ECLI:NL:RBAMS:2020:2328

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2020
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
C/13/681301 / FA RK 20-1454
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 6 april 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. De zaak betreft een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene momenteel goed functioneert, maar dat zij zeer psychosegevoelig is en snel kan ontregelen. Dit maakt verplichte zorg noodzakelijk, ook al werkt betrokkene vrijwillig mee aan de hulpverlening. De rechtbank heeft de argumenten van de advocaat van betrokkene, die stelde dat de zorgmachtiging afgewezen moest worden omdat betrokkene vrijwillig meewerkt, niet gevolgd. De rechtbank oordeelde dat de situatie van betrokkene zodanig is dat verplichte zorg in de vorm van toezicht en opname in een accommodatie noodzakelijk is om haar veiligheid en die van haar kinderen te waarborgen. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles, en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking is mondeling gegeven door rechter E.M. Devis en is op 17 april 2020 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/681301 / FA RK 20-1454
kenmerk: 1006423
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 6 april 2020van de rechtbank Amsterdam naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [plaats] , [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.P. Lettinga te Amsterdam.

1.Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 17 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring van 8 januari 2020;
  • het zorgplan inclusief de bijlagen van 3 januari 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur, bedoeld in artikel 5:15;
  • de gegevens, bedoeld in artikel 5:4, eerste lid, onderdelen b en c;
  • het door de geneesheer-directeur opgestelde voorstel voor een zorgmachtiging;
Gelet op de recente ontwikkelingen omtrent het Coronavirus (COVID-19) heeft de rechtspraak besloten alle rechtbanken te sluiten. Urgente zaken zoals de onderhavige gaan echter wel door met dien verstande dat, ter voorkoming van verdere verspreiding van het Coronavirus, in dit soort zaken telefonisch zal worden gehoord en de rechtbank zich dus niet naar de instelling/verblijfplaats van betrokkene begeeft om hem/haar aldaar te horen. Het betreffen uitzonderlijke tijden die tot uitzonderlijke maatregelen nopen. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat door of namens betrokkene geen bezwaar is gemaakt tegen deze manier van horen.
De mondelinge telefonische behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 2 april 2020, in het gebouw van de rechtbank Amsterdam.
Ter zitting heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene;
- advocaat betrokkene, mr. M.P. Lettinga;
- psychiater, [naam 1] ;
- sociaal psychiatrisch verpleegkundige, [naam 2] .
Na sluiting van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de officier van justitie schriftelijk laten reageren op het standpunt van de raadsvouw ten aanzien van de verplichte zorg in de vorm van het opnemen in een accommodatie en het zorgplan. De officier heeft dit bij emailbericht van 3 april 2020 gedaan, waarop de raadsvrouw eveneens schriftelijk heeft gereageerd. Voorts is een aanvulling op het zorgplan, gedateerd 2 april 2020 overgelegd.

2.De standpunten

2.1.
Betrokkene heeft ter zitting medegedeeld dat het goed met haar gaat. Ze is weer thuis en werkt goed mee met de hulpverlening. Ze zou graag een ander huis willen.
2.2.
De advocaat van betrokkene heeft gesteld dat de gevraagde zorgmachtiging wordt afgewezen omdat betrokkene vrijwillig meewerkt aan alle vormen van verplichte zorg. Voorts stelt de advocaat zich op het standpunt dat de vormen van verplichte zorg enkel en alleen noodzakelijk zullen zijn in het geval dat betrokkene is opgenomen in een accommodatie. Echter, er is niet te voorzien dat binnen afzienbare tijd een opname zal plaatsvinden. Daarbij verwijst de advocaat naar een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 25 maart 2020 (ECLI:NL:RBZWB:2020:1528). De wet kent de mogelijkheid voor een voorwaardelijke machtiging niet meer waardoor ook op deze grond de machtiging dient te worden afgewezen. In gevallen als de onderhavige, waarin sprake is van een volledig ambulante setting, kan aldus geen verplichte zorg in de vorm van opname en aanverwante beperkingen worden opgelegd. Bovendien kan bij een eventuele verslechtering van betrokkene een crisismaatregel worden afgegeven of om wijziging van de zorgmachtiging worden gevraagd. Daarnaast stelt de advocaat zich op het standpunt dat (ook het gewijzigde) zorgplan niet voldoet aan de wettelijke vereisten zodat ook in zoverre de machtiging dient te worden afgewezen. In het zorgplan is niet voldoende vastgesteld met welke deskundige is overlegd, hoe ambulante zorg is gewaarborgd en welk aantal zorgverleners op het moment van de daadwerkelijke uitvoering van de ambulante verplichte zorg aanwezig moet zijn om een verantwoorde zorgverlening te borgen.
2.3.
De psychiater heeft op de mondelinge behandeling meegedeeld dat betrokkene doorgaans goed met haar psychiatrisch toestandsbeeld om kan gaan, therapietrouw is en prettig in de samenwerking is. Desalniettemin is een zorgmachtiging zeer noodzakelijk. Betrokkene kan heel snel en onvoorspelbaar ontregelen waardoor een zorgmachtiging nodig is om daar adequaat op te kunnen anticiperen. Het is zelfs mogelijk dat betrokkene binnen één dag ontregelt, bijvoorbeeld door een verkoudheid of door het roken. Het is dan van essentieel belang dat de behandelaren over kunnen gaan tot de verzochte vormen van verplichte zorg. In de ambulante situatie is het dus noodzakelijk dat er verplicht toezicht kan worden uitgeoefend, terwijl de overige gevraagde vormen van verplichte zorg zien op de situatie waarin een opname noodzakelijk is. Een zorgmachtiging is veel passender dan een crisismaatregel, waarbij pas kan worden ingegrepen wanneer het kwaad al geschied is. Daarnaast kunnen er gevaarlijke situaties ontstaan omdat betrokkene de zorg draagt over haar twee dochters van 19 en 6 jaar oud.
2.4.
De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verweer van de raadsvrouw naar voren gebracht dat verplichte zorg in de vorm van opname in een accommodatie bij iemand die zoveel als mogelijk ambulant wordt behandeld wel mogelijk is en daartoe verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 17 februari 2020 (ECLI:NL:RBMNL:2020:739) en een niet gepubliceerde uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 maart 2020. Voorts heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat de situatie van betrokkene wezenlijk verschilt van de situatie als omschreven in de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West Brabant. In het verzoek staat naar mening van de officier van justitie afdoende omschreven dat zij zoveel als mogelijk ambulant zal worden behandeld en dat de verplichte zorg uitsluitend zal worden toegepast als de ambulante behandeling het ernstig nadeel niet meer kan keren. Daarbij is ook aangegeven dat deze situatie zich al meerdere keren heeft voorgedaan en de verwachting is dat deze zich opnieuw zal voordoen. Naar aanleiding van het aangepaste zorgplan heeft de officier van justitie het verzoek uitgebreid met de vorm van verplichte zorg “uitoefenen van toezicht op betrokkene”. Dit aangepaste zorgplan voldoet aan de wettelijke vereisten, aldus de officier van justitie.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen).
3.2.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in
:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige materiële schade;
- ernstige immateriële schade;
- maatschappelijke teloorgang;
- ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander.
3.3.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
3.4.
De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar stelling dat verplichte zorg niet noodzakelijk is omdat betrokkene vrijwillig meewerkt. Weliswaar is de samenwerking met betrokkene nu goed, maar gebleken is dat zij, buiten haar schuld, zeer snel kan ontregelen met als gevolg dat zij niet meer meewerkt en haar medicatie staakt. In die situatie, waarin dus nog steeds sprake is van ambulante zorg, is het naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval noodzakelijk dat sprake is van verplichte zorg in de vorm van het uitoefenen van toezicht op betrokkene, zodat de veiligheid kan worden ingeschat en de therapietrouw kan worden gewaarborgd.
3.5.
Ten aanzien van de overige vormen van verplichte zorg, te weten het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening, opname in een accommodatie en de daarmee samenhangende vormen van verplichte zorg beperken van de bewegingsvrijheid en insluiten, overweegt de rechtbank het volgende.
3.6.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet in zijn algemeenheid kan worden gesteld dat het opnemen in een accommodatie bij een beoogde ambulante behandeling niet mogelijk is omdat de Wvggz de voorwaardelijke machtiging zoals die onder de Wet BOPZ bestond niet kent. De Wet BOPZ was een opnamewet, terwijl de Wvggz een zorgwet is. Dit betekent dat het onder de Wet BOPZ niet mogelijk was om bij behandeling in een ambulante setting verplichte zorg op te leggen. Middels een voorwaardelijke machtiging was het evenwel mogelijk om een betrokkene toch mee te laten werken aan ambulante zorg, onder de druk dat anders tot een opname zou worden overgegaan. Onder de Wvggz is dit anders. Deze wet maakt het wél mogelijk om verplichte zorg in de thuissituatie op te leggen, zodat niet in alle gevallen een (al dan niet voorwaardelijke) opname noodzakelijk is om verplichte zorg te kunnen leveren. Uit de wet, noch uit de wetsgeschiedenis leidt de rechtbank echter af dat de wetgever een mengvorm tussen een zorgmachtiging met zowel verplichte ambulante zorg en verplichte zorg in de vorm van opname in een accommodatie niet mogelijk heeft willen maken. Integendeel, in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 3.2 in de tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel Wvggz (kamerstuk 32339, nr 25) schrijft de minister:
Voor zover een vorm van bejegening, verzorging, begeleiding of bescherming als zodanig wel als verplichte zorg nodig is, zal hiervoor de maatregel moeten worden gebruikt van het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten en/of het uitoefenen van toezicht (onderdelen d en g van het tweede lid). Zo kan in de zorgmachtiging worden opgenomen dat betrokkene op een bepaalde manier moet meewerken aan een FACT-team door bijvoorbeeld onder toezicht bepaalde medicatie in te nemen. Indien betrokken dit weigert, kan – indien de zorgmachtiging daarin voorziet – tot dwangmedicatie of een korte gedwongen opname worden overgegaan.
En bij de toelichting op artikel 5:14 (kamerstuk 32339, nr 10) in de nota van wijziging staat het volgende:
Onder de Wet Bopz is het al mogelijk dat een patiënt met een voorwaardelijke machtiging thuis (of in een niet-Bopz-aangemerkte instelling) woont en zich aan gestelde voorwaarden moet houden om een gedwongen opname te voorkomen. Ook is het mogelijk dat de patiënt met een rechterlijke machtiging met verlof of ontslag thuis woont. Houdt de patiënt zich niet aan de gestelde voorwaarden of ontstaat toch het af te wenden gevaar, dan kan respectievelijk moet de geneesheer-directeur de patiënt opnemen. Een zorgmachtiging onder het regime van deze wet kan op soortgelijke wijze met voorwaarden zijn omkleed. Maar onder deze wet wordt het ook mogelijk om met een zorgmachtiging een patiënt te verplichten bepaalde ingrepen (zoals medicatie) of begeleidingsvormen ambulant te laten ondergaan.
3.7.
De rechtbank concludeert dan ook dat in voorkomende gevallen sprake kan zijn van een situatie waarin in een zorgmachtiging zowel verplichte zorg in de thuissituatie wordt opgenomen, als verplichte zorg in de vorm van een opname in een accommodatie. Of dit mogelijk is zal telkens afhangen van de omstandigheden van het geval, waarbij per geval zal moeten worden getoetst of voldaan is aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
3.8.
In het onderhavige geval is de rechtbank van oordeel dat het verzoek ten aanzien van het opnemen in een accommodatie en de daarmee eerdergenoemde samenhangende vormen van verplichte zorg, moet worden toegewezen. Betrokkene is nog niet lang met ontslag. Het lijkt nu goed met haar te gaan, maar zij is zeer psychosegevoelig en kan bij een veranderende Clozapine-spiegel binnen een dag ontregelen. Deze spiegel kan veranderen zonder dat betrokkene daar schuld aan heeft, zo kan het bijvoorbeeld worden veroorzaakt door griep of verkoudheid. Bij een ontregeling kan zij zeer agressief worden. In haar laatste psychose is ze dreigend en agressief geweest naar haar ex-partner en dreigend naar haar thuiswonende dochters. Ze zou daarnaast twee keer bijna uit het raam van haar huis op de vierde verdieping zijn gesprongen en is tijdens haar opname agressief geweest naar zorgpersoneel en medepatiënten. Wanneer tijdig wordt ingegrepen met medicatie en eventueel een kortdurende opname kan een langdurige ontregeling worden voorkomen. Onder deze omstandigheden, een nog maar pril herstel, zeer sterke psychosegevoeligheid, thuiswonende kinderen en grote agressiviteit bij een ontregeling, is de rechtbank van oordeel dat het juist in het belang van betrokkene en haar dochters is dat direct kan worden ingegrepen als dat nodig mocht zijn. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat opname alleen een uiterste middel kan zijn en dat deze en de andere vormen van verplichte zorg uitsluitend zullen worden toegepast als de ambulante behandeling het ernstig nadeel niet langer kan wegnemen. Daarmee voldoet de zorgmachtiging naar het oordeel van de rechtbank aan het uitgangspunt van de wet dat opname ultimum remedium moet zijn.
3.9.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsvrouw aangedragen alternatieven, te weten wijziging van de zorgmachtiging of het aanvragen van een crisismaatregel, niet als minder bezwarend zijn aan te merken. Zowel voor een crisismaatregel als voor het wijzigen van een zorgmachtiging is immers vereist dat al sprake is van een crisis- dan wel noodsituatie, terwijl de onderhavige zorgmachtiging deze nu juist beoogd te voorkomen.
3.10.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene. De rechtbank zal de verplichte zorg in de vorm van vocht en voeding niet toewijzen, omdat de psychiater heeft verklaard dat deze vorm van verplichte zorg niet noodzakelijk is.
3.11.
Ten aanzien van het zorgplan overweegt de rechtbank het volgende. In artikel 2:4 Wvggz is bepaald dat verplichte zorg, anders dan die in een accommodatie aan een betrokkene wordt verleend, uitsluitend de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 tweede lid onderdelen a tot en met h omvat, toegepast onder de bij die algemene maatregel van bestuur gestelde regels. Uit het aangepaste zorgplan blijkt dat betrokkene instemt met dit plan en dat het is opgesteld door zorgverantwoordelijke [naam 1] met betrokkenheid van ambulant verpleegkundige [naam 2] , waarmee het naar het oordeel van de rechtbank voldoende deugdelijk tot stand is gekomen. In het overgelegde zorgplan is opgenomen dat Mentrum kliniek ‘Eerste Constantijn Huygensstraat’ of ‘Jan Thomeepad’ kan worden belast met de klinische handeling en FACT Baarsjes, Bos en Lommer met de verplichte ambulante behandeling. Verder is opgenomen dat de kwaliteit van de verplichte zorg wordt bewaakt middels regelmatige evaluatie, intervisie en moreel beraad. Er zullen frequente contactmomenten door de casemanager met betrokkene en haar systeem plaatsvinden en minstens jaarlijks, op indicatie vaker, een consult door psychiater. Daarnaast zijn er regelmatig bloedspiegelcontroles. FACT zorg zal bij (dreigende) decompensatie worden geïntensiveerd. De rechtbank stelt met de raadsvrouw vast dat het aantal zorgverleners inderdaad niet expliciet in het zorgplan staat vermeld. De rechtbank is echter van oordeel dat wel is voldaan aan de bedoeling van de eisen zoals vermeld in artikel 2.2. eerste lid, onder a en b van het Besluit verplichte geestelijke gezondheidszorg Wvggz, nu voor betrokkene voldoende duidelijk is welke instantie op welke wijze toezicht uitoefent op de vormen van de aan haar te verlenen verplichte zorg.
3.12.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

4.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • toedienen van medicatie voor de duur van zes maanden;
  • het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening, voor de duur van zes maanden;
  • beperken van de bewegingsvrijheid voor de duur van zes maanden;
  • insluiten voor de duur van zes maanden;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene voor de duur van zes maanden;
  • opnemen in een accommodatie voor de duur van zes maanden;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 7 oktober 2020.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 6 april 2020 mondeling gegeven door mr. E.M. Devis, rechter, en in het openbaar uitgesproken, bijgestaan door S. Bien als griffier en op 17 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.