In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 juni 2020 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan Italië op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Albanië in 1983, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in Italië onderzocht, waarbij de verdediging aanvoerde dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling in Italiaanse gevangenissen, vooral in het licht van de coronacrisis.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Italiaanse autoriteiten garanties hebben gegeven dat de opgeëiste persoon na overlevering niet in een risicovolle gevangenis zal worden ondergebracht en dat de detentieomstandigheden voldoen aan de eisen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering toegestaan, omdat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met de actuele situatie in de Italiaanse gevangenissen en de maatregelen die zijn genomen in het kader van de coronapandemie.
De uitspraak benadrukt het belang van de garanties van de Italiaanse autoriteiten en de noodzaak om de detentieomstandigheden te monitoren. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering goedgekeurd, waarbij de opgeëiste persoon zal worden overgeleverd aan de Italiaanse autoriteiten, en heeft vastgesteld dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.