ECLI:NL:RBOBR:2020:1313

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
4 maart 2020
Zaaknummer
C/01/355421 / FA RK 20-511
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 3 maart 2020 uitspraak gedaan naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie om een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van 52 weken. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat op basis van artikel 6:5 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) de zorgmachtiging slechts voor maximaal zes maanden kan worden verleend. De betrokkene, die bekend is met een autismespectrumstoornis en recidiverende depressieve episodes, vertoonde gedrag dat leidde tot ernstig nadeel, waaronder zelfbeschadiging en suïcidepogingen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis en dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren.

De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 3 september 2020, en het verzoek om een langere duur van de machtiging afgewezen. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de voorgestelde vormen van zorg, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, evenredig en effectief zijn, en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn. De beschikking is uitgesproken door rechter M. Lammers, tevens kinderrechter, en is op 4 maart 2020 schriftelijk vastgelegd. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/355421 / FA RK 20-511
Uitspraak : 3 maart 2020

Beschikking betreffende een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

van de rechtbank Oost-Brabant naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende en verblijvende te [instelling] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. L. Stam.

Procesverloop

Bij verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 13 februari 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het zorgplan d.d. 13 januari 2020;
  • de medische verklaring d.d. 24 januari 2020;
  • de zorgkaart d.d. 7 februari 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur d.d. 11 februari 2020;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
  • een uittreksel justitiële documentatie;
  • relevante politiegegevens.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 3 maart 2020 op de locatie waar betrokkene verblijft, te weten [instelling] .
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door mr. L. Stam;
- verpleegkundige / persoonlijk begeleidster [naam] ;
- behandelaar, tevens klinisch psycholoog in opleiding [naam] .
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet ter zitting verschenen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de mondeling behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van ernstig nadeel, door het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
  • levensgevaar;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische schade;
  • maatschappelijke teloorgang;
  • ernstige verstoorde ontwikkeling van betrokkene of een ander.
Het ernstige vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag van betrokkene dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een neurobiologische ontwikkelingsstoornis dan wel een depressieve stemmingsstoornis.
Betrokkene is bekend met een autismespectrumstoornis en recidiverende depressieve episodes. Zij geeft aan veel frustratie te voelen en daar niet goed mee om te kunnen gaan. Vanuit deze frustratie snijdt betrokkene zichzelf en prikt zij zichzelf met punaises. Zij geeft aan geen andere methoden te hebben om hiermee om te gaan. Zij heeft meermalen een suïcidepoging gedaan met medicatie en zichzelf ernstig verwond.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis. Betrokkene werkt wel mee aan behandeling, maar zij kan niet altijd instemmen met de noodzakelijke zorg. Om die reden is verplichte zorg nodig.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en bestaan uit:
  • toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • opnemen in een accommodatie;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor het verlenen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz.
Ten aanzien van de duur van de zorgmachtiging overweegt de rechtbank het volgende. Verzocht is om de machtiging te verlenen voor de duur van 52 weken. Uit artikel 6:5 van de Wvggz leidt de rechtbank echter af dat in dit geval de zorgmachtiging kan worden verleend voor maximaal 6 maanden. Artikel 6:5, aanhef en onder b Wvggz, dat bepaalt dat een zorgmachtiging kan worden verleend voor maximaal 12 maanden, heeft blijkens de bewoordingen van die bepaling betrekking op een zorgmachtiging die aansluit op een eerdere zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:5, aanhef en onder a van de Wvggz.
Daarvan is in dit geval geen sprake, omdat voor betrokkene niet eerder een zorgmachtiging is verleend in de zin van de Wvggz.
Uit de Wvggz kan de rechtbank ook niet afleiden dat een machtiging zoals voor betrokkene is verleend op grond van de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ) in dit verband moet worden gelijkgesteld met een zorgmachtiging op grond van de Wvggz. Daarom zal de rechtbank de zorgmachtiging verlenen voor de duur van zes maanden en het verzoek voor het overige afwijzen.
De zorgmachtiging zal worden verleend voor de duur van zes maanden en geldt dus tot en met 3 september 2020.

Beslissing:

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren te ’ [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • opnemen in een accommodatie;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 3 september 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegevens door mr. M. Lammers, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2020 in aanwezigheid van de griffier en op schrift gesteld op 4 maart 2020.
Conc: SvdB
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.