ECLI:NL:RBAMS:2020:2429
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van urgentieverklaring voor woningtoewijzing aan alleenstaande moeder door gemeente Ouder-Amstel
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 april 2020 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening van een alleenstaande moeder, verzoekster, die een urgentieverklaring voor woningtoewijzing had aangevraagd bij de gemeente Ouder-Amstel. De gemeente had deze aanvraag op 6 februari 2020 afgewezen, met als reden dat er geen sprake was van een urgent huisvestingsprobleem. Verzoekster, die sinds 20 juli 2018 in een tijdelijke anti-kraakwoning woont, had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij behandeld zou worden als ware zij in het bezit van een urgentieverklaring totdat op haar bezwaar was beslist.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster voldoende spoedeisend belang had bij haar verzoek, omdat zij met een urgentieverklaring voorrang zou hebben op andere woningzoekenden. Echter, de rechter oordeelde dat de gemeente terecht had geweigerd de urgentieverklaring te verlenen, omdat verzoekster niet in een situatie van dreigende dakloosheid verkeerde. De voorzieningenrechter benadrukte dat de afwijzing van de urgentieverklaring niet onredelijk was, gezien de krapte op de sociale woningmarkt en de beleidsruimte die de gemeente had. Bovendien was er geen concrete datum waarop verzoekster haar huidige woning moest verlaten, en kon zij in geval van nood tijdelijk bij haar ouders intrekken.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen had en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak werd gedaan door mr. C.W.M. Giesen, in aanwezigheid van mr. S.A. Lemmens, griffier, en er werd geen rechtsmiddel tegen deze uitspraak open gesteld.