ECLI:NL:RBAMS:2020:2393

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
13/751914-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees Aanhoudingsbevel en interneringsmaatregel met betrekking tot de opgeëiste persoon

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 3 maart 2020, wordt een vordering ex artikel 23 Overleveringswet behandeld, ingediend door de officier van justitie. De zaak betreft een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Parket van de procureur des Konings te Antwerpen, België, op 19 juni 2019. De opgeëiste persoon, geboren in 1972 in België, is momenteel gedetineerd en zijn identiteit is door de rechtbank bevestigd. De rechtbank heeft de behandeling van de vordering op 14 januari 2020 gestart, waarbij de officier van justitie mr. K. van der Schaft aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters.

De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om meer informatie te verkrijgen over de detentieomstandigheden van personen met ernstige psychiatrische stoornissen in de Belgische instellingen Merksplas en Turnhout. In eerdere tussenuitspaken is de rechtbank al ingegaan op de grondslag van het EAB en de strafbaarheid van de feiten. De rechtbank heeft ook de situatie van de opgeëiste persoon in de context van zijn interneringsmaatregel beoordeeld, waarbij het risico van vluchtgevaar is vastgesteld.

De rechtbank heeft de behandeling geschorst om de officier van justitie in staat te stellen nadere informatie op te vragen over de detentieomstandigheden en de zorg die aan de opgeëiste persoon wordt geboden. De rechtbank heeft daarbij gewezen op de noodzaak van een behandelplan en de zorgen over het overmatig gebruik van medicatie in de Belgische instellingen. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en te schorsen, en de officier van justitie de gelegenheid te geven om aanvullende informatie te verkrijgen van de uitvaardigende justitiële autoriteit.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751914-19
RK nummer: 19/6496
Datum uitspraak: 3 maart 2020
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 11 november 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 juni 2019 door het Parket van de procureur des Konings te Antwerpen (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] (België),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in het [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 januari 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Bij tussenuitspraak van 28 januari 2020 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere informatie op te vragen bij de uitvaardigende justitiële autoriteit over de huidige stand van zaken betreffende de detentieomstandigheden van personen met een (ernstige) psychiatrische stoornis aan wie een interneringsmaatregel voor onbepaalde tijd is opgelegd, met name in de afdeling tot bescherming van de maatschappij van de strafinrichting Turnhout en de inrichting voor sociaal verweer in Merksplas.
Op 18 februari 2020 is het onderzoek met toestemming van de officier van justitie en de opgeëiste persoon voortgezet in de stand waarin het zich ten tijde van de schorsing van het onderzoek bevond. Gehoord zijn de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek, de opgeëiste persoon en zijn raadsman.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen. De rechtbank is niet tot schorsing van de overleveringsdetentie overgegaan en verwijst in dat verband naar de beslissing van het Gerechtshof Amsterdam van 5 maart 2019 (ECLI:NL:GHAMS:2019:729). Naar het oordeel van de rechtbank is in deze zaak sprake van groot vluchtgevaar dat niet door het opleggen van passende maatregelen voldoende en op aanvaardbare wijze kan worden ondervangen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Belgische nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 28 januari 2020

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 28 januari 2020. Hierin heeft de rechtbank de grondslag van het EAB, de inhoud van het EAB en de strafbaarheid van de feiten al beoordeeld. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Interneringsmaatregel van onbepaalde duur

4.1
De rechtbank verwijst ook in dit kader allereerst naar de overwegingen onder punt 5 van de tussenuitspraak van 28 januari 2020; ook deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
4.2
Op vragen van het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) van 12 februari 2020 is op
14 februari 2020 per e-mail geantwoord door de uitvaardigende justitiële autoriteit, bij monde van de heer Corazza, eerste substituut procureur des Konings bij het parket Antwerpen, gespecialiseerd in strafuitvoeringszaken voor het rechtsgebied van het hof van beroep te Antwerpen. In deze e-mail wordt het volgende meegedeeld:
In antwoord op uw mail dd. 12/02/2020 toegezonden aan de internationale dienst van mijn Parket te Turnhout kan ik U als volgt berichten.
Men mag vooreerst niet uit het oog verliezen dat de opgeëiste persoon toen hij door de KBM geplaatst was in het FPC te Gent aldaar een aangepaste psychiatrische behandeling kreeg, in functie van zijn geestesstoornis én specifieke noden. Het is door zijn ontvluchting dat zijn plaats (lees psychiatrisch ziekenhuisbed) nà 7 dagen is ingenomen door een andere patiënt.
De FPC centra (Gent & Antwerpen) zijn door de overheid georganiseerde forensische psychiatrische ziekenhuisinstellingen voor high risk patiënten / geïnterneerden die igv een beslissing van de KBM aldaar geplaatst worden.
De behandeling is zeer intensief en ik heb beroepshalve weet van geïnterneerden die bewust afhaken omdat ze de behandelingen, therapieën individueel of in groep te belastend vinden.
In casu heeft de KBM in haar vonnis dd. 31 januari 2018 beslist dat bij z’n aanhouding, [opgeëiste persoon] geplaatst moet worden in de afdeling tot bescherming van de maatschappij (van de gevangenis van Turnhout) of in de inrichting voor sociaal verweer (van de gevangenis van Merksplas) en dit voor MAXIMUM 4 MAANDEN ! De Rechtbank (KBM) motiveerde haar beslissing door te stellen dat “verwacht wordt dat hij zo snel mogelijk én uiterlijk 4 maanden nà aantreffen terug zal kunnen worden heropgenomen in een FPC, zodat aldaar de draad van de behandeling opnieuw kan worden opgenomen.
Ik wil opmerken dat de FPC’s wettelijk een opnameplicht hebben als de KBM een plaatsing uitspreekt !
Er zou tevens verwarring kunnen ontstaan tussen de gebruikte terminologie “inrichting sociaal verweer” en “afdeling tot bescherming van de maatschappij”. Dit zijn synoniemen ! Het betreft beiden de psychiatrische annex of afdeling van welbepaalde strafinrichtingen alwaar definitief veroordeelden die ontoerekeningsvatbaar werden verklaard voor hun eigen veiligheid e/o die van derden worden opgesloten met de bedoeling om ze zo snel als mogelijk te laten doorstromen naar de forensische psychiatrie, met name de FPC’s,(high risk) de forensische psychiatrische instellingen (mid security) of psychiatrische klinieken of verzorgingstehuizen (low risk).
Ik kan als OM bevestigen dat de psychiatrische afdelingen van de strafinrichtingen beschikken over een PSD dienst én een zorg equipe bestaande uit psychiaters-geneesheren, psychologen, maatschappelijk assistenten en psychiatrisch verpleegkundigen. De geïnterneerden krijgen via deze zorgequipe de nodige zorgen indien zij hier uiteraard voor open staan.
Het probleem bij [opgeëiste persoon] – en dat is kenmerkend voor zijn gehele interneringstraject – is dat dit gekenmerkt wordt door ontvluchtingen, het zich niet kunnen houden aan afspraken, gebrek aan vertrouwen en transparantie, conditie-inbreuken en dreigementen die zo ernstig zijn dat ze een veiligheidsrisico inhouden.
In bijlage laat ik U te uwer informatie de onthaalbrochure geworden van de afdeling sociaal verweer te Merksplas.
Indien de Internationale rechtshulpkamer of mijn ambtgenoot nog bijkomende info wensen, ben ik graag bereid deze te verstrekken.
4.3.1
De raadsman heeft – zakelijk weergegeven – betoogd dat de behandeling nogmaals moet worden aangehouden omdat nog altijd onvoldoende duidelijkheid is verkregen omtrent de plaatsing van de opgeëiste persoon in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC). Het heeft de raadsman verbaasd dat in de e-mail van 14 februari 2020 gesproken wordt over een plaatsing in een FPC binnen uiterlijk 4 maanden. De stukken en mediaberichten die zijn overgelegd, duiden er op dat de kans toch zeer groot is dat de opgeëiste persoon veel langer zal moeten wachten totdat hij in een FPC wordt geplaatst. De uitspraak van de Kamer voor de Bescherming van de Maatschappij (KBM) van 31 januari 2018 dient te worden opgevraagd, zodat bekeken kan worden wat daarin precies is beslist. De raadsman zou ook graag de Belgische advocaat van de opgeëiste persoon nog willen laten reageren op de e-mail van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 14 februari 2020.
4.3.2
Om aan te tonen dat de situatie in Merksplas en Turnhout nog altijd ondermaats is, heeft de raadsman tevens gewezen op de door hem overgelegde e-mail van 16 februari 2020 van mevrouw [persoon] , Afdelingspsycholoog Westerschelde bij het FPC Antwerpen. Ten aanzien van de afdeling tot bescherming van de maatschappij van de strafinrichting Turnhout en de inrichting voor sociaal verweer in Merksplas deelt zij – op vragen van de verdediging van de opgeëiste persoon – onder andere het volgende mee:
[vraag:] Bent u bekend met en op de hoogte van de actuele situatie in de afdeling tot bescherming van de maatschappij van de strafinrichting van Turnhout en de Inrichting voor sociaal verweer te Merksplas (hierna ook wel: penitentiaire inrichtingen)? Kunt u verklaren omtrent de bronnen van uw wetenschap?
[antwoord:]
In het licht van verschillende informatiesessies die wij vanuit FPC in deze strafinrichtingen hebben gegeven, de voornoemde intakegesprekken en casusoverleggen georganiseerd vanuit de betreffende gevangenissen, heb ik de actuele situatie op deze afdelingen telkenmale - zij het kortstondig en enigszins beperkt - in hoogsteigen persoon kunnen vaststellen. Het gebrek aan gespecialiseerde zorg en de sterk verouderde infrastructuur waar in de media geregeld gewag van wordt gemaakt, zijn alleszins niet bij de haren getrokken.
[vraag:] Wordt naar uw oordeel in deze instellingen aan tot internering veroordeelde personen de nodige zorg geboden, die ingevolge de gegeven veroordeling, te weten internering, geboden is?
[antwoord:]
Naar mijn oordeel wordt er allesbehalve de juiste zorg geboden. Veruit integendeel. Zowel infrastructureel als naar kwaliteit van zorg toe schieten deze voorzieningen in verregaande mate tekort.
[vraag:] Wordt in deze instellingen een behandelplan opgesteld en worden (vervolgens) behandelingen aangeboden ter zake van de aan de opgelegde internering ten grondslag liggende stoornis(sen)? Zo ja, wordt daarbij nog onderscheid gemaakt tussen de aard /ernst van de stoornis (persoonlijkheidsstoornis / psychiatrische aandoening)?
[antwoord:]
Voor zover ik weet gebeurt geen van deze zaken. Eerder dan dat er terdege wordt ingezet op de meest geschikte en op de diagnose afgestemde behandeling, wordt er - vaak bij gebrek aan inzicht in wat deze diagnose precies inhoudt - veelal ingezet op ogenschijnlijke stabilisatie van het toestandsbeeld door middel van het overmatig toedienen van sederende medicatie.[vraag:] Is in deze inrichtingen volgens u sprake van een therapeutisch milieu en/of van een cultuur van beveiliging en vrijheidsberoving? Kunt u uw antwoord toelichten, m.a.w. kunt u het milieu in die penitentiaire inrichtingen omschrijven?
[antwoord:]
Nee, zie eerder. De nadruk wordt veelal gelegd op beveiliging en vrijheidsberoving eerder dan dat er behandelinhoudelijk wordt gewerkt.
Ten aanzien van de plaatsing in een FPC en de bijbehorende wachttijden deelt mevrouw [persoon] onder andere het volgende mee:
[vraag:] Hoeveel geïnterneerden verblijven op dit moment in penitentiaire inrichtingen in afwachting van plaatsing in een instelling met een therapeutische milieu / een behandeling?
[antwoord:]
Ik heb zelf geen zicht op de exacte cijfers. Naar verluidt zouden dit er heden nog steeds meer dan 500 zijn.
[vraag:] Kunt u verklaren wat ongeveer de doorlooptijd / wachttijd is van tot internering veroordeelden, vanaf het moment dat de KBM heeft bepaald dat deze dient te worden geplaatst in het FPC?
[antwoord:]
Dit is moeilijk te bepalen, daar dit afhankelijk is van de mate waarin patiënten vanuit het FPC kunnen uitstromen naar andere voorzieningen of klaar zijn om een ambulant traject aan te vatten. Hoewel deze uitstroom heden vlotter, gestroomlijnder en tegen een hoger tempo verloopt dan dit bij de opening van beide FPC's het geval was, hoeft het geen betoog dat een effectieve opname soms bijzonder lang op zich kan laten wachten. Immers, daar de gemiddelde behandeltermijn in onze centra wordt voorzien op gemiddeld 4 jaar, is het aantal plekken dat op jaarbasis vrijkomt bijzonder schaars.
[vraag:] Weet u hoeveel geïnterneerden op dit moment in een penitentiaire inrichting wachten op een plaatsing in het FPC?
[antwoord:]
Volgens de laatste info waar ik over beschik, zouden er momenteel 57 geïnterneerden een plaatsingsbeslissing voor het FPC hebben en op onze wachtlijst zijn opgenomen.
4.4
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het weliswaar lastig is om de informatie van de psycholoog bij FPC Antwerpen volledig te rijmen met de informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit, maar dat in ieder geval wel uitgegaan dient te worden van de juistheid van de mededeling dat de opgeëiste persoon binnen uiterlijk 4 maanden in een FPC zal worden geplaatst. Het opvragen van de beslissing van de KBM van 31 januari 2018 is niet nodig. De situatie in de afdeling tot bescherming van de maatschappij van de strafinrichting Turnhout en de inrichting voor sociaal verweer in Merksplas is duidelijk nog niet perfect, maar er is wel sprake van een positieve ontwikkeling sinds de
pilot-judgementW.D. tegen België [1] , zoals ook op de zitting van 14 januari 2020 is besproken.
4.5.1
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn stelling dat het door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) in het verleden geconstateerde gevaar dat een gedetineerde met psychiatrische stoornis lange tijd gedetineerd zit in
a prison environment without suitable treatment for his mental condition or any prospect of social reintegration, nog altijd actueel is, althans dat dit gevaar dreigt voor de opgeëiste persoon. Met de officier van justitie gaat de rechtbank immers uit van de juistheid van de mededeling van de uitvaardigende autoriteit bij e-mail van 14 februari 2020 dat de opgeëiste persoon “
zo snel mogelijk én uiterlijk 4 maanden nà aantreffen terug zal kunnen worden heropgenomen in een FPC, zodat aldaar de draad van de behandeling opnieuw kan worden opgenomen.”Hierbij is nog vermeld:
“Ik wil opmerken dat de FPC’s wettelijk een opnameplicht hebben als de KBM een plaatsing uitspreekt !”.Het verweer en de door de raadsman overgelegde stukken geven onvoldoende aanleiding te twijfelen aan de juistheid van deze duidelijke toelichting.
Nu de opgeëiste persoon kort na overlevering en uiterlijk binnen 4 maanden in een FPC zal worden geplaatst, is (reeds hierom) geen sprake van een dreigende langdurige periode van niet-behandelen.
4.5.2
Ten aanzien van de periode (van maximaal 4 maanden) die de opgeëiste persoon in de afdeling tot bescherming van de maatschappij van de strafinrichting Turnhout of de inrichting voor sociaal verweer in Merksplas zal worden gedetineerd, overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de hiervoor genoemde rechtspraak van het EHRM en uit de rapportage van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (CPT) – zoals overwogen in de tussenuitspraak van 29 januari 2020 (punt 5.3.3 e.v.) – volgt een negatief beeld van psychiatrische afdelingen van penitentiaire instellingen in België (waaronder Merksplas en Turnhout).
In deze zaak heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit in de e-mail van 14 februari 2020 hierover gezegd dat
“de psychiatrische afdelingen van de strafinrichtingen beschikken over een PSD dienst én een zorg equipe bestaande uit psychiaters-geneesheren, psychologen, maatschappelijk assistenten en psychiatrisch verpleegkundigen. De geïnterneerden krijgen via deze zorgequipe de nodige zorgen indien zij hier uiteraard voor open staan.”Tegenover deze algemene informatie staan de antwoorden van 16 februari 2020 van een Afdelingspsycholoog bij het FPC Antwerpen (Westerschelde). Zij heeft, ten aanzien van de hiervoor genoemde afdelingen in Merksplas en Turnhout, vanuit haar functie
“de actuele situatie op deze afdelingen telkenmale - zij het kortstondig en enigszins beperkt - in hoogsteigen persoon(heeft)
kunnen vaststellen.”Op de vraag of op deze afdelingen wordt gewerkt met onder andere een behandelplan, is het antwoord (zoals onder 4.3.2. reeds vermeld):
Voor zover ik weet gebeurt geen van deze zaken. Eerder dan dat er terdege wordt ingezet op de meest geschikte en op de diagnose afgestemde behandeling, wordt er - vaak bij gebrek aan inzicht in wat deze diagnose precies inhoudt -veelal ingezet op ogenschijnlijke stabilisatie van het toestandsbeeld door middel van het overmatig toedienen van sederende medicatie.
Vanwege deze laatste – door de rechtbank onderstreepte – mededeling, acht de rechtbank ambtshalve, alvorens op het overleveringsverzoek te beslissen, (opnieuw) nadere informatie gewenst. Hierbij merkt de rechtbank op dat de nadere informatie niet wordt gevraagd vanwege het mogelijk (tijdelijk) ontbreken van een (volledige) behandeling op de hiervoor genoemde afdelingen, maar vanwege het feit dat de mededeling omtrent het “overmatig toedienen van sederende medicatie” mogelijk leidt tot het oordeel dat een reëel gevaar bestaat voor een onmenselijke of vernederende behandeling van personen die gedetineerd zijn op deze afdelingen.
4.5.3.
Het onderzoek zal daarom opnieuw worden heropend en geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de uitvaardigende justitiële autoriteit het volgende te vragen:
- Kunt U een reactie geven op de informatie van de Afdelingspsycholoog bij het FPC Antwerpen ten aanzien van de hiervoor genoemde afdelingen in Merksplas en Turnhout, met name voor wat betreft de stelling dat niet wordt gewerkt met een behandelplan maar dat in deze afdelingen veelal wordt ingezet op ogenschijnlijke stabilisatie van het toestandsbeeld door middel van het overmatig toedienen van sederende medicatie?

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen hetgeen in punt 4.5.2 en 4.5.3 is overwogen, voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit, ter verkrijging van nadere informatie.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
Aldus gedaan door
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 3 maart 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.EHRM 6 september 2016.