ECLI:NL:RBAMS:2020:2320

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 april 2020
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
C/13/628545 / HA ZA 17-483
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg distributieovereenkomst uitzendrechten en bewijslevering in civiele procedure

In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Amsterdam, gaat het om de uitleg van een distributieovereenkomst met betrekking tot uitzendrechten. De zaak betreft een geschil tussen de eiseressen, Ziggo B.V. en Ziggo Services B.V., en de gedaagden, FOX NETWORKS GROUP NETHERLANDS B.V. en EREDIVISIE MEDIA & MARKETING C.V. De rechtbank heeft op 15 april 2020 een eindvonnis gewezen na bewijslevering, waarbij de uitleg van de Netwerk-definitie in de Term Sheet centraal stond. De rechtbank oordeelde dat Ziggo gerechtigd is om de Sportkanalen aan te bieden aan klanten van Ziggo Services, nu deze laatste een dochtervennootschap van Ziggo is geworden. De rechtbank heeft daarbij de Haviltexmaatstaf gehanteerd en geconcludeerd dat de door EMM c.s. (de gedaagden) aangevoerde tegenbewijs niet overtuigend was. De rechtbank heeft de vorderingen van Ziggo c.s. toegewezen en de vorderingen in reconventie van EMM c.s. afgewezen. Tevens zijn er dwangsommen opgelegd aan FOX en EMM voor het niet nakomen van hun verplichtingen uit de overeenkomst. De proceskosten zijn toegewezen aan Ziggo c.s., die grotendeels in het gelijk zijn gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/628545 / HA ZA 17-483
Vonnis van 15 april 2020
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZIGGO B.V.,
gevestigd te Utrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZIGGO SERVICES B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. J.S. Kortmann te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FOX NETWORKS GROUP NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de commanditaire vennootschap
EREDIVISIE MEDIA & MARKETING C.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. A. van der Ploeg te 's-Gravenhage.
Eiseressen in conventie worden hierna opnieuw Ziggo, Ziggo Services en gezamenlijk Ziggo c.s. (in meervoud) genoemd en gedaagden in conventie FOX, EMM en gezamenlijk EMM c.s. (in meervoud). Gedefinieerde begrippen uit het tussenvonnis van 17 oktober 2018 hebben in dit vonnis dezelfde betekenis.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 oktober 2018 (hierna: het tussenvonnis),
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 15 mei 2019,
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 4 juli 2019,
  • de akte overlegging aanvullende productie van EMM c.s., met productie,
  • de akte overlegging nadere producties van Ziggo c.s., met producties,
  • de conclusie na enquête van EMM c.s.,
  • de conclusie na enquête van Ziggo c.s., met producties,
  • de akte uitlating producties van EMM c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

2.1.
Deze zaak draait om de vraag of Ziggo na het verstrijken van de looptijd van de UPC Distributieovereenkomst op 31 juli 2017 onder de Ziggo Distributieovereenkomst (gelet op de Netwerk-definitie in de Term Sheet) gerechtigd is de Sportkanalen aan te bieden aan de klanten van het voormalige UPC, thans Ziggo Services. Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van de uitleg van de Netwerk-definitie.
2.2.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat in de gegeven omstandigheden als uitgangspunt beslissend gewicht moet worden toegekend aan de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis van de Netwerk-definitie, inhoudende dat onder artikel 9 van de Term Sheet (alle) toekomstige dochterondernemingen vallen (zie overwegingen 4.4 en 4.5). Daarbij heeft de rechtbank twee andere dan taalkundige uitlegargumenten, te weten het argument inzake de kleine, regionale netwerken en het argument inzake de Merger-clausule, reeds verworpen (zie overwegingen 4.8 en 4.12). Een en ander zou betekenen dat, nu Ziggo Services inmiddels een dochtervennootschap is geworden van Ziggo, het netwerk van Ziggo Services valt onder netwerken in de zin van artikel 9 van de Term Sheet en dat Ziggo dus gerechtigd zou zijn om de Sportkanalen te distribueren naar consumenten die op het netwerk van Ziggo Services zijn aangesloten (zie overweging 4.5). EMM c.s. zijn toegelaten tot het leveren van tegenbewijs (zie overwegingen 4.12 en 5.1). EMM c.s. hebben immers gesteld dat [getuige 1] op de bijeenkomst van 25 juli 2013 met [getuige 2] heeft besproken dat de doorhaling van het begrip
sister companiesverband hield met een zorg die hij had over een mogelijke overname van Ziggo door Liberty Global en dat het onaannemelijk is dat het schrappen van
sister companiesgéén betekenis had.
2.3.
Na het in het tussenvonnis gegeven voorshandse uitlegoordeel en de daarop gevolgde bewijslevering, komt de rechtbank in dit vonnis tot een eindoordeel over de uitleg van het beding in de Term Sheet. Nog steeds heeft te gelden dat hierbij de Haviltexmaatstaf wordt gehanteerd.
2.4.
EMM c.s. hebben [getuige 2] en [getuige 1] als getuigen doen horen, en daarnaast voormalig [functie] bij Ziggo de heer [medewerker ziggo] (hierna: [medewerker ziggo] ) en de [functie] van EMM de heer [medewerker EMM] (hierna: [medewerker EMM] ). EMM c.s. hebben verder nog een aantal aanvullende producties overgelegd. Dit betreft correspondentie in de periode voorafgaand aan de totstandkoming van de Term Sheet op 25 juli 2013. Ook Ziggo c.s. hebben nog correspondentie uit deze periode overgelegd.
2.5.
Volgens EMM c.s. volgt uit de getuigenverhoren – en dan met name de verklaring van [getuige 2] zelf – dat [getuige 2] [getuige 1] zo moet hebben begrepen, dat [getuige 1] een aanpassing van de Netwerk-definitie wilde om te voorkomen dat Ziggo Services (het voormalige UPC) eronder zou komen te vallen als Liberty Global ook Ziggo zou overnemen, iets wat toen al voorzienbaar was. Bovendien blijkt volgens EMM c.s. uit de door Ziggo c.s. overgelegde nadere producties dat in de relevante bespreking tussen [getuige 2] en [getuige 1] op 25 juli 2013 wel degelijk wijzigingen op het eerder bereikte commerciële onderhandelingsresultaat mogelijk waren, anders dan door Ziggo c.s. telkens is bepleit en waarvan de rechtbank in (overwegingen 2.10 en 4.12 van) het tussenvonnis is uitgegaan.
2.6.
Ziggo c.s. bestrijdt het standpunt van EMM c.s. en betoogt dat de uitleg van EMM c.s. slechts wordt onderbouwd door de verklaring van [getuige 1] . Volgens Ziggo c.s. is dat onvoldoende. Ziggo c.s. voert hiertoe samengevat aan dat de verklaring van [getuige 1] niet consistent is met eerder afgelegde verklaringen, dat de verklaring over details niet juist is hetgeen afbreuk doet aan de kwaliteit van de herinnering van [getuige 1] en daarmee aan de bewijswaarde van de verklaring, en dat de verklaring niet coherent is met de rest van het dossier en de achtergrond van [getuige 1] als ervaren bedrijfsjurist.
2.7.
Tijdens het getuigenverhoor heeft [getuige 1] onder meer het volgende verklaard op vragen van de rechter-commissaris:
(...) U vraagt mij naar het schrappen van het begrip sister companies. Zoals ik zojuist al vertelde had ik een mark-up gemaakt. Daarin heb ik een aantal dingen weggestreept, waaronder dit begrip. [getuige 2] heeft mij tijdens de bespreking gevraagd wat ik daarmee bedoelde. Ik heb toen toegelicht dat ik de netwerkdefinitie te breed vond. Ik wist dat Liberty Global de moeder was van UPC en dat zij ook aasde om Ziggo over te nemen. Wij waren ook in onderhandeling voor het sluiten van een deal ten behoeve van UPC.
Wat ik aan [getuige 2] heb toegelicht is dat het een publieke geheim was dat Liberty Global ook Ziggo wilde overnemen en dat het niet zo kon zijn dat als Ziggo onder de groep van Liberty Global zou vallen, alle bedrijven onder die groep onder de netwerk-definitie zouden vallen.
[getuige 2] vond dat voorbarig, want er was nog geen sprake van een overname op dat moment. Wij hebben dat punt inzake de netwerk-definitie vervolgens geparkeerd en zijn verder gegaan. (...)
U vraagt mij of het geparkeerde punt weer is opgekomen. In mijn herinnering is dat niet gebeurd. Ik kan mij niet herinneren dat wij het hier nader over hebben gehad. (...)
2.8.
[getuige 2] heeft als getuige onder meer het volgende verklaard op vragen van de rechter-commissaris:
(...) U vraagt mij naar het punt van de sister companies. U moet het zo zien we zijn van boven naar beneden door de overeenkomst gegaan en toen kwamen we bij de bepalingen van het netwerk. Daarbij merk ik op dat [ [getuige 1] ] in zijn algemeenheid een beetje gefrustreerd was over het feit dat we niets meer inhoudelijks zouden kunnen wijzigen. (...) Hij had een gehele nieuwe overeenkomst willen zien. Het punt was dat er alleen maar gekeken zou worden of het allemaal klopte en of er geen mededingingsrechtelijke beperkingen waren. Het was overigens mijn rol ook niet om nog te onderhandelen.
(...)
Wat hij dus deed was een opmerking maken in de zin van dit klopt niet en dat klopt niet en daar keken wij vervolgens naar. Aan de orde kwam het aspect van zuster- en dochtermaatschappij en andere affiliates bedrijven. Dit punt was niet nieuw. Toen kwam aan de orde dat voor een affiliate dit ver weg van de concern was en vroeg [ [getuige 1] ] waarom dat er ook bij moest. Datzelfde aspect kwam ook bij het zusterbedrijf aan de orde. Wij zijn immers een groot bedrijf, op dat moment beursgenoteerd, en dat zou dus heel ver weg in de concern kunnen liggen. De verruiming in het artikel werd door het schrappen van die woorden niet aangetast en de strekking van het artikel werd daardoor niet beperkt of aangepast.
Wij hebben hierover niet lang gesproken dat door het schrappen de rest van de bepaling niet werd aangetast. Het ging veel meer over het argument dat het ver weg in de concern kon zijn. Ik begreep wel dat het moest gaan over een netwerk waarmee een directe relatie, contractueel of organisatorisch, bestond. Wij hebben het nauwelijks gehad over het schrappen andere elementen zou aantasten. Nogmaals ging het [over] de reden. Naar mijn idee heb ik mijn gedachtegang niet expliciet gedeeld. Anders dan de mededeling dat ik begrijp wat je zegt en het lijkt mij geen punt, of woorden in die strekking.
U vraagt mij hoe het vervolgens is verder gegaan. Wij zijn doorgegaan naar het volgende artikel en zo hebben we naar het eind toegewerkt tot er geen openstaande punten meer waren. Daarbij hadden we eindelijk een versie waarbij alle punten waren verwerkt en de tekst daarop was aangepast. Daarmee kwamen wij op een punt dat wij als juristen vonden dat dit het was. Vervolgens hebben wij contact opgenomen met onze commerciële mensen om verslag te doen.
(...)
Verder heeft hij onder meer het volgende verklaard op vragen van mr. Peters:
U houdt mij voor dat ik sprak over een verruiming van de netwerkdefinitie daarmee doelde ik op het stukje aan het eind. Het ging erom de situatie van een dochter of waar je de directie over voerde of waarvan je gebruik maakt op basis van een overeenkomst. Vroeger was het netwerk beperkter. Daarmee doel ik op de situatie voor de eeuwwisseling. Vervolgens is netwerk-definitie verruimd tot wat er nu staat. Met de verruiming bedoel ik een verruiming ten opzichte van de vorige overeenkomst. Daarmee bedoel ik de overeenkomst met de addenda. Van belang is om op te merken dat het voor ons niet hoefde om een overeenkomst te sluiten maar dat Fox dit wilde.
U vraagt mij of de verruiming in de Term Sheet staat. Wat daar in staat is op welke wijze het netwerk gebruikt kan worden, bijvoorbeeld TV everywhere en in and out of the home. Het is de commerciële wens om op die manier televisie aan te bieden en daarop is de netwerk-definitie vervolgens tot stand gekomen. (...) Het doel was om toekomstbestendige afspraken te maken zodat ook bijvoorbeeld de glasvezelsituatie eronder zou vallen. De definitie is gemoderniseerd. De crux hiervan was dat ook met andere netwerken eigen klanten konden worden bediend.
U vraagt mij of tijdens het gesprek met [getuige 1] is besproken dat Ziggo deze verruiming wenste. Nee, dat is volgens mij niet inhoudelijk aan de orde geweest. Het was een duidelijke aanpassing en de wens hoe wij onze diensten wilden aanbieden was voor Fox ook geen geheim. Zoals ik al eerder zei ging het in het gesprek over de sister en affiliate in de concernrelatie. Het is ook een onderwerp dat beide partijen wilden en dat geen issue was.
U houdt mij de verklaring van [getuige 1] voor zoals opgenomen in het proces-verbaal van de comparitie van 12 juli 2018. [getuige 1] stelt daar dat hij de daar benoemde zorg met mij heeft besproken. Dat is niet besproken. U vraagt mij of Liberty Global tijdens de bespreking is genoemd. Dat woord zal vast gevallen zijn. [getuige 1] noemde dat als voorbeeld in het kader van het gesprek over hoe groot de concernrelatie zou kunnen zijn. De zorg voor een overname door Liberty Global is niet besproken. (...)
2.9.
[medewerker ziggo] heeft onder meer het volgende verklaard op vragen van de rechter-commissaris:
(...)
U vraagt mij of de netwerkdefinitie in 2013 aan de orde is geweest. Tijdens de commerciële onderhandelingen is dit niet aan de orde geweest. (...)
U vraagt mij naar de bespreking van 25 juli 2013. Die afspraak was er om de Term Sheet tekenklaar te maken door de bedrijfsjuristen. Van belang is dat daarvoor [medewerker EMM] en Nijhoff elkaar hadden gesproken en dat zij de afspraak hadden gemaakt dat er geen inhoudelijke wijzigingen meer doorgevoerd zouden worden, daarmee bedoel ik geen significante materiele aanpassingen.
(...)
U vraagt mij of in deze fase de netwerkdefinitie ook niet aan de orde is geweest. Ik merk daarover op dat [getuige 2] de definitie had toegevoegd aan de Term Sheet. (...) Voor zover ik mij kan herinneren is daar de definitie erin gekomen. Daarbij was volgens mij van belang dat Ziggo ook op andere manieren haar content verspreidde dus bijvoorbeeld ook via internet, pc en mobiel en andere devices. Ik dacht dat de definitie daarop iets is aangepast ten behoeve van dit gewijzigde gebruik. Ik herinner me dat zo ongeveer. (...)
Ik kan mij niet herinneren dat de reden voor het opnemen va de netwerkdefinitie die ik zojuist noemde is besproken met FOX/EMM, in de commerciële fase.
(...)
[getuige 2] heeft mij gebeld na de lunch (...). Hij heeft mij toen een update gegeven van wat de status op dat moment was. (...) [ [getuige 2] ] gaf aan dat het voorstel van de Fox jurist was om de netwerkdefinitie aan te passen en sister companies te schrappen. Ik heb hem toen gevraagd: hindert dit ons als wij overnames doen of netwerken toevoegen. Hij bevestigde dat de netwerkdefinitie voldoende ruim was om in dit soort situaties te voorzien.
(...)
U vraag mij of [getuige 2] mij nog verteld heeft of de Fox jurist heeft verteld over de reden van het schrappen van het begrip ‘sister companies’. Nee.
2.10.
[medewerker EMM] heeft onder meer het volgende verklaard op vragen van de rechter-commissaris:
(...) In de commerciële onderhandelingen is de netwerkdefinitie niet aan de orde gekomen. Ik heb het daar met niemand van Ziggo over gehad. (...)
Ik kan mij niet herinneren of ik de netwerkdefinitie wel met [getuige 1] heb besproken. Ik weet wel dat hij opmerkingen had. (...) Zoals ik al zei had [getuige 1] opmerkingen en heb ik het aan hem overgelaten om die punten tijdens de bespreking [van 25 juli 2013 tussen [getuige 2] en [getuige 1] ; de rechtbank] aan te kaarten.
(...)
Verder heeft hij onder meer het volgende verklaard op vragen van mr. Kortmann:
U vraagt mij of de netwerkdefinitie tijdens deze calls [interne calls voorafgaand aan 25 juli 2013; de rechtbank] aan de orde is geweest. Dat weet ik niet. Voor zover u daarmee doelt op de technische beschrijving zal dat niet zo zijn. De discussie over zustervennootschappen hebben wij wel over gesproken. Dat zag er volgens mij op hoe breed de afspraken zouden zijn en [getuige 1] adviseerde daarover andere of aanvullende afspraken te maken.
(...)
2.11.
Naar het oordeel van de rechtbank is EMM c.s. gegeven deze getuigenverklaringen en in het licht van het overige bewijsmateriaal niet geslaagd in het leveren van het tegenbewijs. Daartoe is redengevend dat de stelling van EMM c.s. feitelijk slechts wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 1] . Daartegenover staat de verklaring van [getuige 2] waarin de door [getuige 1] geschetste gang van zaken wordt weersproken. Ook in de verklaringen van [medewerker ziggo] en [medewerker EMM] kan geen steun worden gevonden dat een en ander is gegaan zoals [getuige 1] heeft verklaard. Dat betekent dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de door EMM c.s. gewenste wijziging van het netwerkbegrip daadwerkelijk kenbaar is gemaakt aan Ziggo, om zo tot een ontzenuwing van de voorshands aangenomen taalkundige uitleg te kunnen komen. Daarbij geldt dat, voor zover de beoogde wijziging wel kenbaar zou zijn gemaakt zoals [getuige 1] heeft verklaard, uit de verklaring van [getuige 1] niet blijkt dat [getuige 2] daadwerkelijk heeft ingestemd met de voorgestelde wijziging van het netwerkbegrip. [getuige 1] heeft immers verklaard dat [getuige 2] zijn zorg voorbarig vond en dat het door [getuige 1] opgeworpen punt vervolgens is geparkeerd en dat hij zich niet kan herinneren dat hierover daarna nog is gesproken. Onvoldoende duidelijk is geworden hoe EMM c.s. vervolgens hieruit mocht afleiden dat sprake was van overeenstemming over de door EMM c.s. gestelde wijziging van het netwerkbegrip, hetgeen immers – zoals in het tussenvonnis al is overwogen – een significante beperking van de ruime Netwerk-definitie zou inhouden. Onder deze omstandigheden mocht [getuige 1] – een ervaren bedrijfsjurist – er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat het netwerkbegrip met het eerdere schrappen van de woorden
sister companiesde betekenis zou krijgen zoals hij die voorstond.
2.12.
De omstandigheid dat volgens EMM c.s. uit de overgelegde e-mails blijkt dat er tijdens de bijeenkomst van de bedrijfsjuristen nog wel onderhandeld kon worden, doet aan het voorgaande niet af. Van een daadwerkelijke onderhandeling tijdens de bijeenkomst op 25 juli 2013 of in de daaraan voorafgaande periode (door partijen ook wel aangeduid als de commerciële fase) over de thans in geschil zijnde betekenis van de Netwerkdefinitie, is immers – bij gebreke van een nadere onderbouwing naast de verklaring van [getuige 1] – onvoldoende gebleken, laat staan van een expliciete of een uit de omstandigheden af te leiden stilzwijgende instemming volgend op die onderhandeling.
2.13.
Het voorgaande betekent dat EMM c.s. niet geslaagd zijn in het leveren van het tegenbewijs. Dat brengt mee dat de vorderingen in conventie in beginsel toewijsbaar zijn, met inachtneming van hetgeen hierna wordt overwogen, en dat de vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen.
2.14.
De formulering van de gevorderde verklaring voor recht is niet afzonderlijk betwist en zal dienovereenkomstig worden toegewezen. Datzelfde geldt voor de gevorderde geboden. Ook de gevorderde dwangsommen zullen, bij gebreke van een betwisting daartoe, worden toegewezen, maar zullen wel worden gematigd en gemaximeerd op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld.
2.15.
Ziggo c.s. spreken zowel EMM als FOX aan. EMM c.s. hebben aangevoerd dat FOX niet veroordeeld kan worden omdat alleen EMM de licentie heeft om de Sportkanalen te distribueren. Dit betoog gaat echter niet op. FOX is immers partij bij de Term Sheet en daarmee ook als partij tot de Ziggo Distributieovereenkomst toegetreden. Uit dien hoofde is FOX gehouden tot nakoming daarvan.
2.16.
EMM c.s. zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie en in reconventie worden veroordeeld.
2.17.
Ziggo c.s. hebben de rechtbank verzocht terug te komen van de in het tussenvonnis genomen beslissing dat een eventuele proceskostenveroordeling overeenkomstig het gebruikelijke liquidatietarief zal worden vastgesteld. Zij hebben daartoe aangevoerd dat EMM c.s. hun waarheidsplicht herhaaldelijk hebben geschonden. Volgens Ziggo c.s. is sprake van procederen op grond van achtergehouden en gemanipuleerd bewijsmateriaal, hetgeen misbruik van procesrecht oplevert. Daarnaast zijn partijen op grond van artikel 14 van de Ziggo Distributieovereenkomst bij wanprestatie verplicht tot vergoeding van alle juridische kosten. De daadwerkelijke juridische kosten bedragen € 992.173,65 exclusief btw.
2.18.
EMM c.s. betwisten dat zij in strijd met de waarheidsplicht hebben gehandeld of misbruik van procesrecht hebben gemaakt.
2.19.
Een dergelijke vordering, zoals deze nu na het tussenvonnis is onderbouwd, komt slechts voor toewijzing in aanmerking indien de aangesproken partij misbruik van procesrecht heeft gemaakt of onrechtmatig heeft gehandeld door een procedure aan te vangen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als een partij zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede wordt gewaarborgd door artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (Hoge Raad 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3516 en Hoge Raad 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828).
2.20.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dus dat een vordering tot vergoeding van daadwerkelijke proceskosten slechts in uitzonderlijke, evidente gevallen toewijsbaar is en dat aan de onderbouwing van de vordering hoge eisen moeten worden gesteld. In dat licht schiet de onderbouwing van Ziggo c.s. tekort. Op zich hebben Ziggo c.s. terecht erop gewezen dat EMM c.s. niet direct alle e-mails in een bepaalde e-mailketen hebben overgelegd. Dat is echter onvoldoende om schending van de waarheidsplicht of misbruik van procesrecht aan te kunnen nemen. Het is ook niet zo, dat door het alsnog overleggen van de ontbrekende e-mails de zaak in een ander daglicht is komen te staan. In zoverre kan niet gezegd worden dat Ziggo c.s. door de handelwijze van EMM c.s. in haar belangen is geschaad. Dat de stellingen van EMM c.s. over “kleine, regionale netwerken” – zoals Ziggo c.s. stellen – oneigenlijk zijn, kan gegeven de betwisting van EMM c.s. dienaangaande, evenmin met voldoende zekerheid worden vastgesteld.
2.21.
In de stellingen van Ziggo c.s. ziet de rechtbank evenmin aanleiding om terug te komen van de in het tussenvonnis genomen bindende eindbeslissing waarbij een vergoeding van de daadwerkelijke proceskosten op grond van een contractuele verplichting is afgewezen. Dat op dit punt sprake is van een beslissing die berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag hetgeen tot een heroverweging kan leiden, is onvoldoende gebleken.
2.22.
Dat betekent dat slechts de forfaitaire proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen
2.23.
De kosten aan de zijde van Ziggo c.s. in conventie worden, rekening houdend met hetgeen wordt toegewezen, begroot op:
- dagvaarding € 90,00
- griffierecht 3.894,00
- salaris advocaat
2.443,50(4,5 punten × tarief € 543,00)
Totaal € 6.427,50
2.24.
De kosten aan de zijde van Ziggo c.s. in reconventie worden begroot op € 1.221,75 (4,5 punten salaris advocaat × factor 0,5 × tarief € 543,00).
2.25.
Daarnaast zullen EMM c.s. in conventie en in reconventie worden veroordeeld in de nakosten, op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld.
2.26.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en nakosten is toewijsbaar op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
verklaart voor recht dat de Ziggo Distributieovereenkomst er niet aan in de weg staat dat Ziggo de contracten van de klanten van Ziggo Services met betrekking tot de Sportkanalen over mag nemen en deze klanten die zijn aangesloten op het netwerk van Ziggo Services mag bedienen onder de Ziggo Distributieovereenkomst zodra Ziggo Services een dochtervennootschap is geworden van Ziggo en/of Ziggo het netwerk van Ziggo Services beheert en/of Ziggo B.V. het netwerk van Ziggo Services gebruik maakt op basis van een daartoe strekkende overeenkomst,
3.2.
gebiedt FOX tot onverkorte nakoming van de op grond van artikel 3.3. van de EDL Overeenkomst op haar rustende verplichting tot aanlevering van de signalen voor de Sportkanalen aan Ziggo gedurende de gehele looptijd van de Ziggo Distributieovereenkomst (te weten tot minimaal 31 juli 2020),
3.3.
veroordeelt FOX om aan Ziggo een dwangsom te betalen van € 250.000,00 per overtreding op het hiervoor onder 3.2 vermelde gebod, vermeerderd met een bedrag van € 250.000,00 voor iedere dag of deel daarvan dat de overtreding voortduurt, tot een maximum van in totaal € 10.000.000,00 is bereikt,
3.4.
gebiedt EMM tot onverkorte nakoming van de op grond van artikel 3.3. van de EDL Overeenkomst op haar rustende verplichting tot aanlevering van de signalen voor de Sportkanalen aan Ziggo gedurende de gehele looptijd van de Ziggo Distributieovereenkomst (te weten tot minimaal 31 juli 2020),
3.5.
veroordeelt EMM om aan Ziggo een dwangsom te betalen van € 250.000,00 per overtreding op het hiervoor onder 3.4 vermelde gebod, vermeerderd met een bedrag van € 250.000,00 voor iedere dag of deel daarvan dat de overtreding voortduurt, tot een maximum van in totaal € 10.000.000,00 is bereikt,
3.6.
veroordeelt EMM c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Ziggo c.s. tot op heden begroot op € 6.427,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.7.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de onder 3.2 tot en met 3.6 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.9.
wijst de vorderingen af,
3.10.
veroordeelt EMM c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Ziggo c.s. tot op heden begroot op € 1.221,75, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.11.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie en in reconventie
3.12.
veroordeelt EMM c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 246,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat EMM c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.13.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordeling onder 3.12 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bakker, mr. B.T. Beuving en mr. M.C.H. Broesterhuizen en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2020. Dit vonnis is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de jongste rechter. [1]

Voetnoten

1.type: CB