ECLI:NL:RBAMS:2020:2995

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2020
Publicatiedatum
17 juni 2020
Zaaknummer
C/13/683737 / KG ZA 20-417
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Privacy-inbreuk door cameratoezicht en toegangshek tussen buren op woonboten

In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben de bewoners van een woonboot, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], een kort geding aangespannen tegen hun buren, het echtpaar [gedaagden]. De eisers vorderen onder andere dat het echtpaar [gedaagden] hen verbiedt om het toegangshek op de loopbrug op slot te doen en dat zij hun camera, die gericht is op het hek, vervangen door een type dat geen geluid opneemt. De eisers stellen dat de camera inbreuk maakt op hun privacy, omdat deze opnames maakt van hun komst en vertrek, inclusief geluid. Het echtpaar [gedaagden] heeft de camera geplaatst ter bescherming van hun eigendommen, na eerdere incidenten met insluipers. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de camera niet onrechtmatig is, omdat deze niet gericht is op de woonboot van de eisers, maar wel een verbod opgelegd aan het echtpaar [gedaagden] om geluidsopnames te maken. Daarnaast is bepaald dat beeldopnames na maximaal vijf dagen verwijderd moeten worden. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/683737 / KG ZA 20-417 MDvH/JE
Vonnis in kort geding van 16 juni 2020
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiser sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers bij dagvaarding van 25 mei 2020,
advocaat mr. M.J. van Essen te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. P.A. Willemsen te Gorinchem.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] en [eiser sub 2] en het echtpaar [gedaagden] worden genoemd.

1.De procedure

Op de zitting van 2 juni 2020 hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Het echtpaar [gedaagden] heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben schriftelijke stukken en een pleitnota ingediend.
Ter zitting waren aanwezig partijen en hun advocaten.
Na de zitting is de behandeling van de zaak aangehouden om partijen de gelegenheid te geven in onderling overleg tot afspraken te komen, hetgeen niet is gelukt. De na de zitting door partijen gestuurde productie en inhoudelijke argumenten zijn buiten beschouwing gelaten, nu zij tot het indienen daarvan geen gelegenheid meer hadden gekregen. Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn buren van elkaar. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn sinds 2016 eigenaar van de woonboot, gelegen aan de [adres 1] . Het echtpaar [gedaagden] is eigenaar van de woonboot, gelegen aan de [adres 2] .
2.2.
Het echtpaar [gedaagden] is in het verleden eigenaar geweest van de woonboot van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] .
2.3.
De woonboot van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] ligt achter die van het echtpaar [gedaagden] . Partijen maken gebruik van dezelfde loopbrug als toegang en [eiser sub 1] en [eiser sub 2] kunnen hun woonboot alleen bereiken via de woonboot van het echtpaar [gedaagden] .
2.4.
Het echtpaar [gedaagden] heeft in 2013 op de toegang naar de woonboten een hek geplaatst. Zowel het echtpaar [gedaagden] als [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben sleutels van het hek.
2.5.
Partijen hebben tegen elkaar over en weer handhavingsverzoeken ingediend bij de gemeente Amsterdam, onder andere in verband met ramen van beide partijen, een dakterras met stalen hek van het echtpaar [gedaagden] , bedrijfsmatig gebruik van de woonboot door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] en het door het echtpaar [gedaagden] geplaatste toegangshek op de loopbrug. Daarnaast loopt een procedure tussen partijen bij de rechtbank Amsterdam (handel) over de verhuur door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] van hun woonboot aan toeristen. In die procedure vindt op 29 juni 2020 de mondelinge behandeling plaats.
2.6.
Naar aanleiding van het door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] ingediende handhavingsverzoek met betrekking tot het door het echtpaar [gedaagden] geplaatste toegangshek, heeft de gemeente in een besluit van 21 augustus 2018 gelast het hek te verwijderen, omdat dit is geplaatst zonder de daarvoor benodigde omgevingsvergunning en in strijd is met wet- en regelgeving. Het echtpaar [gedaagden] is tegen de beslissing in bezwaar gegaan.
2.7.
[gedaagde sub 1] is in november 2013 mishandeld door een insluiper. Daarnaast heeft het echtpaar [gedaagden] te maken gehad met insluipers op 23 april en 30 december 2019.
2.8.
Op 27 december 2019 is het bezwaarschrift van het echtpaar [gedaagden] tegen het onder 2.6 genoemde besluit ongegrond verklaard. Het echtpaar [gedaagden] heeft daartegen op 17 januari 2019 een beroepschrift ingediend.
2.9.
Het echtpaar [gedaagden] heeft op 31 december 2019 een camera geplaatst op hun woonboot, die is gericht op het hek en de openbare weg daarachter. Deze camera maakt beeld- en geluidsopnames.
2.10.
De gemeente heeft op 24 januari 2020 de begunstigingstermijn ten aanzien van het hek verlengd, inhoudende dat dit niet verwijderd hoeft te worden tot zes weken na de beslissing op het beroepschrift. In het besluit staat het volgende:
“(…) Het hekwerk is inderdaad al een aantal jaren aanwezig en heeft niet eerder tot problemen geleid. Er is geen sprake van een risicovolle of gevaarlijke situatie waardoor het hekwerk op korte termijn verwijderd zou moeten worden.”
2.11.
In een e-mail van 7 mei 2020 van Glashandel [naam glashandel] aan [eiser sub 1] staat het volgende:
“Wij willen het glas van uw boot graag vervangen echter hebben wij steeds problemen om over de boot van de buren te komen. De buren sluiten telkens het hek achter ons zodat we niet meer naar onze auto kunnen om het oude glas af te voeren en of materiaal te pakken. Ook komen ze naast ons staan op jullie dek om te kijken wat we aan het doen zijn (…)”.

3.Het geschil

3.1.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] vorderen – samengevat – op straffe van dwangsommen:
I. het echtpaar [gedaagden] per omgaande te verbieden het hek op de kade hangende de bestuursrechtelijke procedure over verwijdering daarvan op slot te doen;
II. het echtpaar [gedaagden] te gebieden om binnen 48 uur na het vonnis hun camera te vervangen door een type dat geen geluid opneemt;
III. het echtpaar [gedaagden] te gebieden om deze vervangende camera binnen 48 uur aldus te plaatsen dat deze niet langer [eiser sub 1] en [eiser sub 2] filmt bij aankomst en vertrek;
IV. zodanige voorzieningen te treffen als de voorzieningenrechter passend en doeltreffend oordeelt;
met veroordeling van het echtpaar [gedaagden] in de proces- en nakosten.
3.2.
Het echtpaar [gedaagden] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] stellen dat inbreuk wordt gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer en dat zij hinder ondervinden van het (slot op het) door het echtpaar [gedaagden] geplaatste hek. Daarmee is de spoedeisendheid van de vorderingen gegeven.
De camera
4.2.
De vraag die voorligt is of het echtpaar [gedaagden] met het gebruik van de camera onrechtmatig inbreuk maakt op het recht van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] op bescherming van hun privacy. Uitgangspunt daarbij is, dat een inbreuk op een recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in beginsel een onrechtmatige daad oplevert. De aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond kan echter aan een inbreuk het onrechtmatige karakter ontnemen. Of een rechtvaardigingsgrond zich voordoet, kan slechts worden beoordeeld in het licht van alle omstandigheden van het geval. Daarbij moeten tegen elkaar worden afgewogen de ernst van die inbreuk en de belangen die met de inbreuk makende handelingen redelijkerwijs kunnen worden gediend (vgl. HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9609). Tevens dient te worden bezien of het gebruik van de camera voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
4.3.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] stellen dat met het gebruik van de camera inbreuk wordt gemaakt op hun privacy, omdat de camera consequent opnames maakt van komst en vertrek van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] en hun bezoek, zowel in beeld als geluid. De beelden met geluid worden bovendien door het echtpaar [gedaagden] voor langere tijd opgeslagen, aldus [eiser sub 1] en [eiser sub 2] .
4.4.
Het echtpaar [gedaagden] stelt dat zij belang hebben bij de aanwezigheid van de camera, het maken van beeldopnames van (ongewenste) bezoekers en geluidsregistraties van bezoeken, omdat zij meermalen te maken hebben gehad met insluipers. [gedaagden] wil middels de camera zijn gezin en eigendommen beschermen en, zo nodig, onderbouwd met bewijs (beeldopnames) aangifte kunnen doen van incidenten. De camerabeelden worden slechts vijf dagen bewaard via ‘Nest Aware’ en daarna automatisch verwijderd.
4.5.
Voorop gesteld wordt dat de camera niet is gericht op – en dus ook geen opnamen maakt van – de woonboot van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] . De camera is gericht op het hek dat is geplaatst op de loopbrug (‘toegangsvoorziening’) die toegang geeft tot de woonboten van beide partijen (en die – in ieder geval – niet tot het ‘erf’ van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] behoort) en op de openbare weg. Er worden weliswaar camerabeelden en geluidsopnamen gemaakt van het gaan van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] en eventuele bezoekers van en naar hun woonboot, maar dat is – gezien het feit dat de camera niet is gericht op de woonboot (het erf) van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] – onvoldoende om te concluderen dat door de gebruikmaking van de camera op een onrechtmatige wijze inbreuk wordt gemaakt op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] . [eiser sub 1] en [eiser sub 2] en hun bezoek komen immers alleen in beeld als zij zich op de openbare weg bevinden of via de gezamenlijke toegangsvoorziening en het hek naar de woonboot van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] gaan.
4.6.
Dit is mogelijk anders indien en voor zover de beeld- en geluidsopnames worden bewaard. Enigszins onduidelijk is gebleven of het echtpaar [gedaagden] nog steeds geluidsopnames maakt. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat geluidsopnames (van gesprekken bij het toegangshek) niet van belang zijn voor de beveiliging van de woonboot van echtpaar [gedaagden] . Zij wensen slechts – mede op aanraden van de wijkagent – middels geluid te kunnen registreren wanneer er iemand aan het hek is geweest. Nu het echtpaar [gedaagden] geen belang heeft bij het maken en bewaren van geluidsopnames en deze een inbreuk op de privacy van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] opleveren, zal aan het echtpaar [gedaagden] een verbod worden opgelegd dergelijke geluidsopnames te maken (en te bewaren). Ook het bewaren van beeldopnames is niet nodig, zodra duidelijk is dat geen sprake is van ongewenst bezoek. De vijf dagen dat de beelden nu kennelijk worden bewaard (en de wijze waarop – beveiligd met een username en password), acht de voorzieningenrechter echter niet disproportioneel. Voor de zekerheid zal het echtpaar [gedaagden] een gebod worden opgelegd de beelden daadwerkelijk steeds na maximaal vijf dagen te verwijderen en verwijderd te houden.
Toegangshek
4.7.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] ondervinden, zo begrijpt de voorzieningenrechter, in het bijzonder hinder van de aanwezigheid van het hek doordat – zo stellen zij – het echtpaar [gedaagden] het hek steeds weer op slot draait als evident is dat het open moet staan in verband met bezoekers, pakketbezorgers en werklieden die komen voor [eiser sub 1] en [eiser sub 2] . Pakketbezorgers en werklieden zouden zelfs door het echtpaar [gedaagden] aan het gesloten hek worden weggestuurd. Bovendien kunnen de hulpdiensten de woonboot van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] op deze manier niet tijdig bereiken, aldus [eiser sub 1] en [eiser sub 2] .
4.8.
Het echtpaar [gedaagden] betwist dat zij bezoekers van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] toegang hebben geweigerd en stellen dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] het hek dikwijls wagenwijd open laten staan. Zij lijken enerzijds te stellen dat zij het hek overdag niet op slot doen (maar pas bij zonsondergang), en anderzijds dat het hek (zeker sinds de Coronacrisis) ook overdag soms op slot is.
4.9.
Geoordeeld wordt dat het begrijpelijk is dat het echtpaar [gedaagden] de toegang tot hun woonboot wil afsluiten zodat geen ongewenst bezoek de boot kan betreden (dit is zeker goed voorstelbaar gezien de ligging van de woonboot in de – misschien ook straks weer – drukke, toeristische binnenstad van Amsterdam), in ieder geval na zonsondergang, maar ook overdag als zij niet aanwezig zijn. Het is eigenlijk niet goed te begrijpen dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] dit niet ook wensen. In het bestek van dit kort geding kan niet worden vastgesteld dat het echtpaar [gedaagden] (moedwillig) werklieden of pakketbezorgers die voor [eiser sub 1] en [eiser sub 2] kwamen toegang heeft geweigerd. Daarnaast valt niet in te zien dat hulpdiensten de woonboot van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] niet kunnen bereiken, nu [eiser sub 1] en [eiser sub 2] over de sleutels beschikken. Het hek mag van de gemeente bovendien hangende de beroepsprocedure blijven staan. Dat het echtpaar [gedaagden] op de een of andere manier onrechtmatig handelt, kan dan ook niet worden geoordeeld. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding om in te grijpen. Zij vraagt partijen wel indringend om ten aanzien van het hek op redelijke wijze met elkaar om te gaan en waar mogelijk afspraken te maken. Het lijkt redelijk dat het hek overdag niet op slot is – maar eenvoudigweg dicht – als het echtpaar [gedaagden] thuis is.
4.10.
Nu beide partijen deels in het (on)gelijk zijn gesteld, wordt aanleiding gezien de proceskosten te compenseren in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt het echtpaar [gedaagden] geluidsopnames te maken door middel van de camera die is gericht op het toegangshek (en deze te bewaren),
5.2.
gebiedt het echtpaar [gedaagden] beeldopnames van de camera die is gericht op het toegangshek waarop [eiser sub 1] en [eiser sub 2] en/of hun bezoekers te zien zijn na maximaal vijf dagen te verwijderen en verwijderd te houden,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. J.M. Eisenhardt, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2020. [1]

Voetnoten

1.type: JE