Op 12 mei 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Parket van de Procureur des Konings in België. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 17 januari 2020 en betreft een vrijheidsstraf van 18 maanden en een vrijheidsstraf van 40 maanden, die nog door de opgeëiste persoon moeten worden ondergaan. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconcludeerd dat hij dezelfde persoon is als waar het EAB op ziet. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld, waarbij de verdediging aanvoerde dat deze onmenselijk zijn. De rechtbank verwierp dit verweer, verwijzend naar eerdere uitspraken die geen bewijs van onmenselijke behandeling in Belgische gevangenissen aantonen. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, en de uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer onder leiding van voorzitter mr. J.G. Vegter.