ECLI:NL:RBAMS:2020:3120
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een urgentieverklaring voor huisvesting aan een uit Suriname geïmmigreerde vrouw en haar kinderen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een vrouw die met haar twee minderjarige dochters uit Suriname naar Nederland is gekomen. De vrouw had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor huisvesting, die door de gemeente Amsterdam was afgewezen. De gemeente stelde dat er geen sprake was van een urgent huisvestingsprobleem en dat de vrouw haar situatie te danken had aan eigen gedrag, aangezien zij nog steeds ingeschreven stond op het adres van haar ex-partner en daar ook nog woonde. De vrouw betoogde dat haar woonsituatie onhoudbaar was en dat zij vreesde voor huiselijk geweld. Ze had verschillende documenten overgelegd ter onderbouwing van haar situatie, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente voldoende had aangetoond dat er geen acute noodsituatie was die een urgentieverklaring rechtvaardigde. De voorzieningenrechter benadrukte dat de afwijzing van de aanvraag niet onbegrijpelijk was en dat de vrouw niet had aangetoond dat haar en haar kinderen in een levensbedreigende situatie verkeerden. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de conclusie dat het bezwaar van de vrouw geen redelijke kans van slagen had.