Uitspraak
1.Procesverloop
2.Standpunten
3.Beoordeling
(artikel 24 lid 3).
4.Beslissing
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats] ;
.
Rechtbank Amsterdam
Op 1 april 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1955. Dit verzoek werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een periode van vijf jaar, op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling telefonisch gehouden vanwege de coronamaatregelen. Tijdens deze behandeling zijn de betrokkene, een specialist ouderengeneeskunde en de advocaat van de betrokkene gehoord. De advocaat pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat de betrokkene passende zorg op vrijwillige basis aanvaardt en dat de eerder verleende machtiging onder de Wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen (Wet Bopz) niet gelijkgesteld kan worden met een machtiging op grond van de Wzd.
De specialist ouderengeneeskunde verklaarde dat de betrokkene sinds 2016 in de verpleeginrichting verblijft en dat er regelmatig ontsnappingspogingen zijn. De rechtbank oordeelde dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, met cognitieve stoornissen passend bij het syndroom van Korsakov. De rechtbank concludeerde dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen, en dat de opname en verblijf noodzakelijk zijn. De rechtbank verleende de machtiging voor de duur van één jaar, in afwijking van de door het CIZ verzochte termijn van vijf jaar, en oordeelde dat dit een te grote inbreuk op de rechtspositie van de betrokkene zou zijn.
De beschikking is mondeling gegeven door rechter J.P.C. van Dam van Isselt en is op 1 april 2020 in het openbaar uitgesproken. De machtiging geldt tot en met 1 april 2021.