Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
private equityfonds met een notering aan de beurs van Istanbul (Turkije). Rhea investeert in verschillende bedrijven.
registered agent. Nadien is [bestuurder 2 NTH] als zodanig aangewezen.
Assignment Agreementgesloten tussen EA Inşaat en NTH. Hierin is – kort gezegd – opgenomen dat NTH tegen betaling op uiterlijk 30 december 2018 van een bedrag van TRY 2.250.000 van EA Inşaat de financieringsovereenkomst met Rhea overneemt. Op 31 augustus 2016 heeft EA Inşaat Rhea hiervan in kennis gesteld. In artikel 4 van de
Assignment Agreementis de mogelijkheid tot opzegging van deze overeenkomst opgenomen. Op de
Assignment Agreementis het recht van de Staat Tennessee (VS) van toepassing verklaard.
escrow.
escrowgeplaatst, waarna het op 2 maart 2017 gelegde verhaalsbeslag is opgeheven.
escrowgeplaatste zekerheid niet werden opgeheven luidden – kort gezegd – als volgt:
(1) dat de rechtbank Amsterdam niet bevoegd is om van de hoofdzaak kennis te nemen, is niet zodanig evident dat op voorhand kan worden gezegd dat die hoofdzaak niet tijdig bij de bevoegde rechter is aangebracht;
(2) omdat onvoldoende duidelijk is of de
Assignment Agreementvan 1 juni 2016 als een cessie of als een contractoverneming heeft te gelden, kan in kort geding niet worden vastgesteld of Rhea hiermee al dan niet dient in te stemmen en dus of NTH zich terecht kan beroepen op de
Assignment Agreement. In zoverre kan evenmin worden vastgesteld dat de vordering van NTH op Rhea summierlijk ondeugdelijk is;
(3) de vraag of de vordering van NTH ziet op levering van de aandelen in OEP èn op betaling van USD 1.500.000 (als boete), of alleen kan zien op betaling van
USD 1.500.000, zoals Rhea betoogt, vergt een nader feitelijk onderzoek; ook in zoverre is de vordering van NTH niet summierlijk ondeugdelijk;
(4) een afweging van belangen valt uit in het voordeel van NTH.
Assignment Agreementopgezegd op grond van artikel 4 sub (i) van die overeenkomst, omdat NTH het bedrag dat zij onder die overeenkomst verschuldigd was niet heeft voldaan. In haar reactie van 12 april 2019 hierop heeft NTH verwezen naar een addendum van 15 juni 2016 op de
Assignment Agreement, waarin is opgenomen dat het bedrag van TRY 2.250.000 niet uiterlijk op 31 december 2018 hoeft te zijn voldaan (zie 2.6), maar pas op het moment dat NTH de gelden en de aandelen van Rhea heeft ontvangen. Ook is in het addendum opgenomen dat de
Assignment Agreementniet kan worden opgezegd. Op 16 april 2019 heeft NTH het addendum van 15 juni 2016 als productie overgelegd in de onder 2.11 genoemde bodemprocedure (ten behoeve van het pleidooi op 17 april 2019). Dit document is gelegaliseerd (en van een stempel voorzien) door Patricia P. Coury, notaris te Georgia (VS), waarbij met pen de datum 22 augustus 2016 is genoteerd.
3.Het geschil
(i) opheffing bij constitutief vonnis van het op 26 april 2017 gelegde leveringsbeslag op de aandelen van Rhea in OEP;
(ii) NTH te gebieden mee te werken aan beëindiging van de door Rhea in
escrowgeplaatste zekerheid (zie 2.15), dan wel te bepalen dat dit vonnis in de plaatst treedt van die medewerking;
(iii) NTH op straffe van dwangsommen te verbieden opnieuw beslag te leggen, dan wel te bepalen dat Rhea moet worden gehoord bij een nieuw beslagverzoek;
(iv) NTH te veroordelen in de kosten van dit geding en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Assignment Agreementinmiddels is opgezegd, waardoor NTH hoe dan ook geen vordering (meer) kan hebben op Rhea. Het addendum van 15 juni 2016 waaruit zou moeten blijken dat opzegging van de
Assignment Agreementniet mogelijk is, is een gefingeerd en geantedateerd document. Rhea heeft kunnen vaststellen dat notaris Coury de door haar gebruikte stempel niet mocht gebruiken op 22 augustus 2016, welke datum op het addendum is vermeld. Naar aanleiding hiervan heeft notaris Coury inmiddels verklaard dat zij het addendum pas in de week van 8 april 2019 heeft gelegaliseerd (dus kort na opzegging van de
Assignment Agreement) en niet reeds op 22 augustus 2016. Tot 12 april 2019 (zie 2.17) was Rhea ook niet op de hoogte van het addendum, terwijl partijen voor die datum reeds verschillende procedures met elkaar hebben gevoerd. Ook EA Inşaat heeft aan Rhea in een schriftelijke verklaring bevestigd dat zij in haar administratie geen addendum heeft aangetroffen. Tot slot geldt dat de inhoud van het addendum ongeloofwaardig is.
Daarnaast dient het beslag te worden opgeheven omdat inmiddels is gebleken dat de Nederlandse rechter onbevoegd is om van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen (zie 2.18). NTH heeft de eis in de hoofdzaak dus niet tijdig aanhangig gemaakt.
Assignment Agreementniet kan worden opgezegd. Omdat EA Inşaat en NTH beide ‘vehikels’ zijn van [bestuurder 1 NTH] , is de inhoud van het addendum niet ongeloofwaardig. Het standpunt van Rhea dat sprake is van een gefingeerd en geantedateerd document is onjuist. Na de opzegging van de
Assignment Agreementherinnerde [bestuurder 2 NTH] zich dat het addendum was overeengekomen. Dit addendum is destijds in viervoud ondertekend. Toen hij een medewerkster vroeg op zoek te gaan naar dit addendum vond zij een niet gelegaliseerd exemplaar. [bestuurder 2 NTH] heeft dit exemplaar toen alsnog (onder druk van de in Nederland aanhangige bodemprocedure) door notaris Coury laten legaliseren en hij heeft hierbij de datum 22 augustus 2016 genoteerd omdat hij uit zijn hoofd meende dat dit de juiste datum was. Bij de conclusie van antwoord heeft NTH echter een ander exemplaar van het addendum in het geding gebracht dat door notaris Blanca Ruiz (notaris in Texas) reeds op 25 augustus 2016 is gelegaliseerd en van een stempel is voorzien. Dat het door notaris Blanca Ruiz gelegaliseerde exemplaar niet direct werd gevonden, heeft mogelijk tot verwarring geleid, maar dit is verder niet relevant omdat dit exemplaar alle twijfel over de echtheid van het document onomstotelijk uitsluit.
4.De beoordeling
escrowovereenkomst bevat bovendien een exclusieve forumkeuze voor de rechtbank Amsterdam.
escrowgeplaatste zekerheid. Rhea doelt hierbij op:
(1) het vonnis van deze rechtbank van 29 mei 2019 (zie 2.18) en op
(2) de opzegging van de
Assignment Agreementdoor EA Inşaat bij brief van 3 april 2019 (zie 2.17).
escrowgeplaatste zekerheid). De rechtbank heeft zich nog niet inhoudelijk over de vorderingen van NTH uitgelaten en het door NTH genoemde arrest (Bijl/Van Baalen) is voor de beoordeling dan ook niet relevant.
Assignment Agreementdoor EA Inşaat bij brief van 3 april 2019 (zie 2.17). NTH heeft zich tegen deze opzegging verweerd met een beroep op het addendum van 15 juni 2016 waarin onder meer is opgenomen dat de
Assignment Agreementvan 1 juni 2016 niet kan worden opgezegd. Volgens Rhea is dit addendum gefingeerd en geantedateerd. Indien dit standpunt van Rhea juist is, is de
Assignment Agreementrechtsgeldig opgezegd. Die opzegging wordt immers door NTH alleen betwist met een beroep op het addendum; zij heeft hiervoor geen andere argumenten naar voren gebracht. In dat geval zijn de vorderingen van NTH summierlijk ondeugdelijk als bedoeld in artikel 705 lid 2 Rv.
fakeis. Met name de volgende omstandigheden springen in het oog. NTH heeft met geen woord gerept over het addendum toen zij Rhea op 31 augustus 2016 de mededeling deed van de
Assignment Agreement, terwijl het addendum in haar lezing toen ook reeds tot stand was gekomen (en kort daarvoor op 25 augustus 2016 was gelegaliseerd, zie hiervoor onder 3.3). Het addendum is bijna drie jaar lang verborgen gebleven. Rhea heeft (terecht) vraagtekens geplaatst bij het feit dat twee verschillende notarissen, op grote afstand van elkaar en van wie er één in Texas is gevestigd, een Staat waarmee NTH en/of EA Inşaat geen enkel raakvlak heeft, het addendum hebben voorzien van een handtekening en een stempel. Hierdoor heeft het er, zoals Rhea terecht stelt, alle schijn van dat NTH, nadat haar verhaal over het eerder door notaris Coury gelegaliseerde addendum onhoudbaar was gebleken, met een nieuwe versie op de proppen is gekomen. Bovendien zijn tegenstrijdige verklaringen afgelegd door notaris Blanca Ruiz en zijn er twijfels over haar ID-nummers. Het is bovendien, zonder nadere toelichting die NTH (bij dupliek) niet heeft gegeven, onbegrijpelijk dat het addendum niet op dezelfde datum van een notarisstempel en apostille is voorzien als de
Assignment Agreementzelf (op 18 respectievelijk 19 augustus 2016). EA Inşaat heeft schriftelijk verklaard dat zij niet op de hoogte is van het bestaan van het addendum en dat zij een dergelijk document niet in haar administratie heeft aangetroffen. Tot slot kan niet worden uitgesloten dat NTH het addendum heeft “bewerkt”. In de lay-out van de twee door NTH in het geding gebrachte exemplaren van het addendum (één gelegaliseerd door notaris Coury, de ander door notaris Blanca Ruiz) zijn, zoals Rhea in de conclusie van repliek heeft laten zien, immers verschillen aangetroffen, waardoor het niet waarschijnlijk is, zoals NTH beweert, dat destijds vier identieke exemplaren van één en hetzelfde addendum zouden zijn ondertekend.
fakeaddendum een nader onderzoek naar de feiten vergt, waarvoor het kort geding zich niet leent. Dit verweer is gezien de specifieke bezwaren van Rhea te algemeen. Bovendien had NTH, zoals hiervoor reeds overwogen, er haar uitleg tegenover kunnen zetten – daar is geen feitenonderzoek voor nodig. Dit betekent dat voorshands moet worden uitgegaan dat het addendum niet rechtsgeldig en dus
fakeis (niet bestaat). Dat betekent dat EA Inşaat de
Assignment Agreementrechtsgeldig heeft opgezegd (dat wordt immers overigens niet door NTH betwist) en dat de vorderingen van NTH op Rhea summierlijk ondeugdelijk zijn in de zin van artikel 705 lid 2 Rv. Deze zijn immers alle gegrond op die
Assignment Agreement.De vorderingen van Rhea liggen dan in beginsel voor toewijzing gereed.
4.9. De vordering tot opheffing van het conservatoire beslag zal, zoals gevorderd, worden uitgesproken bij constitutief vonnis, zodat verdere medewerking van NTH hierbij niet is vereist. Rhea heeft in haar dagvaarding terecht opgenomen dat de Hoge Raad deze mogelijkheid reeds in 1991 heeft aanvaard. Dat NTH heeft aangevoerd dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat zij een vonnis van de voorzieningenrechter niet zou naleven, maakt dit niet anders. Ook het argument van NTH dat in een bodemprocedure mogelijk anders wordt geoordeeld, is onvoldoende zwaarwegend om af te wijken van de “praktische gronden” op grond waarvan deze bevoegdheid, aldus de Hoge Raad in 1991, moet worden aanvaard.
escrowgeplaatste zekerheid zal eveneens worden uitgesproken, in die zin dat dit vonnis in de plaats treedt van de vereiste medewerking van NTH hierbij. Weliswaar is door NTH aangevoerd (onder verwijzing naar Asser Procesrecht/Boonekamp 6 2020/216) dat artikel 705 lid 2 Rv geen grond biedt voor ongedaanmaking van vervangende zekerheid, maar dit betekent niet dat in het onderhavige geval dit artikel niet analoog kan worden toegepast. Niet valt in te zien waarom een conservatoir beslag tussentijds kan worden opgeheven en ten aanzien van een vervangende zekerheid niet tussentijds beëindiging of vermindering zou kunnen worden gevorderd. Die vervangende zekerheid is immers uitsluitend verstrekt om in de plaats te treden van de door het beslag getroffen vermogensbestanddelen. Met andere woorden: de vervangende zekerheid (in dit geval het in
escrowgehouden bedrag) komt in de plaats van het beslag, voor handhaving waarvan thans geen grond meer bestaat.
- dagvaarding 83,38
1.470,00
5.De beslissing
escrow,