ECLI:NL:RBAMS:2020:2441

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2020
Publicatiedatum
4 mei 2020
Zaaknummer
683174 / FA RK 20-2423
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 april 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, ingediend door de officier van justitie. De betrokkene, geboren in 1949 in Marokko, was in Nederland voor een bruiloft en werd op 22 april 2020 opgenomen in een crisismaatregel. De officier van justitie verzocht om verlenging van deze maatregel, die op 28 april 2020 opnieuw was opgelegd door de burgemeester. De advocaat van de betrokkene betwistte de ontvankelijkheid van het verzoek, stellende dat niet voldaan was aan de vereisten van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling op 30 april 2020, die telefonisch plaatsvond vanwege coronamaatregelen, werd vastgesteld dat de betrokkene niet in staat was om te worden gehoord. De rechtbank concludeerde dat de eerdere machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel niet was beëindigd volgens de wettelijke eisen, en dat de officier van justitie daarom niet-ontvankelijk was in haar verzoek. De rechtbank benadrukte dat de betrokkene nog steeds onder de bestaande machtiging kon blijven tot en met 15 mei 2020.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: 683174 / FA RK 20-2423
kenmerk: OMZ404357
Verzoek machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 30 april 2020 naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1949 te Marrokko,
verblijvende aan het [adres] te [plaats] ,
verblijvende bij [ggz instelling] te [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. R.M.G. Sussenbach.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 april 2020, heeft de officier van justitie verzocht om verlenging van de op 28 april 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel d.d. 28 april 2020;
  • de medische verklaring d.d. 28 april 2020;
- een episodejournaal;
-een uittreksel uit het curateleregister;
- een uittreksel van de justitiële documentatie;
- een e-mailbericht van de advocaat van betrokkene d.d. 29 april 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 30 april 2020. Vanwege de sluiting van de rechtbank in verband met de maatregelen rond het coronavirus, heeft de behandeling telefonisch plaatsgevonden, waarbij de heer B. Badouri op de rechtbank aanwezig als tolk Berber (Tamazight).
1.3.
De volgende personen zijn gelijktijdig via een telefonische verbinding door de rechtbank gehoord:
- mr. R.M.G. Sussenbach, advocaat van betrokkene;
- de heer K. Scheepstra, psychiater;
- mevrouw N. van der Grift, psychiater in opleiding.
1.4.
De officier van justitie is niet telefonisch gehoord, omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is
.
1.5.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet in staat was zich te doen horen. Betrokkene bevond zich ten tijde van de mondelinge behandeling op de gang. Door de psychiater en rechter is tevergeefs geprobeerd contact te krijgen met betrokkene om haar naar haar kamer te bewegen, hetgeen zij niet wilde. Betrokkene bleek te gespannen om gehoord te worden.
1.6.
Betrokkene – die vanuit Marokko op bezoek in bij familie in Nederland in verband met een bruiloft maar door de maatregelen in het kader van het coronavirus niet kon terugkeren - was in het kader van een crisismaatregel op 22 april 2020 opgenomen, welke crisismaatregel bij beschikking van deze rechtbank van 24 april 2020 (C/13/682965 / FA RK 20-2313) was verlengd tot en met 15 mei 2020. Op vrijdagmiddag 24 april 2020 is betrokkene met ontslag gegaan en is zij weer naar familie gegaan. Op 28 april 2020 heeft de burgemeester een nieuwe crisismaatregel verleend.

2.Standpunten

2.1.
De advocaat van betrokkene heeft verklaard dat de bij beschikking van 24 april 2020 opgelegde machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel alleen beëindigd kan worden als dat is gegaan volgens de regels van artikel 8:18 lid 1 in samenhang gelezen met artikel 8:18 lid 3 onder a en b Wvggz. Zo dient voor het beëindigen van verplichte zorg waaronder opname in een accommodatie overleg gevoerd te worden met de officier van justitie en het college van burgemeester en wethouders (artikel 8:18 lid 3 onder b) en dient de geneesheer-directeur zich op basis van een door een psychiater opgemaakte medische verklaring op de hoogte te stellen van de actuele gezondheidstoestand van betrokken (artikel 8:18 lid 3 onder a).
In het onderhavige geval ontbreekt het besluit van de geneesheer-directeur. Aan de door het Wvggz secretariaat van het [ggz instelling] geschreven brief van 30 april 2020, waarin staat dat de crisismaatregel van betrokkene werd beëindigd omdat op 29 april 2020 een nieuwe crisismaatregel werd aangevraagd, mag geen waarde worden gehecht. De advocaat van betrokkene stelt zich aldus op het standpunt dat de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel gelast bij beschikking van 24 april 2020 niet vervallen is en onderhavig verzoek van de officier van justitie dientengevolge niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Voorts stelt de advocaat van betrokkene dat gelet op het feit dat betrokkene op 24 april 2020 ontslagen is uit het [ggz instelling] er geen onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is. Betrokkene heeft op
23 april 2020 en aan de vooravond van de mondelinge behandeling telefonisch aan haar advocaat laten weten dat het de familie is die graag wil dat zij in een accommodatie wordt opgenomen. Daarnaast moest betrokkene in verband met een vermoedelijk suïcide risico haar hoofddoek afdoen. Hierdoor is zij geagiteerd geraakt. Betrokkene zegt de medicatie te nemen zoals voorgeschreven. Er is voorts nog steeds onduidelijkheid over de diagnose. Tijdens de vorige mondelinge behandeling zijn ook door de psychiater twijfels geuit over de diagnose. Derhalve dient hier nader onderzoek naar gedaan te worden en moet een second opinion worden verkregen. Dat betrokkene niet eet en weinig drinkt heeft te maken met het feit dat betrokkene geen eetlust heeft naar aanleiding van alles wat er de afgelopen dagen gebeurd is.
2.2.
De behandelaars hebben navraag gedaan bij de geneesheer-directeur en verklaard dat naar aanleiding van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel van 24 april 2020 met de familie overleg is gevoerd naar aanleiding van het plan van de behandelaars betrokkene over te plaatsen naar de ouderenkliniek. Vanwege de coronamaatregelen zou een overplaatsing betekenen dat betrokkene vijf dagen in isolatie zou moeten verblijven, zonder bezoek van familie. In aanmerking nemende dat betrokkene de Nederlandse taal niet spreekt, slechthorend en slechtziend is, is in overleg met familie besloten dat zij in de thuissituatie de zorg voor betrokkene zouden dragen, mede gelet op het feit dat betrokkene inmiddels een stuk rustiger was geworden. Dreigend ernstig nadeel kon zodoende worden afgewend. In de thuissituatie bleek betrokkene echter al snel onhoudbaar. Zij hield zich niet aan afspraken en weigerde haar medicatie. Daarnaast werd zij agressief richting familieleden en deed zij suïcidale uitspraken. Dit heeft geleid tot een nieuwe crisissituatie waarvoor een nieuwe crisismaatregel is aangevraagd en verleend. De behandelaars erkennen dat de beëindiging van de crisismaatregel niet aan de wettelijke maatstaven voldoet.
Op dit moment zien de behandelaars een vrouw die heel erg ziek is en waarvoor intensieve psychiatrische begeleiding en behandeling noodzakelijk is die alleen in een kliniek kan plaatsvinden. Het vermoeden bestaat dat betrokkene ernstig psychotisch is. Betrokkene heeft last van hallucinaties nu zij om zich heen kijkt naar dingen die er niet zijn en praat met mensen die er niet zijn. Ook is betrokkene zeer geladen en geagiteerd. Zij haalt uit naar familieleden die dichtbij komen. Betrokkene eet en drinkt niet of nauwelijks. Ook neemt zij geen medicatie, zowel geen antipsychotica als antibiotica voor haar urineweginfectie. De familie heeft gezegd dat betrokkene niet terug naar huis kan gelet op haar agressieve gedrag. Betrokkene zal zodra dit mogelijk is, worden overgeplaatst naar de ouderenkliniek.

3.Beoordeling

3.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 24 april 2020 is een machtiging tot voortzetting van de op 22 april 2020 opgelegde crisismaatregel afgegeven (C/13/682965 / FA RK 20-2313) geldig tot en met 15 mei 2020.
3.2.
Uit de medische verklaring d.d. 28 april 2020 en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is gebleken dat betrokkene op 24 april 2020 na overleg met behandelaars met haar familie mee naar huis is gegaan. Hier is het toestandsbeeld van betrokkene opnieuw verslechterd, waarna de familie heeft aangegeven de zorg voor betrokkene niet langer aan te kunnen. Daarop is door de burgemeester van Amsterdam op 28 april 2020 opnieuw een crisismaatregel afgegeven, waarna de officier van justitie op 29 april 2020 onderhavig verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel heeft ingediend.
3.3.
Met de advocaat van betrokkene is de rechtbank van oordeel dat de voortzetting van de crisismaatregel niet is beëindigd overeenkomstig de eisen die artikel 8:18 Wvggz aan een dergelijke beëindiging stelt. Zo is niet gebleken van een medische verklaring of overleg met de officier van justitie als bedoeld in artikel 8:18 lid 3 Wvggz. Uit het door het [ggz instelling] overgelegde schrijven d.d. 30 april 2020 blijkt dit evenmin. De rechtbank kent dan ook geen betekenis toe aan dit schrijven. Naar het oordeel van de rechtbank is het gevolg hiervan dat de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel afgegeven bij beschikking van 24 april 2020 niet is beëindigd.
3.4.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel afgegeven op 24 april 2020 niet is beëindigd en dat de burgemeester op 28 april 2020 derhalve een crisismaatregel heeft afgegeven op het moment dat er nog een voortgezette crisismaatregel van kracht was. Een samenloop van maatregelen in het kader van de Wet Bopz en derhalve ook in het kader van de Wvggz is echter niet mogelijk. Dat leidt tot de conclusie dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in haar verzoek.
3.5.
De rechtbank acht het voorts van belang het volgende op te merken. Zij volgt de advocaat van betrokkene niet in zijn standpunt dat gelet op het ontslag van betrokkene uit de accommodatie op
24 april 2020 er geen sprake meer zou zijn van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Naar het oordeel van de rechtbank is namelijk door de behandelaars tijdens de mondelinge behandeling voldoende gemotiveerd en uitgelegd dat betrokkene zeer verward is en het contact met de werkelijkheid is verloren en dat onverkort sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, zoals omschreven in de beschikking van de rechtbank van 24 april 2020.
3.6.
De rechtbank wenst op te merken dat de gang van zaken weliswaar formeel niet juist is geweest, maar vanuit menselijk oogpunt in deze tijd Corona-maatregelen alleszins begrijpelijk. Betrokkene was hier voor een bruiloft maar kwam vast te zitten omdat de terugreis naar Marokko onmogelijk was geworden. Vervolgens is zij gedecompenseerd en opgenomen. Betrokkene is slechtziend, slechthorend, spreekt alleen Berbers en is erg in de war. Op 24 april 2020 begon bovendien de Ramadan, een periode waarin saamhorigheid in de familie centraal staat. Het vooruitzicht van vijf dagen isolatie was dan ook voor iedereen zwaar. De rechtbank acht het een zeer begrijpelijke keuze van de familie om thuis zorg te bieden en de inschatting van de behandelaars en de geneesheer-directeur dat dit de moeite van het proberen waard zou zijn, mede gelet op het relatief rustige toestandsbeeld van betrokkene op 24 april 2020 begrijpelijk. Het is jammer dat het niet blijvend gelukt is het nadeel thuis af te wenden.
3.7.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank derhalve van oordeel dat de bij beschikking van
24 april 2020 gegeven machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel niet is beëindigd en daarom nog altijd rechtskracht heeft. Betrokkene kan daarom op grond van die machtiging opgenomen blijven uiterlijk tot en met 15 mei 2020. De officier van justitie zal in het onderhavige verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard

4.Beslissing

De rechtbank:
verklaart het verzoek van de officier van justitie tot voortzetting van de crisismaatregel d.d. 29 april 2020 niet-ontvankelijk;
bepaalt dat de bij beschikking van 24 april 2020 door deze rechtbank gelaste machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel tot en met 15 mei 2020 in stand blijft.
Deze beschikking is op 30 april 2020 mondeling gegeven door mr. P.B. Martens, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door J.M. Vos als griffier, en op 4 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open
.