ECLI:NL:RBAMS:2020:2508

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2020
Publicatiedatum
7 mei 2020
Zaaknummer
C/13 / 681210 / FA RK 20/1407
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 30 maart 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1997, die verblijft in kliniek Mentrum te Amsterdam. De officier van justitie had het verzoek ingediend op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene verzet zich tegen de machtiging en heeft een eigen plan van aanpak ingediend, maar dit plan werd te laat ingediend en niet meegenomen in de overwegingen van de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, waaronder schizofrenie en autismespectrumstoornis, wat leidt tot ernstig nadeel en de noodzaak voor verplichte zorg. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van zes maanden, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter P.B. Martens, bijgestaan door griffier G.P. Menkveld.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13 / 681210 / FA RK 20/1407
kenmerk: 1088865
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 30 maart 2020van de rechtbank Amsterdam naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
betrokkene: [betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats]
verblijvende te kliniek Mentrum, locatie [locatie] , Amsterdam
advocaat: mr. C. Stroobach te Amsterdam

1.Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 13 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring d.d. 4 februari 2020;
  • de zorgkaart inclusief de bijlagen;
  • het zorgplan inclusief de bijlagen d.d. 6 januari 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur, bedoeld in artikel 5:15;
  • de gegevens, bedoeld in artikel 5:4, eerste lid, onderdelen b en c;
  • het door de geneesheer-directeur opgestelde voorstel voor een zorgmachtiging.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 30 maart 2020, in het gebouw van de rechtbank Amsterdam.
Vanwege de sluiting van de rechtbank in verband met de maatregelen rond het coronavirus zijn de volgende personen gelijktijdig telefonisch door de rechtbank gehoord:
- betrokkene;
- raadsvrouw van betrokkene, mr. C. Stroobach;
- arts, de heer P. Kapitein;
- waarnemend psychiater, de heer Aarts;
- verpleegkundige, [naam] ;
- vader van betrokkene.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet ter zitting verschenen
.

2.Beoordeling

2.1
Standpunten
2.1.1
Betrokkene verzet zich tegen de machtiging. Hij geeft aan dat het goed gaat en zou graag naar huis willen.
2.1.2
De raadsvrouw heeft kort voor de mondelinge behandeling een eigen plan van aanpak, opgesteld door betrokkene in samenwerking met een verpleegkundige, per e-mail aan de rechtbank gestuurd. In dit plan van aanpak, gedateerd 28 maart 2020, staat kort gezegd dat betrokkene (om verplichte zorg te voorkomen) bij vader gaat wonen, die voor hem zal zorgen en hem zal helpen, zijn medicatie zal innemen, naar dagbesteding zal gaan en contact zal onderhouden met het Fact-team.
De raadsvrouw concludeert primair tot afwijzing van het onderhavige verzoek. Betrokkene is blijkens het plan van aanpak bereid om zorg te accepteren op basis van vrijwilligheid. Daarbij vindt betrokkene steun bij zijn vader die bereid is om verdere zorg voor betrokkene op zich te nemen en zal erop toezien dat betrokkene zich aan de gemaakte afspraken houdt. Zonder dit plan van aanpak wordt onvoldoende rekening gehouden met de wensen van betrokkene, dat is iets waar de huidige wetgeving juist de mogelijkheid voor biedt.
Subsidiair is het verzoek om de duur van de machtiging te beperken tot drie maanden. Daarbij moet voor de vormen van verplichte zorg zoals ‘insluiten’, ‘beperken van de bewegingsvrijheid’ en ‘opnemen in een accommodatie’ een beperking van maximaal 30 dagen worden opgenomen.
2.1.3
De arts heeft verklaard het plan van aanpak niet te kennen. De geneesheer-directeur heeft betrokkene wel eerder in de gelegenheid gesteld een dergelijk plan op te stellen, maar dat heeft betrokkene niet gedaan. De arts heeft aangegeven dat het vandaag gepresenteerde plan van aanpak het ernstige nadeel niet wegneemt. Hiervoor is meer overleg nodig, waarin de vader van betrokkene ook moet worden betrokken.
De arts heeft verklaard dat betrokkene laatstelijk in 2019 gedecompenseerd is. In het geval van decompensatie is bij betrokkene sprake van agressie, slechte zelfverzorging en onttrekt hij zich aan zorg. Betrokkene heeft veel sturing nodig op het gebied van zorg en dagbesteding. Ook houdt betrokkene zich niet aan de veiligheidsmaatregelen en de gemaakte afspraken. Betrokkene is inmiddels overgeplaatst naar de HIC en staat op een wachtlijst voor plaatsing in een RIBW.
2.2
Overwegingen
2.2.1
De rechtbank heeft vastgesteld dat:
- Op 21 januari 2020 is aan betrokkene de mogelijkheid is gegeven om zelf een plan van aanpak op te stellen, waartoe de geneesheer-directeur de voorbereiding voor een verzoekschrift voor een zorgmachtiging twee weken heeft geschorst.
- Bij het uitblijven hiervan heeft de geneesheer-directeur op 14 februari 2020 betrokkene te kennen gegeven de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging te hervatten.
- Op zaterdag 28 maart 2020 heeft betrokkene alsnog een plan van aanpak opgesteld.
- Tijdens de mondelinge behandeling van het onderhavige verzoek op maandag 30 maart 2020 is het plan van aanpak aan de rechtbank gemaild.
De rechtbank is van oordeel dat betrokkene dit plan te laat heeft aangeleverd om rekening mee te kunnen houden. Bovendien is het plan van aanpak onbekend bij de zorgverantwoordelijke en op het eerste gezicht onvoldoende realistisch om het ernstig nadeel weg te nemen. De rechtbank ziet geen aanleiding om ambtshalve betrokkene in de gelegenheid te stellen alsnog een plan van aanpak op te stellen. Hiertoe is ook geen verzoek gedaan.
2.2.2
De rechtbank is van oordeel dat betrokkene de structuur van een kliniek nodig heeft om zich aan afspraken te houden, en neemt daarbij in overweging dat zowel de arts als de waarnemend psychiater hebben verklaard dat het vandaag aangeleverde plan van aanpak onvoldoende het ernstig nadeel wegnemen.
2.2.3
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofrenie, autismespectrumstoornis en zwakbegaafdheid
.
2.2.4
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
2.2.5
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en bestaan uit:
  • toedienen van vocht, voeding en medicatie;
  • het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • insluiten;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • opnemen in een accommodatie.
2.2.6
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.2.7
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.2.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden. De rechtbank ziet aanleiding 16 maart 2020 als ingangsdatum te nemen. De verplichte zorgvormen die betrekking hebben op insluiting en beperkingen met betrekking tot onder meer communicatiemiddelen worden voor de duur van hooguit 1 maand gegeven.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleenteen zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • toedienen van vocht, voeding en medicatie voor de duur van zes maanden;
  • het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening, voor de duur van zes maanden;
  • beperken van de bewegingsvrijheid voor de duur van zes maanden;
  • insluiten voor de duur van één maand;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene voor de duur van zes maanden;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen voor de duur van één maand;
  • opnemen in een accommodatie voor de duur van zes maanden;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 16 september 2020.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.B. Martens, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2020, bijgestaan door G.P. Menkveld als griffier.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.