ECLI:NL:RBAMS:2020:3108

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2020
Publicatiedatum
23 juni 2020
Zaaknummer
13/067524-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Twee winkeldiefstallen met gevangenisstraf en behandeling voor verslaving

Op 24 juni 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twee winkeldiefstallen. De feiten vonden plaats op 5 maart 2020 en 14 maart 2020, waarbij de verdachte respectievelijk levensmiddelen bij Spar City en vier blikjes drank bij Albert Heijn To Go heeft gestolen. De rechtbank heeft de zaak op tegenspraak behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. A.J.M. Vreekamp, de vordering heeft ingediend en de verdediging werd vertegenwoordigd door mr. E.M. Steller. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1977 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, gedetineerd was in een justitieel complex. Tijdens de zitting op 10 juni 2020 heeft de rechtbank de bekennende verklaringen van de verdachte en de aangiftes in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de feiten bewezen konden worden verklaard.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, zonder onvoorwaardelijk strafdeel, en heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte heeft een strafblad met veelvuldige vermogensdelicten en heeft ter zitting zijn excuses aangeboden. Hij heeft aangegeven gemotiveerd te zijn om aan zijn alcoholverslaving te werken en kan deelnemen aan een behandeltraject via AMOC Regenboog Groep en Jellinek Verslavingszorg. De rechtbank heeft geen voorwaardelijk strafdeel opgelegd, omdat deelname aan het behandeltraject niet afhankelijk is van een bijzondere voorwaarde. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/067524-20 (Zaak A) en 13/059147-20 (Zaak B) (Promis)
Datum uitspraak: 24 juni 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1977,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Justitieel Complex [locatie] te [plaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.J.M. Vreekamp en van wat verdachte en zijn raadsman mr. E.M. Steller naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna genoemd respectievelijk zaak A en zaak B.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Ten aanzien van zaak A
een winkeldiefstal van vier blikjes drank (merk: Smirnoff Ice) bij Albert Heijn To Go op 14 maart 2020 te Amsterdam;
Ten aanzien van zaak B
een winkeldiefstal van levensmiddelen bij Spar City op 5 maart 2020 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat – gelet op de bekennende verklaringen van verdachte – de aan hem ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat beide aan verdachte ten laste gelegde feiten op grond van de aangiftes en de bekennende verklaringen van verdachte kunnen worden bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen – waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn opgenomen – bewezen dat verdachte
Ten aanzien van zaak A
op 14 maart 2020 te Amsterdam vier blikjes drank (merk: Smirnoff Ice) die aan een ander toebehoorden, te weten aan Albert Heijn To Go, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van zaak B
op 5 maart 2020 te Amsterdam levensmiddelen die aan een ander toebehoorden, te weten aan winkelbedrijf Spar, heeft weggenomen met het oogmerk om diezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat – gelet op de duur van de voorlopige hechtenis – geen ruimte meer bestaat voor een voorwaardelijke straf. Verdachte kan via de Regenbooggroep een behandeling gaan volgen bij Jellinek Verslavingszorg. Voor deze behandeling is een dwangkader niet nodig.
De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met aftrek van voorarrest aan verdachte op te leggen. Dat zou betekenen dat verdachte nog twee dagen moet uitzitten. In deze twee dagen kan de overgang van detentie naar het opvanghuis worden geregeld.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen. Dit zijn hinderlijke en overlast gevende feiten voor de betrokken winkeliers.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 7 mei 2020. Hieruit blijkt dat hij zich met name in 2019 veelvuldig schuldig heeft gemaakt aan vermogensdelicten.
Verdachte heeft ter terechtzitting zijn excuses aangeboden voor de twee diefstallen. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij gemotiveerd is te werken aan zijn alcoholverslaving en om werk te zoeken. Verdachte wordt al enige tijd ondersteund door AMOC Regenboog Groep. AMOC Regenboog Groep is samen met Jellinek Verslavingszorg een project gestart voor kwetsbare EU-onderdanen zonder zorgverzekering of EU-verblijfsrecht die kampen met een verslavingsproblematiek. Verdachte komt in aanmerking om via dit project een behandeltraject te volgen en kan dan gedurende minstens twee maanden in het opvanghuis [naam opvanhuis] verblijven. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard zich te verheugen op de start van de behandeling.
De rechtbank heeft gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van de rechtelijke macht (LOVS-oriëntatiepunten). Voor een winkeldiefstal met veelvuldig recidive is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand. De rechtbank neemt dit als uitgangspunt.
De rechtbank ziet geen aanleiding een deels voorwaardelijk strafdeel aan verdachte op te leggen. Voor deelname aan het behandeltraject bij Jellinek Verslavingszorg is niet noodzakelijk dat dit in de vorm van een bijzondere voorwaarde aan verdachte wordt opgelegd. De rechtbank heeft daarnaast de indruk dat verdachte oprecht gemotiveerd is om aan zijn verslaving te werken en zijn leven weer op orde te krijgen. De rechtbank zal daarom volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A en zaak B:
telkens: diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
60 (zestig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Thomas, voorzitter,
mrs. V.V. Essenburg en J.M.R. Vastenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.D. van der Heiden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 juni 2020.
[...]