Op 16 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraak in vereniging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 28 januari 2018, waarbij de verdachte samen met anderen een woning in Amsterdam binnenging en een autosleutel heeft gestolen. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzittingen van 19 december 2019 en 16 januari 2020 gevolgd, waarbij de officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, de vordering heeft gedaan en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.M. Keizer, vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van de inbraak in de buurt was en dat er sterke aanwijzingen zijn dat hij betrokken was bij de inbraak, mede door de verklaringen van medeverdachten en het bewijs dat is verzameld tijdens het onderzoek. De rechtbank heeft de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig geacht, omdat hij geen aannemelijke verklaring kon geven voor zijn aanwezigheid in de omgeving van de woning. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de rechtbank onvoldoende bewijs vond voor de gestelde schade.