ECLI:NL:RBAMS:2020:2873

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2020
Publicatiedatum
9 juni 2020
Zaaknummer
13/751123-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 3 juni 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door Polen was uitgevaardigd. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 6 februari 2020 en de behandeling vond plaats op 20 mei 2020. De opgeëiste persoon, die geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, was gedetineerd in een detentiecentrum en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. Heemskerk, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd, omdat zij meer tijd nodig had om over de verzochte overlevering te beslissen. De identiteit van de opgeëiste persoon werd bevestigd, en het EAB vermeldde dat hij eerder was veroordeeld tot een voorwaardelijke straf, die later was omgezet naar een onvoorwaardelijke straf. De rechtbank oordeelde dat de omzetting van de straf niet onder de reikwijdte van de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet viel, omdat de aard en hoogte van de straf niet waren gewijzigd.

De rechtbank concludeerde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden waren. De beslissing werd genomen op basis van de relevante wetsbepalingen, waaronder artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen toegestaan, en tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751123-20
RK nummer: 20/746
Datum uitspraak: 3 juni 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 6 februari 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 oktober 2018 door
the Regional Court in Elbląg II Criminal Department(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 20 mei 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. Heemskerk, advocaat te Roermond en door een tolk in de Pools taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen. Onder verwijzing naar de beslissing van het Gerechtshof Amsterdam van 5 maart 2019 (ECLI:NL:GHAMS:2019:729) waarin is geoordeeld dat het mogelijk is om iemand langer dan de 90 dagentermijn gedetineerd te houden, is het verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie afgewezen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable judgment of the District Court in Braniewo, II Criminal Divisionvan 10 augustus 2015 (II K 181/15), waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een voorwaardelijke straf. Deze straf is op 17 mei 2017 omgezet naar een onvoorwaardelijke straf door
the District Court in Braniewo, omdat de opgeëiste persoon zich niet heeft gehouden aan de aan hem opgelegde voorwaarden.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in 2015 in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot dit vonnis heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Uit het EAB blijkt niet of de opgeëiste persoon op de hoogte is geraakt van de omzetting van zijn straf in 2017. Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak
Ardic(ECLI:EU:C:2017:1026) volgt echter dat een omzetting van een voorwaardelijke vrijheidsstraf in een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW valt, wanneer noch de aard noch de hoogte van die vrijheidsstraf bij die omzettingsbeslissing is gewijzigd. Niet is gebleken dat de aard en/of de hoogte van de voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf bij de omzetting zijn gewijzigd.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond niet van toepassing is.

4.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
Mishandeling.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 300 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Elbląg II Criminal Department(Polen).
Aldus gedaan door
mr. H.J. Fehmers, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.G. Thijssen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 3 juni 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.