Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Regional Court in Toruń, Polen, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
the District Court in Brodnicavan 19 januari 2018, met zaaknummer: II K 273/17.
4.Strafbaarheid, feit waarvoor de toets van dubbele strafbaarheid is vereist
5.Artikel 6 lid 5 OLW
- een bewijsstuk waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon een SOFI/BSN-nummer heeft sinds 19 april 2010;
- stukken waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon sinds 2013 in Nederland werkzaam is, zijnde stukken van het UWV en arbeidscontracten sinds 2016;
- bewijsstukken waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon sinds 28 februari 2014 in de Basisregistratie Personen (BRP) is ingeschreven;
- arbeidscontracten van [naam bedrijf 1] (voorheen [naam bedrijf 1]) over de periode van begin 2010 tot en met eind 2015;
- een arbeidsovereenkomst met [naam uitzendbureau] over de periode december 2016-oktober 2019.
- Een arbeidscontract met [naam bedrijf 2] Personeelsdiensten, opgesteld in de Poolse taal;
- Een e-mailbericht van [naam bedrijf 3] waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon in de periode van 11 november 2015- 21 februari 2016 fulltime in dienst is geweest.
6.Beslissing
SCHORSThet onderzoek voor
onbepaalde tijd, teneinde
- de verdediging in staat te stellen het gelijkstellingsverweer nader te onderbouwen en
- de officier van justitie in de gelegenheid te stellen bij de IND te informeren of de verwachting bestaat dat de opgeëiste persoon zijn verblijfsrecht in Nederland niet zal verliezen ten gevolge van de aan hem opgelegde straf.