5.2.Artikel 35, tweede lid, van de Wet WIA geeft een limitatieve opsomming van voorzieningen als bedoeld in het eerste lid. Onder a wordt daarbij vermeld: vervoersvoorzieningen die er toe strekken dat de persoon, bedoeld in het eerste lid, zijn werkplek of opleidingslocatie kan bereiken.
De beoordeling door de rechtbank
6. In geschil is of eiseres in staat moet worden geacht om met het openbaar vervoer van huis naar haar werkplek en terug te kunnen reizen.
7. De rechtbank overweegt dat verweerder het besluit tot afwijzing van de aanvraag om een vervoersvoorziening heeft gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) komt aan deze rapporten een bijzondere waarde toe, in die zin dat verweerder zijn besluiten over de arbeidsongeschiktheid van een betrokkene op dit soort rapporten mag baseren. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapportages. Het is aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem of haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.Om aannemelijk te maken dat de gegeven beoordeling onjuist is, is in beginsel echter wel een rapportage van een arts noodzakelijk. Dit alles geldt naar het oordeel van de rechtbank ook voor besluiten en rapporten over het toekennen van een vervoersvoorziening.
8. Uit het dossier blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep dossieronderzoek heeft verricht. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres gezien op de hoorzitting op 5 maart 2019. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep informatie opgevraagd bij de behandelend revalidatiearts (Revalide) en de verkregen informatie betrokken bij de beoordeling. De rechtbank is van oordeel dat uit de rapportage van 26 maart 2019 naar voren komt dat het onderzoek naar de klachten van eiseres volledig is geweest. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar aanleiding van het beroep van eiseres op 2 juli 2019 een nader rapport opgesteld waarin gemotiveerd op de standpunten van eiseres en de door eiseres in beroep overgelegde informatie wordt ingegaan. Alle naar voren gebrachte fysieke klachten zijn op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee aan de daaraan te stellen zorgvuldigheidseisen.
9. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook inzichtelijk, en zijn de conclusies logisch te volgen. Verweerder mocht zijn besluit dan ook op deze rapportages baseren. Van strijd met het motiveringsbeginsel is dan ook geen sprake. Dat eiseres een consistent klachtenrelaas naar voren brengt en dat haar klachten bevestigd worden door een huisarts, orthopeed, neuroloog, revalidatiearts en gespecialiseerd fysiotherapeut, staat niet ter discussie. De klachten van eiseres zijn bekend. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft echter gemotiveerd toegelicht dat uit onderzoek geen onderliggende medische afwijkingen naar voren zijn gekomen. De wel objectiveerbare klachten die eiseres heeft zijn niet ernstig genoeg om aan te nemen dat zij niet met het openbaar vervoer kan reizen, aldus verweerder. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat in het advies van het Indicatie Adviesbureau niet wordt beschreven wat de aard en afwijkingen zijn die hebben geleid tot de diagnose. Er is dan ook geen medische onderbouwing waarom eiseres geen gebruik zou kunnen maken van het openbaar vervoer, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet gehouden is om de gemeente, die wél een vervoersvoorziening heeft toegekend, te volgen.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het verzoek om een vervoersvoorziening heeft mogen afwijzen. Het beroep is dan ook ongegrond.
12. Bij deze uitkomst bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.
13. Eiseres heeft gevraagd om in geval van een (gedeeltelijke) gegrondverklaring van het beroep, verweerder te veroordelen tot vergoeding van de door eiseres geleden en nog te lijden schade. Het beroep is echter ongegrond. Er ligt dus geen verzoek om schadevergoeding voor waar de rechtbank op moet beslissen.