat aansluiting te zoeken bij de LOVS oriëntatiepunten die gelden ten aanzien van fraudedelicten. Ook verzoekt de verdediging een voorwaardelijk deel op te leggen waaraan de bijzondere voorwaarden uit het reclasseringsrapport worden gekoppeld om verdachte een duw in de goede richting te geven.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het oplichten van een grote hoeveelheid benadeelden. Hierbij bood verdachte woningen, van onder meer zijn zus en ex-partner, aan op sociale media. Hij gaf de benadeelden een rondleiding als de bewoner niet aanwezig was. Hierna stelde verdachte een huurcontract op en liet hij de benadeelden borg, en in sommige gevallen bemiddelingskosten en huur, betalen. Verdachte onderhield op een informele en vriendschappelijk manier contact met de benadeelden en creëerde zo een vertrouwensband. De handelwijze van verdachte was doelbewust en geraffineerd. Verdachte heeft veel benadeelden een woning in het vooruitzicht gesteld, maar liet hen uiteindelijk berooid en dakloos achter. Daarbij zijn veel van de benadeelden buitenlandse studenten en expats, die vaak onder grote druk staan om een woning te vinden en niet bekend zijn met de Nederlandse regelgeving. Verdachte heeft misbruik gemaakt van deze omstandigheden, waarbij hij gebruik maakte van de krapte woningmarkt in Amsterdam. De rechtbank neemt dat verdachte kwalijk; hij heeft de positie van de benadeelden slechts gebruikt om er zelf financieel beter van te worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychologisch onderzoek van M.L. Sikkens, gz-psycholoog, van 28 oktober 2019. Hierin staat onder meer dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar kan worden geacht. Redenen hiervoor, volgens de psycholoog, zijn dat niet is gebleken dat de geconstateerde gokstoornis heeft doorgewerkt in het bewezenverklaarde feit. Verdachte heeft geen hulp gevraagd voor zijn gokstoornis, terwijl hij hiervoor wel de middelen tot zijn beschikking had. Zowel in dit rapport als het reclasseringsrapport van Inforsa van 25 november 2019 wordt het recidiverisico als hoog ingeschat. Om herhaling te voorkomen heeft de reclassering een aantal bijzondere voorwaarden geadviseerd, alsmede een beroepsverbod als makelaar. Verdachte heeft verklaard dat hij bereid is mee te werken met de reclassering en zich aan de voorwaarden te willen houden.
Gelet op de ernst en de aard van de feiten is een gevangenisstraf van enige duur op zijn plaats. De rechtbank laat daarbij vooral meewegen dat verdachte heel veel slachtoffers heeft gemaakt. De gevolgen voor hen zijn groot. Lichtere strafmodaliteiten zoals een werkstraf of een geldboete doen geen recht aan de ernst van de bewezen feiten.
De rechtbank vindt het van groot belang dat verdachte niet nogmaals in de fout gaat en zal daarom een groot deel van de op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank dringt er bij verdachte op aan om deze kans aan te grijpen om zijn leven ten positieve om te buigen.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd. Dit komt omdat de rechtbank ten aanzien van de hoogte van de straf aansluiting zoekt bij de LOVS oriëntatiepunten die voor fraudedelicten gelden.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 3 jaar onder de bijzondere voorwaarden zoals in het reclasseringsrapport genoemd.
8.4
Bijkomende straf
Als bijkomende straf zal de rechtbank verdachte een beroepsverbod opleggen.
Gelet op wat hiervoor met betrekking tot de feiten is overwogen, acht de rechtbank het aangewezen om verdachte, die in de uitoefening van zijn beroep delicten pleegt en het daarbij noodzakelijke vertrouwen ernstig heeft beschaamd, voor langere tijd te weren als makelaar/bemiddelaar in woonruimte. De rechtbank vreest dat verdachte – indien hij wederom als makelaar/bemiddelaar optreedt – opnieuw zijn eigen financiële gewin zal laten prevaleren boven het belang van zijn cliënten. De rechtbank acht daarom een beroepsverbod passend. De rechtbank zal verdachte voor de duur van 5 (vijf) jaar ontzetten van het recht tot uitoefening van het beroep van makelaar/bemiddelaar in woonruimte.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

Zaak A
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert € 2023,95 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (3 juli 2019).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 10 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 4.863,50 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (4 juni 2019).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 20 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert € 2.497,25 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank voor het deel groot € 2.448,95 niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (27 juni 2019). De opgevoerde treinkosten à € 48,50 zijn niet onderbouwd. De benadeelde partij zal voor dit gedeelte niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 15 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert € 2.681,95 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (27 juni 2019).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 4] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 15 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert € 3.356,95 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is voor een bedrag van € 1.258,- betwist, omdat voor dit bedrag geen betalingsbewijs is.
Namens de benadeelde partij is aangevoerd dat de benadeelde partij in de aangifte heeft verklaard dat hij die kosten heeft gemaakt en dit het bedrag en werkwijze van verdachte past in de lijn van de overige aangiftes.
De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. Daarbij blijkt uit pagina 679 van het proces-verbaal van bevindingen (in het dossier van zaak A) dat ook het bedrag van € 1.258,- door de benadeelde partij aan verdachte is overgemaakt.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding in zijn geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (11 juli 2019).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 5] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 20 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert € 6.054,71 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is betwist, behalve voor het bedrag van € 4.857, bestaande uit de borg en huur. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat de hotelkosten à € 364,17 en de kosten van de vliegtickets (€ 490 en € 343,54) geen rechtstreekse schade zijn. Bovendien worden de kosten van een vliegticket van augustus 2019 à € 490 opgevoerd, terwijl het strafbare toen al was gepleegd.
Namens de benadeelde partij is gesteld dat de hotelkosten en de kosten van de vliegtickets wel als rechtstreekse schade kan worden aangemerkt en verwijst hiertoe naar een uitspraak van deze rechtbank van 16 december 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:9309). Daarbij is de vliegticket van augustus gekocht in verband met de oplevering van de woning.
De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank kan echter op basis van de met name aangifte niet vaststellen dat de kosten van het vliegticket van juli 2019 alsook de hotelkosten uitsluitend zijn gemaakt om de door verdachte aangeboden woning te bezichtigen. De vliegticket van augustus 2019 is gekocht in verband met de oplevering van de woning. De rechtbank is met verwijzing naar de genoemde uitspraak van 16 december 2019 van oordeel dat deze kosten kunnen worden aangemerkt als rechtstreekse schade en dus in aanmerking komen voor vergoeding.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 5.347,- zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (11 juli 2019). Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 6] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 20 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 7]
De benadeelde partij [slachtoffer 7] vordert € 4.420,65 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is betwist, behalve voor het bedrag van € 3.388,95, bestaande uit de borg en huur. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat de hotelkosten en de kosten van de vliegticket à 472,87, de kosten van de opslag voor de meubels à 267,33 en de kosten van de medehuurder à 291,50 geen rechtstreekse schade zijn.
De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. Tevens is de rechtbank onder verwijzing naar de eerdergenoemde uitspraak van 16 december 2019 van oordeel dat de door de verdediging betwiste kosten kunnen worden aangemerkt als rechtstreekse schade en dus in aanmerking komen voor vergoeding.
De rechtbank concludeert dat vordering tot materiële schade daarom in zijn geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (1 juli 2019).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 7] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 20 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 8]
De benadeelde partij [slachtoffer 8] vordert € 1.993,95,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is voor het hele bedrag betwist, omdat er geen bewijs van betaling is.
De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. Daarbij blijkt uit pagina 679 van het proces-verbaal van bevindingen (in het dossier van zaak A) dat het gehele bedrag van € 1.993,95,- door de benadeelde partij aan verdachte is overgemaakt.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding in zijn geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (29 juni 2019).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 8] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 10 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 11]
De benadeelde partij [slachtoffer 11] vordert € 2.048,95 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (27 juni 2019).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 11] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 10 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 13]
De benadeelde partij [slachtoffer 13] vordert € 3.448,95 aan vergoeding van materiële schade.
De vordering is voor het hele bedrag betwist, omdat er geen onderbouwing bij de vordering zit en dus geen bewijs van betaling.
De rechtbank is van oordeel dat nu de vordering niet is ondertekend, de benadeelde partij niet in zijn vordering kan worden ontvangen. Daarom zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Zaak B
Benadeelde partij [slachtoffer 14]
De benadeelde partij [slachtoffer 14] vordert € 500,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (9 juli 2018).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 14] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 5 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 15]
De benadeelde partij [slachtoffer 15] vordert € 500,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (15 juli 2018).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 15] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 5 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 16]
De benadeelde partij [slachtoffer 16] vordert € 500,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (2 augustus 2018).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 16] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 5 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 17]
De benadeelde partij [slachtoffer 17] vordert € 639,- aan vergoeding van materiële schade voor een gestolen Iphone 7, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat deze schade geen verband houdt het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij [slachtoffer 17] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Benadeelde partij [slachtoffer 18]
De benadeelde partij [slachtoffer 18] vordert € 3.900,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is tot een bedrag van € 2.600,- betwist, omdat dit niet is onderbouwd met een bewijs van betaling.
Namens de benadeelde partij is ten aanzien van dit het betwiste bedrag verwezen naar de aangifte en de bijbehorende bijlagen in het dossier.
De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. Op de invoice die als bijlage bij de aangifte (pagina 147 van het dossier in zaak B) is gevoegd staat dat ook het bedrag van € 2.600,- door de benadeelde partij aan verdachte is betaald.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding in zijn geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (21 juli 2018).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 18] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 20 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 20]
De benadeelde partij [slachtoffer 20] vordert € 6.552,01 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit huur, borg en fee à € 6.000,-, hotelkosten à € 450,- en kosten voor de opslag van de meubels à € 102,01.
De vordering is tot een bedrag van de hotelkosten à € 450,- en de kosten van de opslag van de meubels à € 102,01 betwist, omdat deze kosten niet rechtstreeks een gevolg van het bewezenverklaarde is.
Namens de benadeelde partij is gesteld dat de hotelkosten en de kosten van de vliegtickets wel als rechtstreekse schade kan worden aangemerkt en hiertoe is verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank van 16 december 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:9309).
Tevens is de rechtbank onder verwijzing naar de eerdergenoemde uitspraak van 16 december 2019 van oordeel dat de door de verdediging betwiste kosten kunnen worden aangemerkt als rechtstreekse schade en dus in aanmerking komen voor vergoeding.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding voor het gehele bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (21 september 2018).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 20] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 20 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 22]
De benadeelde partij [slachtoffer 22] vordert € 2.320,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (18 oktober 2018).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 22] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 15 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 24]
De benadeelde partij [slachtoffer 24] vordert € 3.595,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (12 november 2018).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 24] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 20 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 25]
De benadeelde partij [slachtoffer 25] vordert € 2.295,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (12 november 2018).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 25] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 15 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 26]
De benadeelde partij [slachtoffer 26] vordert € 2.270,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (31 oktober 2018).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 26] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 15 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 27]
De benadeelde partij [slachtoffer 27] vordert € 2.270,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (31 oktober 2018).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 27] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 15 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 31]
De benadeelde partij [slachtoffer 31] vordert € 2.870,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (31 oktober 2018).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 31] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 15 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 32]
De benadeelde partij [slachtoffer 32] vordert € 3.332,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (18 oktober 2018).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 32] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 20 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 33]
De benadeelde partij [slachtoffer 33] vordert € 800,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
Benadeelde partij [slachtoffer 34]
De benadeelde partij [slachtoffer 34] vordert € 2.750,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
Benadeelde partij [slachtoffer 36]
De benadeelde partij [slachtoffer 36] vordert € 2.000,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
Benadeelde partij [slachtoffer 37]
De benadeelde partij [slachtoffer 37] vordert € 500,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (11 juli 2018).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 37] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 5 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 39]
De benadeelde partij [slachtoffer 39] vordert € 2.550,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (12 augustus 2018).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 39] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 15 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 40]
De benadeelde partij [slachtoffer 40] vordert € 3.098,95 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (7 september 2018).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 40] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 15 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 42]
De benadeelde partij [slachtoffer 42] vordert € 2.145,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
Benadeelde partij [slachtoffer 43]
De benadeelde partij [slachtoffer 43] vordert € 2.140,61 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (7 september 2018).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 43] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 10 dagen.
Benadeelde partij [slachtoffer 44]
De benadeelde partij [slachtoffer 44] vordert € 1.848,95 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (7 september 2018).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 44] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt de duur van de gijzeling die kan worden toegepast als volledig verhaal niet mogelijk is op maximaal 10 dagen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 28, 36f, 326 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart het ten laste gelegde ten aanzien van aangevers [slachtoffer 33] , [slachtoffer 34] , [slachtoffer 36] en [slachtoffer 42] niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde ten aanzien van de overige aangevers heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Oplichting, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de verdachte gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich laat behandelen door RAZ, forensisch ambulante zorg of een soortgelijke zorgverlener, in verband met gokproblematiek en delict analyse en preventie te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Daarbij kan binnen een ambulant behandeltraject, als de reclassering dit noodzakelijk acht, een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis plaatsvinden voor de duur van maximaal zeven weken waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan beschermingsbewind en schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- verdachte neemt niet deel aan kansspelen. Hij gaat niet naar het casino of online websites waar kansspelen worden gespeeld. Hij geeft openheid over gokken, geeft de reclassering inzage in zijn financiële situatie en werkt mee aan het aanvragen van een gokverbod bij de casino’s;
- verdachte verricht binnen de toezichtperiode geen werkzaamheden bij banken of andere organisaties waar hij in aanraking komt met grote geldsommen, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- verdachte werkt mee aan het vinden van een passend dagbestedingstraject;
- verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn computer en telefoongebruik. Verdachte zal de geschiedenis van zijn telefoon en computer niet wissen.
Geeft aan Inforsa de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Legt als bijkomende straf op aan verdachte:
Ontzetting van het recht tot uitoefening van het beroep van makelaar/bemiddelaar in woonruimte voor de duur van
5 (vijf) jaar.
Zaak A
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot € 2.023,95 (tweeduizenddrieëntwintig euro en vijfennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (3 juli 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 2.023,95 (tweeduizenddrieëntwintig euro en vijfennegentig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (3 juli 2019) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 10 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot € 4.863,50 (achtenveertighonderddrieënzestig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 2] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (4 juni 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 4.863,50 (achtenveertighonderddrieënzestig euro en vijftig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (4 juni 2019) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 20 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot € 2.448,95 (vierentwintighonderdachtenveertig euro en vijfennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 3] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (27 juni 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 2.448,95 (vierentwintighonderdachtenveertig euro en vijfennegentig eurocent) te betalen, , te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (27 juni 2019) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 15 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
Wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot € 2.681,95 (zesentwintighonderdeenentachtig euro en vijfennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 4] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (27 juni 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 2.681,95 (zesentwintighonderdeenentachtig euro en vijfennegentig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (27 juni 2019) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 15 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
Wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot € 3.356,95 (drieëndertighonderdzesenvijftig euro en vijfennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 5] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (11 juli 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 3.356,95 (drieëndertighonderdzesenvijftig euro en vijfennegentig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (11 juli 2019), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 20 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
Wijst de vordering van [slachtoffer 6] toe tot € 5.347,- (drieënvijftighonderdzevenenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 6] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (11 juli 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 6] aan de Staat € 5.347,- (drieënvijftighonderdzevenenveertig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (11 juli 2019), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 20 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 7]
Wijst de vordering van [slachtoffer 7] toe tot € 4.420,65 (vierenveertighonderdtwintig euro en vijfenzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 7] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 juli 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 7] aan de Staat € 4.420,65 (vierenveertighonderdtwintig euro en vijfenzestig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 juli 2019), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 20 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 8]
Wijst de vordering van [slachtoffer 8] toe tot € 1.993,95 (negentienhonderddrieënnegentig euro en vijfennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 8] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 juni 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 8] aan de Staat € 1.993,95 (negentienhonderddrieënnegentig euro en vijfennegentig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 juni 2019), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 10 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 11]
Wijst de vordering van [slachtoffer 11] toe tot € 2.048,95 (tweeduizend achtenveertig euro en vijfennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 11] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (27 juni 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 11] aan de Staat € 2.048,95 (tweeduizend achtenveertig euro en vijfennegentig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (27 juni 2019), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 10 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 13]
Verklaart [slachtoffer 13] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Zaak B
Benadeelde partij [slachtoffer 14]
Wijst de vordering van [slachtoffer 14] toe tot € 500,- (vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 14] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (9 juli 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 14] aan de Staat € 500,- (vijfhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (9 juli 2018), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 5 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 15]
Wijst de vordering van [slachtoffer 15] toe tot € 500,- (vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 15] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (15 juli 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 15] aan de Staat € 500,- (vijfhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (15 juli 2018), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 5 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 16]
Wijst de vordering van [slachtoffer 16] toe tot € 500,- (vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 16] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (2 augustus 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 16] aan de Staat € 500,- (vijfhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (2 augustus 2018), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 5 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 17]
Verklaart [slachtoffer 17] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Benadeelde partij [slachtoffer 18]
Wijst de vordering van [slachtoffer 18] toe tot € 3.900,- (negenendertighonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 18] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (21 juli 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 18] aan de Staat € 3.900,- (negenendertighonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (21 juli 2018), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 20 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 20]
Wijst de vordering van [slachtoffer 20] toe tot € 6.552,01 (vijfenzestighonderdtweeënvijftig euro en één eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 20] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (21 september 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 20] aan de Staat € 6.552,01 (vijfenzestighonderdtweeënvijftig euro en één eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (21 september 2018), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 20 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 22]
Wijst de vordering van [slachtoffer 22] toe tot € 2.320,- (drieëntwintighonderdtwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 22] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 oktober 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 22] aan de Staat € 2.320,- (drieëntwintighonderdtwintig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 oktober 2018), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 15 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 24]
Wijst de vordering van [slachtoffer 24] toe tot € 3.595,- (vijfendertighonderdvijfennegentig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 24] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (12 november 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 24] aan de Staat € 3.595,- (vijfendertighonderdvijfennegentig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (12 november 2018), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 20 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 25]
Wijst de vordering van [slachtoffer 25] toe tot € 2.295,- (tweeëntwintighonderdvijfennegentig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 25] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (12 november 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 25] aan de Staat € 2.295,- (tweeëntwintighonderdvijfennegentig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (12 november 2018), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 15 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 26]
Wijst de vordering van [slachtoffer 26] toe tot € 2.270,- (tweeëntwintighonderdzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 26] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (31 oktober 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 26] aan de Staat € 2.270,- (tweeëntwintighonderdzeventig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (31 oktober 2018), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 15 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 27]
Wijst de vordering van [slachtoffer 27] toe tot € 2.270,- (tweeëntwintighonderdzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 27] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (31 oktober 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 27] aan de Staat € 2.270,- (tweeëntwintighonderdzeventig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (31 oktober 2018), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 15 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 31]
Wijst de vordering van [slachtoffer 31] toe tot € 2.870,- (achtentwintighonderdzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 31] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (31 oktober 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 31] aan de Staat € 2.870,- (achtentwintighonderdzeventig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (31 oktober 2018), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 15 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 32]
Wijst de vordering van [slachtoffer 32] toe tot € 3.332,- (drieëndertighonderdtweeëndertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 32] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 oktober 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 32] aan de Staat € 3.332,- (drieëndertighonderdtweeëndertig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 oktober 2018), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 20 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 33]
Verklaart [slachtoffer 33] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Benadeelde partij [slachtoffer 34]
Verklaart [slachtoffer 34] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Benadeelde partij [slachtoffer 36]
Verklaart [slachtoffer 36] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Benadeelde partij [slachtoffer 37]
Wijst de vordering van [slachtoffer 37] toe tot € 500,- (vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 37] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (11 juli 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 37] aan de Staat € 500,- (vijfhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (11 juli 2018), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 5 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 39]
Wijst de vordering van [slachtoffer 39] toe tot € 2.550,- (vijfentwintighonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 39] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (12 augustus 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 39] aan de Staat € 2.550,- (vijfentwintighonderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (12 augustus 2018), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 15 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 40]
Wijst de vordering van [slachtoffer 40] toe tot € 3.098,95 (drieduizend achtennegentig euro en vijfennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 40] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 september 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 40] aan de Staat € 3.098,95 (drieduizend achtennegentig euro en vijfennegentig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 september 2018), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 15 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 42]
Verklaart [slachtoffer 42] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Benadeelde partij [slachtoffer 43]
Wijst de vordering van [slachtoffer 43] toe tot € 2.140,61 (eenentwintighonderdveertig euro en eenenzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 43] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 september 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 43] aan de Staat € 2.140,61 (eenentwintighonderdveertig euro en eenenzestig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 september 2018), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 44]
Wijst de vordering van [slachtoffer 44] toe tot € 1.848,95 (achttienhonderdachtenveertig euro en vijfennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 44] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 september 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 44] aan de Staat € 1.848,95 (achttienhonderdachtenveertig euro en vijfennegentig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 september 2018), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.J. Koene, voorzitter,
mrs. B. Vogel en A.A. Fase, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 januari 2020.