ECLI:NL:RBAMS:2019:9309

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2019
Publicatiedatum
16 december 2019
Zaaknummer
13/701171-19 (A) + 13/701008-19 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en verduistering door een man die zich voordeed als verhuurder op sociale media

Op 16 december 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 34-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en verduistering. De man heeft tussen oktober 2018 en januari 2019 meerdere potentiële huurders opgelicht door zich voor te doen als verhuurder van een woning op sociale media. Hij bood de woning aan, liet geïnteresseerden een huurcontract ondertekenen en vroeg hen om borg en huur te betalen, terwijl hij niet bevoegd was om de woning te verhuren. In totaal heeft hij verschillende slachtoffers benadeeld, die hierdoor financieel in de problemen zijn gekomen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de man verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, die in totaal duizenden euro's hebben verloren door zijn oplichtingspraktijken. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de gevolgen voor de slachtoffers en de spijtbetuiging van de verdachte. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT
VONNIS
Parketnummers: 13/701171-19 (A) + 13/701008-19 (B)
Datum uitspraak: 16 december 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Onderzoek op de zitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 2 december 2019.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P.C. Velleman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. D.R. Kops, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort samengevat - ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
Zaak A
1. Oplichting van [slachtoffer 1] / [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] in de periode van 20 oktober 2018 t/m 15 januari 2019;
2. Oplichting van [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] in de periode van 20 oktober 2018 t/m 15 januari 2019.
Zaak B
1. Oplichting van [slachtoffer 11] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 13] en [slachtoffer 14] in de periode van 20 oktober 2018 t/m 15 januari 2019;
2. Oplichting van [slachtoffer 15] , [slachtoffer 16] , [slachtoffer 17] en [slachtoffer 18] in de periode van 20 oktober 2018 t/m 15 januari 2019;
3. Verduistering in dienstbetrekking van € 5000,- van discotheek Escape op 8 september 2018.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten bewezen. Hij voert daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
Gelet op de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte kunnen de ten laste gelegde feiten bewezen worden. Er is sprake van verduistering van het bedrag van de Escape. Hij was gerechtigd de envelop met geld in de kluis te leggen en heeft de envelop later weggenomen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich - overeenkomstig zijn pleitnota - ten aanzien van de feiten 1 en 2 in de zaken A en B gerefereerd met betrekking tot de bewezenverklaring. Ten aanzien van feit 3 in zaak B heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Vrijspraak zaak B - feit 3 (verduistering Escape)
Verdachte heeft het geld, anders dan door misdrijf, onder zich gehad. Als hij het geld had weggenomen toen hij de envelop in de kluis moest leggen, dan was het verduistering geweest. Echter, op de camerabeelden is te zien dat verdachte de envelop later uit de kluis pakt op het moment dat hij daar niet hoefde te komen. Hij had de envelop op dat moment niet rechtmatig onder zich en er kan dan ook geen sprake zijn van verduistering.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsoverwegingen
Feiten 1 en 2 (zaken A en B)
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsman, bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging opgenomen personen heeft opgelicht in de periode 20 oktober 2018 t/m 15 januari 2019. Nu verdachte dit feit op zitting heeft bekend en de raadsman hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, kan, op grond van artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering met de opgave van bewijsmiddelen worden volstaan.
Zaak B – feit 3
De rechtbank acht, met de officier van justitie, bewezen dat verdachte zich op 8 september 2018 schuldig heeft gemaakt aan verduistering van een bedrag van € 5.000,-. Zij overweegt daartoe als volgt.
Namens discotheek de Escape is op 31 januari 2019 aangifte gedaan. Verdachte was leidinggevende bij de Escape. Verdachte heeft uit een kluis van de Escape, waar hij uit hoofde van zijn functie toegang toe had, een envelop weggenomen met € 5000. Verdachte heeft samen met aangever de camerabeelden gekeken, waarop te zien was dat verdachte de envelop uit de kluis wegnam. Verdachte bekent dat hij het geld heeft weggenomen. Hij heeft op een eerder moment de envelop met € 5.000 in de kluis gelegd. Op dat moment was hij bevoegd de kluis te openen. Door zijn functie als leidinggevende had verdachte de mogelijkheid om op een later tijdstip de ruimte met de kluis te betreden, de kluis te openen en de envelop met € 5.000 te pakken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich opzettelijk een bedrag van € 5.000, welk bedrag hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van leidinggevende onder zich had, wederrechtelijk heeft toegeëigend.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Zaak A – feit 1
in de periode van 20 oktober 2018 tot en met 15 januari 2019 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 19] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag en [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag en [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte een geldbedrag en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 20] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, door
- zich voor te doen als verhuurder van een gedeelte van een woning gelegen aan [adres] op de internetsite Facebook en op andere sociale media, terwijl verdachte de woning niet gedeeltelijk mocht verhuren en
- die [slachtoffer 19] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] voornoemde woning te laten bezichtigen en/of een intentieverklaring te laten ondertekenen en huurcontract op te stellen en deze te ondertekenen en/of een dag van oplevering af te spreken, en
- die [slachtoffer 19] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] te verzoeken afgesproken geldbedragen contant te betalen en/of over te maken en/of bij te schrijven op de bankrekening van verdachte, en
- steeds bij die [slachtoffer 19] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] het betrekken van een gedeelte van die woning in het vooruitzicht te stellen, waardoor die [slachtoffer 19] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Zaak A – feit 2
in de periode van 20 oktober 2018 tot en met 15 januari 2019 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag en [slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag en [slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag en [slachtoffer 10] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, door
- zich voor te doen als verhuurder van een gedeelte van een woning gelegen aan [adres] op de internetsite Facebook en andere sociale media, terwijl verdachte de woning niet gedeeltelijk mocht verhuren en
- die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] voornoemde woning te laten bezichtigen en/of een intentieverklaring te laten ondertekenen en een huurcontract op te stellen en deze te ondertekenen en/of een dag van oplevering af te spreken, en
- die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] te verzoeken afgesproken geldbedragen) contant te betalen en/of over te maken en/of bij te schrijven op de bankrekening van verdachte, en
- steeds bij die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] het betrekken van een gedeelte van die woning in het vooruitzicht te stellen, waardoor die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Zaak B – feit 1
in de periode van 20 oktober 2018 tot en met 15 januari 2019 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 11] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, en [slachtoffer 12] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, en [slachtoffer 13] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, en [slachtoffer 14] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, door
- zich voor te doen als verhuurder van een gedeelte van een woning gelegen aan [adres] op de internetsite Facebook en andere sociale media, terwijl verdachte de woning niet gedeeltelijk mocht verhuren en
- die [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] en [slachtoffer 14] voornoemde woning te laten bezichtigen en/of een intentieverklaring te laten ondertekenen en een huurcontract op te stellen en deze te ondertekenen en/of een dag van oplevering af te spreken, en
- die [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] en [slachtoffer 14] te verzoeken afgesproken geldbedragen, contant te betalen en/of over te maken en/of bij te schrijven op de bankrekening van verdachte, en
- steeds bij die [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] en [slachtoffer 14] het betrekken van een gedeelte van die woning in het vooruitzicht te stellen, waardoor die [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] en [slachtoffer 14] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Zaak B – feit 2
in de periode van 20 oktober 2018 tot en met 15 januari 2019 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 15] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, en [slachtoffer 16] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van, en [slachtoffer 17] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, en [slachtoffer 18] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, door
- zich voor te doen als verhuurder van een gedeelte van een woning gelegen aan [adres] op de internetsite Facebook en op andere sociale media, terwijl verdachte de woning niet gedeeltelijk mocht verhuren en
- die [slachtoffer 15] en [slachtoffer 16] en [slachtoffer 17] en [slachtoffer 18] voornoemde woning te laten bezichtigen en/of een intentieverklaring te laten ondertekenen en een huurcontract op te stellen en deze te ondertekenen en/of een dag van oplevering af te spreken, en
- die [slachtoffer 15] en [slachtoffer 16] en [slachtoffer 17] en [slachtoffer 18] te verzoeken afgesproken geldbedragen, contant te betalen en/of over te maken en/of bij te schrijven op de bankrekening van verdachte, en
- steeds bij die [slachtoffer 15] en [slachtoffer 16] en [slachtoffer 17] en [slachtoffer 18] het betrekken van een gedeelte van die woning in het vooruitzicht te stellen, waardoor die [slachtoffer 15] en [slachtoffer 16] en [slachtoffer 17] en [slachtoffer 18] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Zaak B – feit 3
op 8 september 2018 te Amsterdam, opzettelijk een geldbedrag van 5000 euro, dat toebehoorde aan Escape, en welk goed hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van leidinggevende, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte de bewezen geachte feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een straf conform voorarrest aan verdachte op te leggen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht een lager voorwaardelijk deel op te leggen.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek op de zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het oplichten van een grote hoeveelheid benadeelden. Hierbij bood verdachte een woning, waar hij destijds verbleef, aan op social media. Hij gaf de benadeelden een rondleiding, als de hoofdbewoner niet aanwezig was. Hierna stelde verdachte een huurcontract op en liet hij de benadeelden borg, en in sommige gevallen huur, betalen. Verdachte onderhield op een informele en vriendschappelijk manier contact met de benadeelden en creëerde zo een vertrouwensband. Verdachte heeft veel benadeelden een woning in het vooruitzicht gesteld, maar liet hen uiteindelijk berooid en dakloos achter. Nadat bleek dat de benadeelden opgelicht waren, hebben zij veel kosten moeten maken voor de annulering van de verhuizing, opslag van hun inboedel en het regelen van nieuwe woonruimte. De benadeelden hebben ter terechtzitting verklaard dat deze oplichting veel stress en financiële schade heeft opgeleverd. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij de benadeelden slechts heeft gebruikt om er zelf financieel beter van te worden. Ook neemt de rechtbank verdachte kwalijk dat hij misbruik heeft gemaakt van de krappe woningmarkt in Amsterdam.
De rechtbank weegt anderzijds mee dat verdachte spijt heeft betuigd en al begonnen is met het terugbetalen van de benadeelden. Uit het reclasseringsrapport en de verklaring van verdachte op zitting, blijkt dat verdachte bereid is zijn medewerking te verlenen aan reclasseringsbegeleiding en hij open staat voor behandeling.
Gelet op de ernst en de aard van de feiten is een gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank laat daarbij vooral meewegen de gevolgen voor de slachtoffers en dat verdachte gedurende een aantal maanden telkens weer slachtoffers heeft gemaakt. Een geldboete acht de rechtbank niet passend omdat ook vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen. Een taakstraf acht de rechtbank niet in verhouding staan tot de ernst van de bewezen feiten.
De rechtbank vindt het van groot belang dat verdachte niet nogmaals in de fout gaat en om recidive te voorkomen zal de rechtbank een groot deel van de op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Hierbij is van belang dat verdachte meewerkt aan verdiepingsdiagnostiek en zich ambulant laat behandelen.
Alles afgewogen acht de rechtbank een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, passend en geboden, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaar.

9.Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 2] (zaak A – feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft als vertegenwoordiger van [slachtoffer 19] een materiële schadevergoeding van € 2.386 gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze schadevergoeding bestaat uit de borgsom van (€ 1.600), de huur voor januari (€ 596) en de kosten voor de annulering van de verhuizing (€ 190).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor de annulering van de verhuizing (€ 190) en de helft van de borgsom (€ 800) niet-ontvankelijk moet worden verklaard. [slachtoffer 2] heeft slechts € 800 van de borgsom betaald aan verdachte. Bovendien blijkt uit het dossier dat verdachte al een bedrag van € 645 giraal heeft teruggestort.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering moet worden toegewezen tot een bedrag van
€ 1741,-. Gelet op de aangifte van [slachtoffer 2] en de onderbouwende stukken van de vordering, is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer 2] de gehele borgsom van € 1600,- en de huurtermijn van januari (€ 596) heeft betaald aan verdachte. De kosten voor de annulering van de verhuizing worden ook toegewezen, omdat deze schade rechtstreeks door het bewezenverklaarde is toegebracht. Het reeds door verdachte teruggestorte bedrag van € 645 zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 12 november 2018.
Vervangende hechtenis
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
De rechtbank zal het wettelijk vastgestelde aantal dagen vervangende hechtenis echter halveren, omdat naar het oordeel van de rechtbank verdachte disproportioneel zou worden getroffen, indien de vervangende hechtenis geheel ten uitvoer zou worden gelegd. Verdachte is immers al begonnen met het terugbetalen van de benadeelde partijen en heeft blijk gegeven zorg te dragen dat de benadeelde partijen zo spoedig mogelijk zullen worden gecompenseerd. Daarnaast heeft de rechtbank meegewogen dat de vervangende hechtenis van het totaalbedrag – als alle toegewezen vorderingen bij elkaar opgeteld worden – in de regeling op een lager aantal dagen uitkomt dan als de bedragen per vordering worden bekeken.
Deze toepassing geldt voor alle opgelegde schadevergoedingsmaatregelen.
De rechtbank bepaalt de vervangende hechtenis op 17 dagen vervangende hechtenis.
[slachtoffer 3] (zaak A – feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) heeft een materiële schadevergoeding, bestaande uit de betaalde borgsom, van € 1.600,- gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering geheel moet worden toegewezen. De borgsom
(€ 1.600) is door [slachtoffer 3] giraal naar de bankrekening van verdachte overgemaakt. Deze financiële schade is rechtstreeks door het bewezenverklaarde toegebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 21 december 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 16 dagen.
[slachtoffer 4] (zaak A – feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) heeft een materiële schadevergoeding van
€ 1.829,91 gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze schadevergoeding bestaat uit de borgsom (€ 1.600) en de kosten voor de huur van een opslagbox (€ 168 en € 61,91).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot het bedrag van € 1.600,- kan worden toegewezen. De kosten voor de huur van een opslagbox (€ 168 en € 61,91) dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, aangezien deze kosten niet als rechtstreekse schade van oplichting kan worden gezien.
De rechtbank is van oordeel dat de gehele vordering moet worden toegewezen. De borgsom
(€ 1.600) is door [slachtoffer 4] contant aan verdachte betaald. Het huren van een opslagbox voor de spullen van [slachtoffer 4] is een rechtstreeks gevolg van de oplichting door verdachte.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 7 december 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 18 dagen.
[slachtoffer 5] (zaak A – feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5] ) heeft een materiële schadevergoeding, bestaande uit de betaalde borgsom, van € 1.040,- gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering geheel moet worden toegewezen. De borgsom
(€ 1.040) is door [slachtoffer 5] giraal naar de bankrekening van verdachte overgemaakt. Deze financiële schade is rechtstreeks door het bewezenverklaarde toegebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 4 december 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 10 dagen.
[slachtoffer 7] (zaak A – feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 7] (hierna: [slachtoffer 7] ) heeft een materiële schadevergoeding, bestaande uit de betaalde borgsom, van € 1.600,- gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering geheel moet worden toegewezen. De borgsom
(€ 1.600) is door [slachtoffer 7] giraal naar de bankrekening van verdachte overgemaakt. Deze financiële schade is rechtstreeks door het bewezenverklaarde toegebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 27 november 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 16 dagen.
[slachtoffer 8] (zaak A – feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 8] (hierna: [slachtoffer 8] ) heeft een materiële schadevergoeding van € 2.380,- gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze schadevergoeding bestaat uit de borgsom (€ 1.600) en de huur voor januari (€ 780).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering geheel moet worden toegewezen. De borgsom
(€ 1.600) en de huur voor januari (€ 780) is door [slachtoffer 8] giraal naar de bankrekening van verdachte overgemaakt. Deze financiële schade is rechtstreeks door het bewezenverklaarde toegebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 29 november 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 23 dagen.
[slachtoffer 9] (zaak A – feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 9] (hierna: [slachtoffer 9] ) heeft een materiële schadevergoeding van
€ 2.380,- gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze schadevergoeding bestaat uit de borgsom (€ 1.600) en de huur voor januari (€ 780).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering geheel moet worden toegewezen. De borgsom
(€ 1.600) en de huur voor januari (€ 780) is door [slachtoffer 9] giraal naar de bankrekening van verdachte overgemaakt. Deze financiële schade is rechtstreeks door het bewezenverklaarde toegebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 4 december 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 23 dagen.
[slachtoffer 10] (zaak A - feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 10] (hierna: [slachtoffer 10] ) heeft een schadevergoeding van
€ 9020,- gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. De materiële schadevergoeding bestaat uit de borgsom (€ 1.600), de huur voor januari (€ 780) en het verschil tussen de huur van de woning van verdachte en een nieuwe woning (€ 5.640). De immateriële schadevergoeding bestaat uit € 1.000 voor stress en slapeloosheid. Daarnaast heeft [slachtoffer 10] een bedrag van € 50 aan belkosten gevorderd.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de materiële vordering van de benadeelde partij tot het bedrag van € 2.380 wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het verschil in kosten voor de nieuwe woning (€ 5640) dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, aangezien dit geen directe schade is. De immateriële schade dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 300. De rest van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. De belkosten dienen te worden afgewezen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 2.380. Het verschil in kosten tussen de huur die bij verdachte zou worden betaald en de nieuwe huur dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, want dat is geen rechtstreekse schade. De immateriële vordering dient ook niet-ontvankelijke te worden verklaard, omdat de psychische schade onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 2.380,-. Het verschil in kosten tussen de huur die bij verdachte zou worden betaald en de huur van de nieuwe woning wordt afgewezen. Deze kosten zijn geen rechtstreeks gevolg van de oplichting door verdachte. De immateriële vordering wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat de psychische schade niet is onderbouwd. Psychische schade moet door middel van voldoende concrete gegevens worden aangetoond zodat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden aangetoond. [1] De belkosten worden tot slot ook niet-ontvankelijk verklaard, nu deze post onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 6 december 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 23 dagen.
[slachtoffer 11] (zaak B - feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 11] (hierna: [slachtoffer 11] ) heeft een materiële schadevergoeding, bestaande uit de betaalde borgsom, van € 1.600,- gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering geheel moet worden toegewezen. De borgsom
(€ 1.600) is door [slachtoffer 11] giraal naar de bankrekening van verdachte overgemaakt. Deze financiële schade is rechtstreeks door het bewezenverklaarde toegebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 10 december 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 16 dagen.
[slachtoffer 12] (zaak B – feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 12] (hierna: [slachtoffer 12] ) heeft een materiële schadevergoeding, bestaande uit de betaalde borgsom, van € 1.600,- gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering geheel moet worden toegewezen. De borgsom
(€ 1.600) is door [slachtoffer 12] giraal naar de bankrekening van verdachte overgemaakt. Deze financiële schade is rechtstreeks door het bewezenverklaarde toegebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 12 december 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 16 dagen.
[slachtoffer 13] (zaak B – feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 13] (hierna: [slachtoffer 13] ) heeft een materiële schadevergoeding, bestaande uit de betaalde borgsom, van € 1.040,- gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De raadsman heeft ter terechtzitting een afschrijving van 22 juli 2019 overlegd, waaruit blijkt dat verdachte – via de rekening van [naam 1] – een bedrag van € 1.040,- aan [slachtoffer 13] heeft overgemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de vordering reeds door verdachte is terugbetaald.
[slachtoffer 14] (zaak B - feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 14] (hierna: [slachtoffer 14] ) heeft een materiële schadevergoeding, bestaande uit de betaalde borgsom, van € 1.600,- gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering geheel moet worden toegewezen. De borgsom
(€ 1.600) is door [slachtoffer 14] giraal naar de bankrekening van verdachte overgemaakt. Deze financiële schade is rechtstreeks door het bewezenverklaarde toegebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 19 december 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 16 dagen.
[slachtoffer 15] (zaak B – feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 15] (hierna: [slachtoffer 15] ) heeft een schadevergoeding van € 5058,27 gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. De materiële schadevergoeding bestaat uit de borgsom (€ 1.600), reiskosten van Zwolle naar Amsterdam (€ 739,20), kosten voor de huur van opbergloodsen (€871,99), kosten voor slaaptherapie (€ 427,08) en extra therapiekosten (€420). De immateriële schadevergoeding bestaat uit € 1.000 voor stress en slapeloosheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade wordt toegewezen tot een bedrag van € 4.058,27, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De immateriële schade dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 500. De rest van de immateriële schade dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het bedrag van € 1.600 kan worden toegewezen. De reiskosten en de kosten voor de huur van de opbergloodsen dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat dit geen rechtstreekse schade is en onvoldoende is onderbouwd.
De slaaptherapie en extra therapiekosten dienen ook niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
Tot slot dient de immateriële schade ook niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat het geestelijk letsel onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot een bedrag van € 3.200,58 moet worden toegewezen. Ten aanzien van de materiële schade moet de borgsom (€ 1.600) worden toegewezen. De kosten voor slaaptherapie (€427,08) en de extra therapiekosten (€ 420) zijn niet geheel het gevolg van het bewezenverklaarde, maar de rechtbank stelt vast dat het bewezenverklaarde effect heeft gehad op het herstel van benadeelde partij [slachtoffer 15] . Om die reden matigt de rechtbank de kosten voor slaaptherapie en extra therapiekosten tot een bedrag van € 500. De rest van de vordering wordt niet-ontvankelijk verklaard. De reiskosten worden gematigd tot een bedrag van € 125,40. Hierbij heeft de rechtbank de aantal gereden kilometer vermenigvuldigd met het fiscale tarief van € 0,19 per kilometer. De kosten voor de huur van de loods worden gematigd tot het bedrag van € 475,18. De rechtbank is hierbij uitgegaan van de berekening van twee maanden huur van de loods en acht dit bedrag in redelijkheid toewijsbaar. De rechtbank acht tot slot een bedrag van € 500 aan immateriële schadevergoeding redelijk, de rechtbank acht het negatieve effect op het herstel van benadeelde partij voldoende onderbouwd. De rest van de vordering wordt niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 29 november 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 32 dagen.
[slachtoffer 16] (zaak B – feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 16] (hierna: [slachtoffer 16] ) heeft een materiële schadevergoeding, bestaande uit de betaalde borgsom, van € 1.600,- gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering geheel moet worden toegewezen. De borgsom
(€ 1.600) is door [slachtoffer 16] giraal naar de bankrekening van verdachte overgemaakt. Deze financiële schade is rechtstreeks door het bewezenverklaarde toegebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 28 november 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 16 dagen.
[slachtoffer 17] (zaak B – feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 17] (hierna: [slachtoffer 17] ) heeft een schadevergoeding van
€ 2.700 gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. De materiële schadevergoeding bestaat uit de borgsom (€ 1.200), voorschot van de huur voor januari (€ 300) en vervoerskosten van Antwerpen naar Amsterdam (€ 200). De immateriële schadevergoeding bestaat uit een bedrag van € 1.000 voor stress en slaaptekort. Daarnaast heeft [slachtoffer 17] een bedrag van € 20 aan belkosten gevorderd.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.700, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De immateriële schade dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 300. De rest van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. De belkosten dienen te worden afgewezen.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de vordering geheel niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De borgsom en het voorschot van de huur zou contant zijn betaald door aan verdachte. Er is geen onderbouwing dat [slachtoffer 17] het bedrag van € 1.500 aan verdachte heeft gegeven. De reiskosten zijn geen rechtstreekse kosten die voortvloeien uit het strafbare feit. De immateriële schade is niet onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering moet worden toegewezen tot een bedrag van
€ 1.700. De borgsom (€ 1.200) en het voorschot van de huur voor januari (€ 300) is rechtstreekse schade die uit het bewezenverklaarde voortvloeit, evenals de reiskosten van Antwerpen naar Amsterdam (€200). Deze kosten kunnen ook in redelijkheid aan [slachtoffer 17] worden toegewezen. De immateriële schade wordt niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de psychische schade niet is onderbouwd. De belkosten worden eveneens niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende onderbouwing. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 16 november 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 17 dagen.
[slachtoffer 18] (zaak B – feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 18] (hierna: [slachtoffer 18] ) heeft een materiële schadevergoeding, bestaande uit de betaalde borgsom (€1.200) en de huur voor anderhalve maand (€300) gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering geheel moet worden toegewezen. De borgsom
(€ 1.200) door [slachtoffer 18] contant aan verdachte betaald en de huur (€ 300) is giraal naar de bankrekening van verdachte overgemaakt. [slachtoffer 18] heeft de vordering voldoende onderbouwd. Deze financiële schade is rechtstreeks door het bewezenverklaarde toegebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 16 november 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 15 dagen.
[benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij] ) heeft een materiële schadevergoeding van € 1050 gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze materiële schadevergoeding bestaat uit het restbedrag van een lening aan verdachte (€ 1.000) en de rente daarover (€ 50).
De rechtbank is van oordeel dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze vordering niet ziet op de ten laste gelegde feiten.

10.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. STK Zaktelefoon
Samsung Edge S6
5717777
2 1.00 STK Computer
DELL Latitude
5717849
De rechtbank is van oordeel dat deze voorwerpen verbeurd moeten worden verklaard, omdat de bewezen verklaarde feiten met behulp van deze voorwerpen zijn gepleegd.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

12. Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A – feit 1
oplichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van zaak A – feit 2
oplichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van zaak B – feit 1
oplichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van zaak B – feit 2
oplichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van zaak B – feit 3
verduistering
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte van
4 (vier) maandenvan deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat:
1. verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als de verdachte gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
Meldplicht bij reclassering
verdachte zich meldt bij Reclassering Inforsa op het adres Vlaardingenlaan 5 te Amsterdam (of één van haar collega instellingen, indien verdachte buiten Amsterdam gaat verblijven). Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om reclasseringstoezicht uit te voeren;
Ambulante behandeling
Verdachte zich laat behandelen door Inforsa Ambulante Zorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk na de start van het reclasseringstoezicht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Onderdeel van de aanmelding is diagnostiek. Verdachte verleent medewerking aan de totstandkoming van deze diagnostiek.
Geeft aan de reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 1741,- (zeventienhonderdeenenveertig euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 12 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , te betalen de som van € 1741,- (zeventienhonderdeenenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 12 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 17 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van
€ 1600,- (zestienhonderd euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 21 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 3] , te betalen de som van € 1600,- (zestienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 21 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 16 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 4] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 1.829,90 (achttienhonderdnegenentwintig euro en negentig eurocent) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 7 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 4] , te betalen de som van € 1.829,90 (achttienhonderdnegenentwintig euro en negentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 7 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 18 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 5] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van
€ 1.040,- (duizendenveertig euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 4 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 5] , te betalen de som van € 1.040,- (duizendenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 4 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 7] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] toe tot een bedrag van
€ 1.600,- (zestienhonderd euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 27 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 7] , te betalen de som van € 1.600,- (zestienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 27 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 16 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 8] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] toe tot een bedrag van
€ 2.380,- (tweeduizenddriehonderdentachtig euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 29 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 8] , te betalen de som van € 2.380,- (tweeduizenddriehonderdentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 29 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 23 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 9] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] toe tot een bedrag van
€ 2.380,- (tweeduizenddriehonderdentachtig euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 4 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 9] , te betalen de som van € 2.380,- (tweeduizenddriehonderdentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 4 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 23 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 10] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 2.380,- (tweeduizenddriehonderdentachtig euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 6 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 10] , te betalen de som van € 2.380,- (tweeduizenddriehonderdentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 6 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 23 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 11] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11] toe tot een bedrag van
€ 1.600,- (zestienhonderd euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 10 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 11] , te betalen de som van € 1.600,- (zestienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 10 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 16 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 12] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 12] toe tot een bedrag van
€ 1.600,- (zestienhonderd euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 12 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 12] , te betalen de som van € 1.600,- (zestienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 12 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 16 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 14] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 14] toe tot een bedrag van
€ 1.600,- (zestienhonderd euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 19 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 14] , te betalen de som van € 1.600,- (zestienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 19 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 16 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 15] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 15] toe tot een bedrag van
€ 3.200,58 (drieduizendtweehonderd euro achtenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 29 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 15] , te betalen de som van € 3.200,58 (drieduizendtweehonderd euro achtenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 29 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 32 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 16] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 16] toe tot een bedrag van
€ 1.600,- (zestienhonderd euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 28 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 16] , te betalen de som van € 1.600,- (zestienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 28 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 16 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 17] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 17] toe tot een bedrag van
€ 1.700,- (zeventienhonderd euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 16 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 17] , te betalen de som van € 1.700,- (zeventienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 16 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 17 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 18] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 18] toe tot een bedrag van
€ 1.500,- (vijftienhonderd euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 16 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 18] , te betalen de som van € 1.500,- (vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 16 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Wijstde vordering van benadeelde partij
[slachtoffer 13] af.
Gelast de
verbeurdverklaringvan:
1. STK Zaktelefoon
Samsung Edge S6
5717777
2 1.00 STK Computer
DELL Latitude
5717849
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. R.H.G. Odink en H.E. Hoogendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Onnink, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 16 december 2019.

Voetnoten

1.ECLI:NL:HR:2019:793, r.o. 2.4.5