Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
.,
1.De procedure
- het incidenteel vonnis van 31 oktober 2018,
- de conclusie van antwoord met producties,
- de conclusie van repliek met producties,
- de conclusie van dupliek met producties,
- de akte uitlating producties van De Koeweide c.s.
2.De feiten
De verzekeraar is:
De verzekeraar is:
gebouwwederrechtelijk binnengedrongen is.
gebouwenof gedeelten daarvan die buiten gebruik zijn gesteld.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
Wie zijn de verzekeraars?
Opzet of roekeloosheid [betrokkene 1] ?
toerekening?
- In het strafdossier bevindt zich een viertal voorovereenkomsten die door [betrokkene 1] namens Transacta zijn ondertekend, terwijl nergens uit blijkt dat daartoe een volmacht was afgegeven;
- In het onderzoek dat Amlin heeft verricht naar de brandschade hebben onderzoekers [naam 2] ( [naam 2] ) en [naam 3] ( [naam 3] ) respectievelijk namens onderzoeksbureau Confid en schade-expertisebureau VanderWal & Joosten gesprekken gevoerd met [betrokkene 1] en zijn echtgenote [betrokkene 1] . In een (niet ondertekend) gespreksverslag van [naam 2] en [naam 3] van 18 februari 2015 zijn onder meer de volgende passages opgenomen:
- In een voorlopig gespreksverslag van een tweede gesprek tussen [naam 2] en [naam 3] enerzijds en [betrokkene 1] en [betrokkene 1] anderzijds op 28 april 2015 is opgetekend dat is verklaard dat het vermogen van Transacta (deels) is aangewend voor investeringen in de jachthaven, dat [betrokkene 1] en haar broer niet weten om welke bedragen het gaat of wanneer is geïnvesteerd en of de investering is terugverdiend en dat zij evenmin weten hoe de koopprijs van de schepen tot stand is gekomen. Voorts volgt eruit dat dit is omdat [betrokkene 1] de beslissingen daarover heeft genomen. Deze heeft met zijn schoonmoeder, na het overlijden van zijn schoonvader, afgesproken dat hij de bedrijfsvoering van Transacta voor zijn rekening zou nemen zonder salaris te ontvangen. Uit het verslag blijkt voorts dat [betrokkene 1] degene is die afspraken maakt met derden in het kader van de bedrijfsvoering van Transacta, dat hij deze afspraken voorbereidt en dat geen rekeningen worden betaald als [betrokkene 1] deze niet heeft geparafeerd;
- Nadat [naam 2] de gespreksverslagen aan [betrokkene 1] had toegezonden met het verzoek om, indien gewenst, wijzigingen aan te brengen en de verklaring getekend te retourneren, heeft [betrokkene 1] na overleg met zijn advocaat ingrijpende wijzigingen aangebracht. Dit heeft geleid tot een correspondentie tussen (de rechtsvoorgangster van) Amlin en [betrokkene 1] (en Transacta), die ertoe heeft geleid dat Amlin een verzoek heeft gedaan tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor bij de rechtbank Oost-Brabant. Dit is gelast en op 23 januari 2016 zijn verklaringen afgelegd door [betrokkene 1] en [betrokkene 1] . Aan deze verklaringen valt Generali c.s. op dat de rol van [betrokkene 1] bij Transacta veel beperkter wordt weergegeven dan door [naam 2] en [naam 3] tijdens de eerste twee gesprekken is opgetekend, dat wil zeggen voor de advocaat van [betrokkene 1] bij de zaak werd betrokken. Voorts blijkt eruit dat [betrokkene 1] verklaard heeft dat zij niet wist of de comfortships die Transacta van De Koeweide had gekocht ooit waren getaxeerd en zo ja, voor welke bedragen. [betrokkene 1] heeft verklaard dat deze schepen wel waren getaxeerd;
- Tijdens hetzelfde voorlopig getuigenverhoor bij de rechtbank Oost-Brabant zijn op 26 oktober 2016 verklaringen afgelegd door [betrokkene 2] , [naam 2] en [naam 3] . [betrokkene 2] heeft over de aangebrachte wijzigingen in de verklaringen verklaard dat deze zijn aangebracht door zijn zwager, zijn zus en hemzelf op aanwijzingen van [advocaat], en verder: “
“Wat mij bij het eerste gesprek opviel was dat mevrouw [betrokkene 1] aangaf weinig van de gang van zaken bij het bedrijf te weten en zich daarmee ook niet veel te bemoeien. Het was zelfs zo dat ze letterlijk zei daar niets van te weten. Ik herinner mij dat nog omdat dat mij destijds verbaasde. Verder was het de heer [betrokkene 1] die tijdens het gesprek circa 90 procent aan het woord was. Hij leek ook de verlangde informatie voor handen te hebben. Van het tweede gesprek herinner ik mij dat mevrouw [betrokkene 1] wat meer naar antwoorden zocht maar daarin af en toe ook werd gecorrigeerd door de heer [betrokkene 1] met de opmerking ‘dat weet je toch wel, dat zit zus en zo’(…)Van beide gesprekken zijn verklaringen opgemaakt door de heer [naam 2] . Hij heeft de verklaringen in concept aan mij toegezonden en volgens mij heb ik daar geen noemenswaardig commentaar op geleverd. (…)De weergave in de verklaring (…) zonder wijzigingen (…) geeft een correcte weergave van wat destijds (…) is besproken. (…) Voor beide verslagen heb ik de heer [naam 2] medegedeeld dat ik vond dat hij de gesprekken netjes had weergeven. Dit omdat de gesprekken ook door interrupties wat rommelig verliepen. Voor wat betreft de wijzigingen in het verslag van het tweede gesprek heb ik de heer [naam 2] bericht dat die wijzigingen volgens mij niet weergeven wat hetgeen daadwerkelijk was besproken. Wat mij in het bijzonder opviel was dat mevrouw [betrokkene 1] tijdens het eerste gesprek had gezegd niets van het reilen en zeilen van de ondernemingen af te weten In het tweede gesprek zocht zij nog wel naar antwoorden, maar in het verslag met de wijzigingen werd vervolgens de suggestie gewerkt dat mevrouw [betrokkene 1] veel meer van het reilen en zeilen van de ondernemingen af wist en dat zij zich daar ook meer mee bemoeide. (…) Bij het tweede gesprek was een antwoordvolgorde afgesproken. Eerst zouden de heer en mevrouw [betrokkene 1] antwoord gegeven op vragen en daarna de heer [betrokkene 1] . Dat voelde wat onnatuurlijk aan omdat ik het idee had dat de heer [betrokkene 1] goed op de hoogte was en daarom af en toe ook interrumpeerde. Naar mijn beleving naar aanleiding van beide gesprekken was het de heer [betrokkene 1] die het meeste afwist van de bedrijfsvoering van de vennootschappen en was het hij die in overwegende mate de dienst uitmaakte (…).”
- Verklaringen van (oud-)medewerkers van [betrokkene 1] /De Koeweide, gewezen bedrijfsleidster [naam medewerkster] en [naam medewerker] over de rol die [betrokkene 1] speelde ten opzichte van [betrokkene 1] en haar broer. [naam medewerker] heeft verder verklaard dat zij in opdracht van [betrokkene 1] , naar aanleiding van gelegde beslagen, geld overmaakte van bankrekeningen van Transacta naar andere bankrekeningen;
- Uit de conclusie na enquête die Transacta heeft ingediend in de procedure tegen Amlin bij de rechtbank Rotterdam blijkt dat [betrokkene 1] naar derde partijen ook de schijn wekte dat hij bevoegd was Transacta te vertegenwoordigen. Transacta maakt in die conclusie immers zelf melding van fouten in de jaarcijfers vanwege het ontbreken van documenten die [betrokkene 1] aan de belastingadviseur van Transacta had moeten aanleveren over de aankoop door Transacta van de comfortships van De Koeweide. Ook blijkt daaruit dat [betrokkene 1] de op deze koop betrekking hebbende geregistreerde koopakte tot kort voor het nemen van die conclusie niet kende;
- Tot slot wijst Generali c.s. op een e-mail van ene [naam 4] aan [betrokkene 1] van 30 juni 2014 waarin [naam 4] vraagt: “
betrokkenheid [betrokkene 1] bij brandstichting
(a) [betrokkene 1] wordt door politie en Openbaar Ministerie verdacht van betrokkenheid bij de brand in Wessem en ook bij twee andere havenbranden die kort daarvoor in dezelfde regio plaatsvonden, te weten in Herten en in Ohé en Laak. [betrokkene 1] heeft voor de zaak Ohé en Laak terecht gestaan. Weliswaar is hij bij vonnis van de rechtbank Limburg van 29 mei 2018 vrijgesproken, maar het Openbaar Ministerie is van dit vonnis in hoger beroep gekomen. Deze zaak loopt dus nog. Ook in de zaak Wessem is hij nog altijd verdachte;
(a) De comfortships werden in de winter 2014/2015 (en dus ook ten tijde van de brand) niet verhuurd. Uit verklaringen van getuigen blijkt dat dit de eerste winter was waarin niet werd verhuurd;(b) [naam 5] werd per 1 november 2014 plotseling ontslagen en moest het comfortship waarop hij woonde verlaten. Na het ontslag van [naam 5] was er ’s nachts geen surveillance meer aanwezig op het Comfortparc. Hoewel [betrokkene 1] bij de politie aanvankelijk verklaard heeft dat dit wel het geval was, dat aan particuliere beveiligers opdracht was gegeven, bleek uit politieonderzoek dat niet gebleken was van surveillance. [betrokkene 1] heeft in reactie daarop verklaard: ‘Dan zullen we dat waarschijnlijk vergeten zijn opnieuw op te starten na het vertrek van [naam 5] ’. Dit is opmerkelijk gelet op het feit dat de havenbranden in de regio begin december 2014 zijn begonnen;(c) Uit verklaringen van [naam 6] , werkzaam bij Comfortparc Wessem en verantwoordelijk voor het onderhoud aan de comfortships, en van [naam 7] , [functie] bij Comfortparc Wessem, blijkt dat zij verbaasd waren dat het grote onderhoud dat aan de comfortships zou plaatsvinden in oktober en november 2014, steeds werd uitgesteld;
(a) Het oorspronkelijke plan van De Koeweide, samen met aan haar gerelateerde ondernemingen binnen de Euroresorts groep, was dat in de periode 2009 – 2015 zo’n 250 comfortships zouden worden aangemeerd in de jachthaven in Wessem om te worden verhuurd aan derden. Begin 2015 waren dit echter pas 12 comfortships en twee comforthouses;(b) De verhuur viel ook tegen: om uit de kosten te komen was een bezettingsgraad van 60 tot 65% nodig. Hoewel de bezettingsgraad wel iets steeg van 30% tot richting 50% in 2014, hebben getuigen verklaard dat de verhuur verlieslatend was;(c) Aan acht van de twaalf eigenaren van comfortships met wie een verhuurovereenkomst was gesloten was bovendien een verhuurgarantie verstrekt. De bedragen die daarmee gemoeid waren, lagen hoger dan de daadwerkelijk gerealiseerde huuromzet;(d) Begin 2013 is de opzet voor het Comfortparc Wessem veranderd: na gesprekken met deskundigen is ingezet op verkoop en verhuur van comforthouses, waarvan de aanschafprijs lager lag dan van comfortships. Daarnaast was ingezien dat verkoop aan (professionele) investeerders die meerdere vaartuigen in één keer zouden aanschaffen, een betere strategie was dan verkoop/verhuur aan particuliere beleggers. De zoektocht naar investeerders startte in 2013;(e) [betrokkene 1] had ook een project-planologisch belang bij de brand. De comforthouses kwalificeren in ieder geval als een “bouwwerk” en een comfortship zou op grond van bestuursrechtelijke jurisprudentie ook heel goed als “bouwwerk” kunnen kwalificeren. In het bestemmingsplan van de gemeente Maasgouw was een comfortship alleen toegestaan voor zover dit niet als een bouwwerk kon worden aangemerkt;(f) [betrokkene 1] en [naam 1] maakten nieuwe plannen voor de haven: deze zou worden geïncorporeerd in het project “Maasresidentie Thorn”, een vakantiepark met 360 vakantiewoningen dat verderop lag. Voor deze nieuwe plannen was het van belang dat zij vrij konden beschikken over alle ligplaatsen in de haven en nieuwe steigers konden opleveren. De bij deze plannen betrokken architect was al voor de brand bezig met tekeningen en is er daarbij niet op gewezen dat hij rekening moest houden met aanwezige comfortships en comforthouses;
- Uit politieonderzoek verricht aan de door de brand verloren gegane comfortships- en houses is gebleken dat in enkele slotkasten van deze schepen geen cilindersloten aanwezig waren, waarbij zeer aannemelijk is dat deze voorafgaand aan de brand zijn geforceerd door middel van trekken en torderen;
- In acht van de comfortships en comforthouses die verloren zijn gegaan door de brand, zijn restanten gevonden van jerrycans, accu’s, gloeibougies met slangklemmen, bedrading, printplaatjes, brandversnellende middelen, als ook een spaanplaat met restanten van een accu en lijm-/kitresten;
- Bij de doorzoeking van de garage van [betrokkene 1] zijn stukken karton met lijmresten gevonden, transformators, een slotentrekker, diverse jerrycans en een krat vol cilindersloten;
- De combinatie van het feit dat door [betrokkene 4] een auto is gehuurd die zich de dag voor de brand en de nacht van de brand bevond bij de woning van [betrokkene 1] en vlakbij de jachthaven, met de inhoud en de frequentie van de WhatsApp contacten tussen hen, die plotseling geheel stopten na de brand, alsook met de betalingen van [betrokkene 1] aan [betrokkene 4] en de inhoud van de brief van [betrokkene 4] aan zijn vriendin.
Aan de polis ontleende verweren van Generali c.s.
voorafgegaandoor zengen of schroeien, is de causale keten ook niet doorbroken.
Conclusie
5.De beslissing
1 juli 2020voor uitlating door De Koeweide c.s. of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op maandagen, dinsdagen, donderdagen en vrijdagen in de maanden september tot en met december 2020 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,